Madoc. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |||||||
Ludo Jongen & Joost Jonkman
| |||||||
[pagina 90]
| |||||||
Afb. 1 Edward Burne-Jones, detail uit Arthur in Avalon (1881-1898), (Puerto Rico, Museo de Arte de Ponce).
den de Arthurliteratuur eerst nog daadwerkelijk gesponsord: zowel Wace als Chrétien de Troyes hebben in opdracht van dit vorstenpaar Arthurteksten in het Frans (dus niet in het Latijn) op schrift gesteld. Wace bewerkte Geoffreys Historia regum Britanniae tot de Roman de Brut waarin voor het eerst melding wordt gemaakt van de Ronde Tafel.Ga naar eindnoot3. De meesterromancier Chrétien de Troyes heeft naar alle waarschijnlijkheid zijn eerste roman Cligès ook voor hen vervaardigd.Ga naar eindnoot4. | |||||||
Een spectaculaire vondstHendrik II begon zich echter steeds onbehaaglijker te voelen bij de hardnekkige geruchten over de terugkeer van de beroemde koning Arthur. Dat men in Wales, Cornwall en Schotland verhalen vertelde over deze beroemde voorganger was te pruimen, maar die geruchten over een terugkeer van Arthur moesten voor eens en altijd worden weerlegd, want die wakkerden het verzet tegen de rechtmatige landsheren alleen maar aan. Nog vóór zijn overlijden op 6 juli 1189 zou de doodzieke koning van Engeland opdracht hebben gegeven om in Glastonbury de stoffelijke resten van koning Arthur op te graven. Pas aan het begin van de winter van 1191 was het zover. Ten zui- | |||||||
[pagina 91]
| |||||||
den van de kerk verrees een bouwtent tussen twee piramide-achtige stenen. Op een diepte van ruim twee meter troffen de werklui een stenen zerk aan met een loden kruis met de inscriptie: HIC IACET SEPULTUS INCLITUS REX ARTURIUS CUM WENNEVERIA UXORE SUA SECUNDA IN INSULA AVALONIAGa naar eindnoot5. Daaronder, niet in een kist maar in een uitgeholde eik, trof men enkele botten aan en een streng blond haar die onmiddellijk tot stof verging zodra een onbeschaamde monnik er met zijn vingers aan zat. Nu stond onomstotelijk vast dat koning Arthur dood en begraven was. Vervolgens werden de stoffelijke overschotten plechtig opnieuw ter aarde besteld voor het hoofdaltaar. Over deze spectaculaire vondst zijn we vrij gedetailleerd ingelicht dankzij Gerald van Wales (1147-1223). Nu geloofde deze uit Wales afkomstige geestelijke geen snars van de verhalen die zijn landgenoten over Arthur te berde brachten. In zijn Itinerarium Cambriae (Reis door Wales; circa 1188) steekt hij zijn afkeuring voor Geoffreys Historia regum Britanniae niet onder stoelen of banken. Volgens Gerald zitten er vele duivels op de lessenaar van kopiisten die deze tekst overpennen, omdat er zoveel onzin staat.Ga naar eindnoot6. In zijn De principis instructione (Les voor de vorst; circa 1193) beschrijft hij uitvoerig wat er in Glastonbury had plaatsgevonden: Het lichaam van Arthur is tijdens ons eigen leven ontdekt in Glastonbury, hoewel de legendes ons altijd hadden aangemoedigd te geloven dat er iets bovennatuurlijks aan zijn overlijden was geweest, dat hij de dood had tegengehouden en dat hij weggetoverd was naar een afgelegen plaats. Het lichaam was diep onder de grond verborgen in een uitgeholde eikenstam, tussen twee piramides die lang geleden op het kerkhof waren opgericht. Ze droegen het lichaam met alle mogelijke eer de kerk in en gaven het daar een behoorlijke begrafenis in een marmeren tombe. Deze was versierd met de meest ongewone tekens die eigenlijk bijna wonderlijk waren. Onder de tombe, en niet erbovenop zoals tegenwoordig gebruikelijk is, lag een stenen plaat met een loden kruis vastgemaakt aan de onderkant.Ga naar eindnoot7. Nadat Gerald - om zijn beweringen kracht bij te zetten - heeft gemeld dat hij dit kruis met eigen ogen heeft gezien en de - hierboven reeds geciteerde - kruisinscriptie heeft gegeven, gaat hij verder met de beschrijving van de stoffelijke resten van koningin Guinevere. Daarop volgen de reden waarom men in Glastonbury is gaan graven en een uitleg van de naam Glastonbury. Tot besluit geeft Gerald enkele details over de botten van Arthur: Je moet ook weten dat de gevonden botten van Arthurs lichaam zo groot waren dat de woorden van de dichter [Vergilius] daardoor vervuld leken: ‘Alle mannen zullen verbaasd staan over het formaat van de botten die ze hebben opgegraven.’ [Georgica i, 497] De abt liet me een scheenbeen zien. Hij hield het rechtop [op de grond] langs het been van de langste man die hij kon vinden, en kwam tot wel acht centimeter boven de knie van die man. De schedel was zo groot en ruim dat het een | |||||||
[pagina 92]
| |||||||
wonder van de natuur leek, want de afstand tussen de wenkbrauwen en de oogholtes was zo breed als de handpalm van een man. Er waren wel tien of meer wonden zichtbaar, maar ze waren op één na allemaal genezen. Deze was groter dan de andere, en had een enorm gat veroorzaakt. Kennelijk was dit de wond die de dood van Arthur had veroorzaakt.Ga naar eindnoot8. | |||||||
Een reusachtige heldHelaas hebben we niet meer gegevens over het postmortaal onderzoek van Arthur. Maar dankzij de oplettendheid van de abt kunnen we wel iets over Arthurs proporties zeggen. Als Arthurs tibia (scheenbeen) op de grond geplaatst werd, reikte die tibia acht centimeter tot boven de knie van de langste man. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat bij een levend mens de tibia niet op de grond staat, maar minstens 5 centimeter daar boven, namelijk op het enkelgewricht, én dat de tibia tenminste 8 centimeter onder de bovenkant van de knieschijf eindigt. De totale lengte van Arthurs onderbeen was dus zo'n 21 centimeter langer dan dat van de langste man die men kon vinden. Omdat de ongewone lengtegroei (zoals ook uit de afmetingen van de schedel blijkt) zich niet tot de onderbenen beperkt zal hebben, kunnen we stellen dat Arthur niet alleen maar groot was, maar dat hier sprake was van reusgroei in letterlijke zin. Dat Arthur een reus was, kwam de schrijvers van de vele Arthurverhalen prima uit. Immers vele andere helden zouden erg groot geweest zijn. Om enkele voorbeelden uit vele te noemen: de Israëlieten werden geconfronteerd met reuzen die een deel van het door hen begeerde land Kanaän bewoonden (Numeri 13,33); Odysseus kreeg het aan de stok met een cycloop, maar was kennelijk niet verbaasd dat er reuzen bestonden. Achilles en Ajax waren evenmin onderdeurtjes, Brutus versloeg bij aankomst in Albion (=Brittannië) een aantal reuzen, en keizer Karel was niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk een ‘Grote’.Ga naar eindnoot9. Vooral vanwege laatstgenoemde was het postuur van Arthur belangrijk. Arthur moest namelijk - zij het postuum - concurreren met Karel als roemruchte vader van een nageslacht op zoek naar zijn wortels. In tegenstelling tot dwergen, die bijna altijd kwaadaardig zijn, kunnen reuzen óf uiterst vriendelijk óf zeer malicieus zijn. Zelfs Nederland kent naast historische ‘grote mannen’ een enkel voorbeeld van een semi-historische strijdlustige reus die letterlijk ten tonele gevoerd werd.Ga naar eindnoot10. Joost van den Vondel verwijst in zijn Gysbreght van Aemstel naar een zekere Klaas van Kyten:
Maer Diedrick stijf van kop, die nimmer luistren wil
Na reden, noch bescheid, en 't veld behoud met kryten,
Werd trotzer, overmits de lange Klaes van Kyten,
De Sparewouwer reus, zoo onbeschoft als groot,
In alles wat hy dreef hem hulp en bystand bood,
En Egmond met zijn klock, en grove stem vervaerde,
En dreef hem met een vuist, dat hy een wijl ter aerde
In zwijm lagh en voor dood.Ga naar eindnoot11.
Maar de koppige Diederik [van Haarlem] die nooit wil luisteren naar rede en verstandige woorden en het slagveld behield met schreeuwen, werd nog arroganter aangezien Klaes van Kyten, de reus uit Spaarnwoude, die net zo ruw en woest als groot was, hem in alles wat hij deed, hulp en bijstand bood en Egmond met zijn | |||||||
[pagina 93]
| |||||||
Klaes van Kyten - die leefde rond 1300 - was een buitengewoon lange boer uit Spaarnwoude (bij Haarlem): hij zou maar liefst 2,65 meter groot geweest zijn; zijn spanwijdte stond aangegeven op het kerkje van Spaarnwoude. Hij had een aantal graafgezinde edelen, onder wie Egmond, ook al naar Engeland vergezeld.Ga naar eindnoot12. Men zou Vondel kunnen vergelijken met Geoffrey van Monmouth: beiden verhalen over een strijd die eeuwen voor hun schrijven zou hebben plaatsgevonden, maar die in werkelijkheid nooit is uitgevochten. Beiden voeren ter verhoging van het realiteitsgehalte personen op die wel bestaan hebben of zouden hebben kunnen bestaan. | |||||||
[pagina 94]
| |||||||
Niet verwonderlijk is dat men in Spaarnwoude weinig weet had van de hoofse manieren. Net als in andere landen zijn ook in Nederland de semi-legendarische verhalen niet consistent. Zo meldt Ludolf Smids over dezelfde Klaas dat hij geen vechter noch smyter [was], soo dat het u sal gelieven die fraaye besschryvinge van deese Klaas by Vondel, voor dichtkonstigh schilderytjen alleenlijk aan te nemen.Ga naar eindnoot13. | |||||||
Een groeistoornis
Afb. 3 William Camdens tekening van het loden kruis uit Arthurs graf (1607), uit: The Arthurian Legends. An Illustrated Anthology, ed. R. Barber (Woodbridge 1979) p. 29.
Afgaande op de botten moet Arthur dus een reus geweest zijn. Wat weten we meer van hem? Dat zijn schedel buitengewoon groot was en dat met name de plaatsen waar zijn wenkbrauwen gezeten hadden extreem sterk naar voren staken. Deze combinatie van lange ledematen en een te grote schedel doet ons aan slechts één specifieke groeistoornis denken, namelijk aan de acromegalie. Wat is acromegalie?Ga naar eindnoot14. Het is een ziektebeeld veroorzaakt door overmatige productie van groeihormoon in het voorste deel van de hypofyse (een hormonen producerende klier aan de schedelbasis), meestal door een - op zichzelf niet kwaadaardige - tumor van de hormoonproducerende cellen. Hoewel het ziektebeeld eerder bekend was, is de klassieke beschrijving van de acromegalie van de hand van Pierre Marie (1853-1940), één van de groep befaamde Franse neurologen uit de tweede helft van de negentiende en begin twintigste eeuw, die de grondleggers zijn geweest van de moderne neurologie. Marie werkte en doceerde aan het beroemde Salpêtrière en werkte samen (of lag overhoop) met andere beroemdheden in zijn vak. Hij legde als eerste het verband tussen de klinische en anatomische bevindingen, dus tussen de abnormale skeletgroei en de tumorvorming in de hypofysevoorkwab.Ga naar eindnoot15. Het effect van overmatig groeihormoon laat zich raden: als de lange pijpbeenderen nog een functionerende groeischijf hebben (tot het eind van de puberteit) krijgen we reusgroei. Als de ziekte na de puberteit ontstaat kunnen echter alleen de acra nog groeien, dat wil zeggen de uiteinden van het menselijk lichaam, te weten de ledematen en de schedel: het gelaat wordt grover, neus en kaak | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
Afb. 4 Een geval van acromegalie zoals afgebeeld in het artikel van Pierre Marie (zie noot 15).
groeien uit, voorhoofd en wenkbrauwen komen naar voren, handen en voeten worden zeer groot. Dikwijls heeft de patiënt als eerste klacht dat ringen niet meer aan of af kunnen. Ontstaat het beeld vóór het einde van de puberteit maar gaat de secretie of afscheiding van het groeihormoon door, dan zien wij een combinatie van reusgroei en acromegalie. Kortom, deze mensen hebben een grote lengte, een vreesaanjagend gelaat en wanstaltig grote handen en voeten. De acromegaal heeft echter bijkomende problemen. Meestal is er een spierzwakte en hartzwakte die leiden tot verminderde kracht en algemene vermoeidheid. Het libido is verminderd en vaak is sprake van impotentie. Zonder therapie is de levensverwachting aanzienlijk bekort. De therapie bestaat uit het operatief verwijderen van het abnormaal functionerend deel van de hypofyse. Geen sinecure: de hypofyse bevindt zich immers onder de hersenen precies centraal in de schedel. Soms wordt ook bestraling toegepast. Ook na therapie gaan de verschijnselen niet terug, maar er treedt dan geen verdere progressie op. Past het ziektebeeld van de acromegalie ook anderszins bij Arthur? Dat lijkt wel zo te zijn. In de eerste plaats is beschreven dat hij vóór de dodelijke houw al tien andere verwondingen aan zijn schedel had opgelopen. Dat deze niet dodelijk waren, is mis- | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
schien te verklaren uit de grootte en sterkte van de acromegale schedel. Belangrijker is echter Arthurs levenspatroon. Generaties mediëvisten hebben zich erover verwonderd dat deze ‘held’ bijzonder passief is, althans in de zogenaamde episodische of niet-historische romans die geschreven werden in het ‘kielzog’ van de romans van Chrétien de Troyes.Ga naar eindnoot16. In de meeste verhalen doet Arthur namelijk helemaal niets: hij geeft een feest aan het begin en aan het eind van het verhaal, maar laat het vechten tegen kwaadaardige ridders, draken en reuzen aan de Ronde-Tafelaars over. Een enkele hertenjacht is al veel activiteit voor Arthur en zelfs dan laat hij het doden van het hert soms nog aan anderen over.Ga naar eindnoot17. Dit passieve gedrag laat zich goed inpassen in het ziektebeeld. De acromegale reus met zijn vreesaanjagend hoofd en de kolossale handen die een grote kracht suggereren is, geheel tegen de verwachting in, meestal moe en heeft een gering uithoudingsvermogen. Arthur heeft dus geen keus dan op zijn stoel te blijven en iedereen denkt ‘als hij los komt, is hij de sterkste van allemaal’. Dat wordt echter nooit ofte nimmer uitgeprobeerd. In één van de weinige gevechten die Arthur wel moet voeren, te weten de slag bij Camlan, wordt hij dan ook prompt doodgeslagen. En dat past eigenlijk weer niet zo goed bij een klassieke held. Dan is er de wonderlijke liaison van Lancelot met Guinevere. Die liefdesrelatie gaat maar door in vele verhalen en meestal doet Arthur er niets aan. Arme Arthur: de meeste acromegalen zijn impotent omdat de hypofyse ook de geslachtshormonen regelt. Misschien moest hij wel omwille van de huiselijke vrede toestaan dat Guinevere er een minnaar op na hield. Dat klopt ook met het feit dat we vrijwel nooit iets horen over kinderen van Arthur.Ga naar eindnoot18. Na zijn dood zou een neef op de troon komen.Ga naar eindnoot19.
Afb. 5 De plaats in het koor van de abdij van Glastonbury waar de in 1191 opgegraven lichamen van koning Arthur en koningin Guinevere in 1278 werden herbegraven (foto Greet Kettenis).
| |||||||
[pagina 97]
| |||||||
Samenvattend levert deze ‘reconstructie’ ons het volgende op:
Dat Arthur echter hoogstwaarschijnlijk nooit bestaan heeft, relativeert deze conclusies wel enigszins.Ga naar eindnoot20. |
|