Madoc. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Fabiola van Dam
| |
Wat is een bad?Die andere associaties kom je op het spoor met de vraag ‘Wat maakt een bad nu precies tot een bad?’ Het meest neutrale antwoord daarop is: een bad is iedere situatie waarin er sprake is van de aanwezigheid van een of ander bassin, van een of andere vloeistof en van een voorwerp dat daarin wordt ondergedompeld. Voor een onderzoek naar de badcultuur is het dan voor de hand liggend, dat ‘voorwerp’ nader af te bakenen tot ‘een menselijk lichaam’. Als je met deze definitie van een bad de primaire bronnen benadert, blijkt er een heel breed en gevarieerd scala aan ‘badscènes’ te vinden te zijn, waarin een verbinding met ‘wellust’ en prostitutie nu niet direct voor de hand ligt. Zo zijn er vele geboortescènes waarop we het eerste badje te zien krijgen van Maria, van het Jezuskind, van Johannes de Doper, of van Jacob en Esau. En dan zijn er natuurlijk de doopscènes, die in de Jordaan, maar ook die van heidense koningen die met volk en al overgaan tot het christendom via een doop in een bassin of in een gewone houten badkuip. Ook in taferelen van (zelf)moord en doodslag en verraad is de badkuip plaats van handeling. We komen beelden tegen van baden in bloed, in tranen, in rouw en in angstzweet. Maar ook van baden in liefde, van fonteinen des levens en fonteinen der jeugd, van baden ter herstel of bevordering van de gezondheid, van metamorfosen door een bad en van welkomstscènes waar de gast volgens de hoofse etiquette een bad bereid wordt door de dochter des huizes. De baders lijken wel de gehele middeleeuwse samenleving te vertegenwoordigen: God, de Heilige Maagd en de duivel en zijn trawanten, heiligen, zondaars en boetelingen, rijk en arm, de clerus en het gewone volk, mannen, vrouwen en kinderen. | |
[pagina 76]
| |
Een mentaal beeldarchiefSamenlevingen, en dus ook de middeleeuwse samenleving, beschikken over een mentaal beeld- en betekenisarchief, een mentale iconografie, waarin allerlei beelden en ervaringen die ontleend zijn aan het concrete, dagelijkse leven gebruikt worden om dingen te verduidelijken, te onderbouwen, van commentaar of kritiek te voorzien, die anders niet zo eenvoudig verwoord of verbeeld zouden kunnen worden. Die verbeelding komt tot stand door op een associërende manier te zoeken naar overeenkomsten tussen concrete ervaringen uit de cultuur en allerlei abstracte noties. Het resultaat van die associaties vinden we terug in de vorm van metaforen in tekst en beeld, in dans, ritueel, gewoonten en gebruiken. Metaforen helpen op die manier om aan ‘onzichtbare’ dingen vorm en inhoud te geven en ze zo communicabel te maken.Ga naar eindnoot2 Daarmee vormen metaforen een belangrijke primaire bron voor informatie over het dagelijks leven en over dingen die men kennelijk belangrijk genoeg vindt om er met elkaar over te communiceren. Die constatering roept vragen op naar dat middeleeuwse en vroegmoderne geheel van beelden en betekenissen waarin het bad een thema is. Zo kun je je afvragen welke aspecten van het bad en het baden er in tekst en beeld worden gebruikt en met welke abstracte noties de associatieve verbindingen tot stand komen. Hoe worden de metaforen die uit deze associaties ontstaan concreet gemaakt in taal en beeld en in welke situaties worden ze toegepast? Wie gebruikt ze, wanneer, voor wie en met welk doel? En dan de meest intrigerende, maar ook moeilijkst te beantwoorden vraag: waarom is dat ‘bad’ voor de middeleeuwse en vroegmoderne samenleving zo bruikbaar geweest als instrument om allerlei abstracte denkbeelden en noties over te brengen? In onze eenentwintigste-eeuwse cultuur wordt het bad nauwelijks nog gebruikt om allerlei opvattingen en ideeën te ‘verbeelden’. Het is bijna onmogelijk om zegswijzen, afbeeldingen, teksten, grappen en toespelingen, wijze lessen en waarschuwingen te vinden, waarin dingen uit onze badcultuur gebruikt worden om een of ander argument te onderbouwen of een mening te ventileren. Erg veel verder als ‘het kind met het badwater weggooien’ of ‘het lijkt hier wel een sauna’ komen we niet. Maar het is veel minder moeilijk om voorbeelden te vinden die ontleend zijn aan bijvoorbeeld elektronica en digitalisering. We zien ons zenuwstelsel als een ‘bedradingsysteem’, ons geheugen is een ‘harde schijf’, ‘inpluggen’ is ergens contact mee leggen, en ‘de stekker uit het stopcontact trekken’ gebruiken we als metafoor voor ‘sterven’. En zo lastig als het voor ons is om ons dagelijkse bad te associëren met de hel, met lijden en boete, zoals Hans Sachs dat bijvoorbeeld doet in Das Höllenbad, zo zou een middeleeuwer zich geen raad weten met metaforen die elementen van een elektronisch systeem gebruiken om dingen over het functioneren van het lichaam duidelijk maken.Ga naar eindnoot3 | |
AssociatiesOm de logica van die associaties te kunnen volgen, moeten we ons eerst een beeld vormen van de middeleeuwse badcultuur en in het bijzonder van de opvattingen over de werking van het bad en van de concrete praktijk van het baden. Een goede manier om dat te bereiken is een kleine excursie te maken naar de wereld van het openbare badhuis. Uit documentaire en archeologische bronnen wordt duidelijk, dat het openbare badhuis in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd een algemene publieke voorziening is, die misschien het best te vergelijken is met een hedendaags wijkgezondheids- | |
[pagina 77]
| |
Afb. 1 Interieur van het badhuis in Wangen i. A, Baden-Württemberg, Badstubengässle 1. De badruimte gezien vanuit het Westen. Uit: Birgit Tuchen, Öffentliche Badhäuser in Deutschland und der Schweiz im Mittelalter und der frühen Neuzeit (Petersberg 2003) 290.
centrum, geconcentreerd rondom een ruimte waarin zich een ‘sauna’ bevindt. Deze ‘sauna’ wordt verwarmd door een aangrenzende grote oven.Ga naar eindnoot4 Badhuizen zijn doorgaans eenvoudige, niet al te grote gebouwen, waarvan de exploitatie door de overheid aan een badbaas in pacht wordt uitgegeven. Binnen bevinden zich, naast de ovenruimte en de aanpalende badruimte zelf, nog kleedkamers, een ruimte voor de warmwaterketel, een ruimte voor medische handelingen en dikwijls nog een kamer die bestemd is om na het bad te rusten. De laaggewelfde ‘saunaruimte’ zelf neemt dus maar een deel van het gebouw in beslag. De badhuizen staan onder toezicht van de lokale overheden, die bepalen wat de toegangsprijs is, wanneer het bad open mag zijn voor wie (mannen of vrouwen) en aan welke eisen het gebouw, de inventaris en het personeel moeten voldoen. De clientèle komt naar het badhuis om, al dan niet om medische redenen, een stoombad, dampbad of een (duur] warmwaterbad in een badkuip te nemen, het haar te laten wassen of zich te laten scheren. Het badhuis is ook dé plaats om naartoe te gaan voor kleine medische behandelingen zoals aderlaten, laatkoppen zet- | |
[pagina 78]
| |
Afb. 2 Albrecht Dürer, Das Frauenbad (1496). Houtsnede. Uit: Anne Röver-Kann, Albrecht Dürer: das Frauenbad von 1496. Eine Ausstellung und eine wiedergefundene Zeichnung (Bremen 2001).
ten, tanden trekken en wondbehandelingen. Maar het badhuis is ook een ontmoetingsplaats, die even belangrijk is als markten en herbergen. Als bij epidemieën en sociale onrust door de overheden aan potentiële besmettingshaarden beperkende maatregelen worden opgelegd, gelden die dikwijls ook voor de badhuizen. Plaats en functie van het badhuis kunnen niet losgezien worden van de opvattingen die men heeft over de werking van het bad op lichaam en geest. Centraal staat het idee van het menselijke lichaam als een verkleinde replica van de kosmos waarin vier, door en om elkaar heen bewegende, ‘vloeistoffen’ of humoren in een continu verlopend proces allerlei verbindingen met elkaar en met alles in de schepping aangaan. Maar voor de goede, gezonde orde van alles op aarde moeten deze humoren ook met elkaar in evenwicht zijn. Voor middeleeuwse en vroegmoderne mensen betekent dit, dat het lichaam gezien wordt als een soort communicerend vat, waardoor voortdurend goede en slechte humoren naar binnen en naar buiten kunnen treden. De huid is daar- | |
[pagina 79]
| |
bij een belangrijk orgaan. Niet alleen omdat de duizenden poriën zo makkelijk allerlei humoren in- en uitlaten, maar ook omdat slechte humoren en andere afvalstoffen de neiging hebben zich onder de huid op te hopen waar ze zweren en uitslag veroorzaken, onmiskenbare tekenen van ziekte. En omdat de grens tussen een zondige, zieke ziel en een ziek lichaam maar diffuus is, is het streven naar een juist humoraal evenwicht letterlijk en figuurlijk van levensbelang. Toch heeft een mens niet veel te zeggen over het doen en laten van de humoren: het zijn voor een mens nauwelijks te controleren krachten. De kosmos, de sterren, de planeten en als opperste instantie God, zijn daarvoor immers verantwoordelijk. Maar in het bad heeft de mens een uitstekend middel bij het streven dat evenwicht te behouden en, als het verstoord is, dit te herstellen. Zegt Avicenna in het Liber canonis immers niet van het bad:Ga naar eindnoot5
Balneum est calefaciens et infrigidans et
humectans et desiccans et iuuans et
impediens. Et eius quaedam iuuamenta sunt
somnun facere et aperire et abradere et
resoluere et digerere: et nutrimentum ad cutis
superficiem attrahere
Het bad heeft als eigenschap verwarmend,
verkoelend en bevochtigend, uitdrogend,
bevorderend en belemmerend te zijn. Het
heeft ook nog andere bevorderende
eigenschappen zoals het opwekken van slaap
en het openen, afschaven, tot ontbinding
brengen en verteren: zoals het trekken van
het voedsel naar de oppervlakte van de huid.
Toch is het bad ook een middel, dat met de nodige voorzichtigheid moet worden gebruikt, want:
Eius autem impedimenta sunt debilitare cor
si multum morari fuerint et facere sincopim
et nauseam et humores quietos mouere et eos
ad putrefactionem preparare (f. 58 rb)
Belemmerende eigenschappen zijn echter:
het verzwakt het hart bij een te lang verblijf
in het bad, veroorzaakt duizeligheid
en misselijkheid en verstoort het humorale
evenwicht met als gevolg gevoeligheid
voor verrotting en bederf.
In feite gaat het allemaal over purgatie: de toepassing ervan en de risico's die eraan verbonden zijn. Bad en purgatie blijken zo twee heel nauw met elkaar verweven begrippen te zijn, die niet weg te denken zijn uit de middeleeuwse en vroegmoderne opvattingen over gezondheid, ziekte, genezing en emoties zoals haat, liefde en verdriet. Deze begrippen zijn overal te vinden, niet alleen in geleerde medische verhandelin- | |
[pagina 80]
| |
gen, maar ook in de talloze calendaria, gezondheidsregels, receptenboeken voor huis-, tuin en keukengeneeskunde, alchemistische traktaten en in de vele Spiegels voor een juist en goed leven. | |
Het bad, genezen door straf en boeteHet is deze beelden- en ideeënwereld die de bouwstenen levert voor het ontstaan van metaforen waarbij elementen uit de wereld van het badhuis gebruikt worden om abstractere begrippen vorm te geven en er betekenis aan te hechten. Zo kan de grote oven in het openbare badhuis een mens makkelijk doen denken aan het afschrikwekkende hellevuur. Een associatie waarvan Hans Sachs in Das Höllenbad gebruik maakt:Ga naar eindnoot6
In der hel miten stünd der ofen
Wie ein perck, gros und ungehewr.
Darunter prunn das helisch fewr
Das es aufschlug pis an die dillen [...]
In suma all ding daucht mich ghrad
Als wer die hel gleich wie en pad.
In het midden van de hel stond de oven,
groot en angstaanjagend als een berg
Eronder brandde het helse vuur.
De vlammen sloegen tot aan het plafond [...]
Kortom, alles bijelkaar genomen,
leek de hel volgens mij wel erg op een badhuis.
Hans Sachs kan deze metafoor gebruiken, omdat hij zeker weet, dat zijn publiek de associatie tussen ‘de vurige badhuisoven’ en ‘vuur in de hel’ zal herkennen en begrijpen. De hele tekst van Das Höllenbad zit vol met dit soort verbindingen van pijn, lijden en straf met beelden uit de gang van zaken in het badhuis, zoals scheermes en het aderlaatmes, het zweten, de dorst en het bijtende loog dat voor het haarwassen en ontluizen wordt toegepast. Dat Hans Sachs daarbij gebruik maakt van beelden en betekenissen waarmee meer mensen vertrouwd zijn, blijkt uit Die geistliche Padstube, een tekst uit een geheel ander levensbereik: het nonnenklooster Altomünster (Aichach, Beieren).Ga naar eindnoot7 Het is een gebedsoefening waarmee de nonnen aflaten verdienen voor de Straatsburgse Ursulabroederschap. De tekst bevindt zich in een handschrift samen met nog een aantal andere gebedsoefeningen.8 De oefening begint met een opdracht: Vnd folgt her nach die auff richting der padstuben (‘En nu volgt de inrichting van het badhuis’). En met deze opdracht aan de biddende zusters wordt de badruimte zelf, de daarin aanwezige voorwerpen en het badproces gebruikt om er gebeden, mystieke beleving en verdieping aan te verbinden. Zo dienen allereerst de vier wanden van het badhuis als kapstok voor gebed en meditatie:
Zw dem ersten für die vier wend der stuben,
die denn die würm des geists behelt, haben
sie gelesen die vier ewangelisten mit allen
capitteln vnd damit got gepetten vnd begert,
| |
[pagina 81]
| |
Afb. 3 De Hel zoals afgebeeld in St. Augustinus' Cité de Dieu (in de vertaling van Raoul de Presles), Rouen, vijftiende eeuw, Maître de l'Echevinage. Bibliothèque Nationale de France, Français 28, fol 249v. Uit: Jerome Baschet, Les justices de l'au-dela. Les representations de l'enfer en France et en Italie (XII-XVe siècle) (Rome 1993) fig. 142.
das alle menschen die dannen wonen in den
vier örtten der welt, wiedervmd kumen zu der
erkantnuß vnd warheit der ewangelischen ler
| |
[pagina 82]
| |
Om te beginnen: voor de eerste vier wanden
van de badruimte, die immers de warmte van
de geest binnen houden, moet je lezen de vier
Evangeliën met alle hoofdstukken, waarmee
je God bidt en smeekt, dat alle mensen die
wonen in de vier hoeken van de wereld, weer
terug zullen keren tot de erkenning en de
waarheid van de evangelische leer.
En daarna volgen in 42 ‘Items’ de vensters, de vloer, de bodem en de waterafvoer in de vloer, de deur, de oven, de stenen op de oven (voor het maken van damp), de brandstof, het vuur, en de rook uit de oven: Item für den rauch, der auß dem ofen get, rew vnd leid vmb aigen sünd vnd geprechen (vers 31-32) (‘Idem voor de rook die uit de oven komt, pijn en verdriet over de eigen zonden en tekortkomingen’). Maar ook de waterketels, de banken om op te zitten, het in een badhuis thuishorende instrumentarium zoals laßeissen en lasßkopf en de effecten van het baden zoals zweten: Item für das schwitzen zu ere dem, der des ersten geschwitzt hatt an dem ölperg (vers 66-68) (‘Idem voor het zweten ter ere van Hem, die als eerste gezweet heeft op de Olijfberg’).Ga naar eindnoot9 En zelfs het bewaarloon voor de kleren blijkt bruikbaar: Item mer für die hütung der claider m stund gewacht (vers 41-42) (‘Idem nog voor het bewaren van de kleren drie uur wakker gebleven’).Ga naar eindnoot10 In al deze voorbeelden wordt een keuze gemaakt uit ervaringselementen uit het beeldarchief‘bad’, zoals vuur en hitte, damp, pijn, bloeden, zweten, dorst die verbonden worden met straffen en boete doen. Maar die straf, dat lijden en die boete hebben wel een doel: ze dienen ter reiniging van de ziel. Een zondige ziel is kennelijk een ‘vuile’ ziel, die genezen kan worden door haar op een hardhandige manier te wassen. Mensen die iets duidelijk willen maken over dat abstracte reinigingsproces van de zondige ziel, blijken daarvoor goed terecht te kunnen in de concrete beeld- en ervaringswereld van het openbare badhuis. | |
Het bad: genezen door liefdeMaar het bad kan ook verbonden worden met begrippen die zo op het eerste oog volledig tegenstrijdig lijken met een beeld van lijden, van straf en boete. Met mystieke liefde bijvoorbeeld:
Woluff im geist gon baden
do hin hatt vns geladen
des vatters gütikeit
Der sun wil vns medieren
der heilge geist hofieren
Min sel nun biss gemeitGa naar eindnoot11
Kom, neem een geestelijke badkuur
We zijn daarvoor uitgenodigd
Door de goedheid van de Vader
De Zoon zal ons medisch behandelen
En de Heilige Geest zal ons gastvrij verzorgen
Mijn ziel, wees nu maar gelukkig en blij.
| |
[pagina 83]
| |
Afb. 4 Christus aan het Kruis en de Bron der Genade. Devotieprent, Nederland, vóór 1500. Londen. British Museum. Uit: Richard S. Field (ed.), German Single Leaf Woodcuts before 1500. Anonymous artists, The illustrated Bartsch, deel 163 (supplement) (New York 1990) 247.
Dit is de eerste strofe van een uit zeven strofen bestaand liedje uit het Pfullinger Liederhandschrift/Liederanhang, een laat-vijftiende-eeuws (ca. 1470-1490) handschrift uit het indertijd in Pfullingen gevestigde Clarissenklooster.Ga naar eindnoot12 Het liedje is een contrafactuur van een werelds badliedje, gezongen om bij het baden de tijd te doden of gewoon voor de gezelligheid. Een contrafactuur is een bewerking van een al eerder bestaande wereldlijke (lied)tekst die een nieuw gezicht krijgt in een religieuze variant. In de vijftiende eeuw zijn contrafacten zoals die in dit handschrift vaak te vinden in de sfeer van de Moderne Devotie. De tekst krijgt dit nieuwe gezicht door allerlei beelden uit de profane wereld al parodiërend om te zetten naar mystieke sfeer. De eerste strofe verplaatst de naar mystieke beleving zoekende ziel al direct in de mentale beeldenwereld van het bad: de uitnodiging van God verwijst naar de in de stad omgeroepen aankondiging van de badbaas, dat het badhuis klaar (warm genoeg) is. Voor middeleeuwers een vertrouwd geluid. De verbinding van God met een bad- | |
[pagina 84]
| |
Afb. 5 Bron der Jeugd, door Erhard Schön, Neurenberg circa 1520. Uit: Rainer Schoch (ed.), Hollstein's German engravings, etchings and woodcuts, 1400-1700, deel XLVII (Rotterdam 2000) 147.
baas is niet zo vreemd. Badbazen zijn dikwijls chirurgijns/barbiers. Zij verrichten de medische handelingen in het badhuis en zien toe op het wel en wee van de baders. Ook Christus is een geneesheer. Hij is de Christus Medicus uit Jezus Sirach: ‘van Hem komt de genezing der aarde’ (Sir 38:8), ‘laat Hem niet van je wijken’ (Sir 38.12).Ga naar eindnoot13 En de tekst is daar duidelijk over: als de zieke ziel in zijn gedaante van menselijke badgast de uitnodiging van God heeft geaccepteerd, zal Christus, als deel van de Heilige Drie-eenheid, hem behandelen: der sun wil vns medieren (‘de Zoon zal ons medisch behandelen’). Tot slot zal de Heilige Geest de van het bad vermoeide ziel hofieren (op een gastvrije manier verzorgen). Bij dit hofieren moet gedacht worden aan het masseren, het haar wassen en kammen, afspoelen en afdrogen. Het zijn de essentiële, afsluitende onderdelen van de hele badprocedure, die allemaal gericht zijn op het op de juiste manier afvoeren van de vrijgekomen verkeerde humoren en het herstel van het humorale evenwicht. Hoezeer dit liedje inspeelt op de profane praktijk blijkt wel uit het laatste vers van deze strofe, waarop de ziel wordt gezegd nu maar gemeit te zijn. Het is een begrip dat staat voor blij en vreugdevol zijn en dan vooral verbonden met de maand mei: dé maand voor het vernieuwende en verjongende voorjaarsbad. Na deze uitnodigende introductie volgt de tekst in de volgende strofen de gezondheidsregels die gelden voor het lichamelijke bad, zoals die in de talloze (aderlaat)ka- | |
[pagina 85]
| |
lenders en badtraktaten opgesomd staan: de beste tijd om te baden is het voorjaar en de herfst en vergeet vooral niet te purgeren (strofe 2), te heet baden is ongezond (strofe 3), de bader moet goed opletten wat hij eet en drinkt en daarbij vooral matig zijn (strofe 4).Ga naar eindnoot14 Het is zeer aan te bevelen om regelmatig in goed gezelschap wat te wandelen en te converseren (tussen de badsessies door). Voor de nonnen is dat goede gezelschap natuurlijk God (strofe 5). En afkoelen moet voorkomen worden, omdat een mens die net uit bad komt kwetsbaar is. De duizenden poriën, die door het bad open zijn gegaan, vormen immers even zovele toegangspoorten voor de altijd op de loer liggende verkeerde humoren. Dat genezen door liefde ook nog op een andere manier vorm kan krijgen, kunnen we zien aan de rol die de bron in het badhuis in Die geistliche Padstube bij de genezing van de zieke en dus zondige ziel wordt toegewezen. Deze bron produceert namelijk geen water, maar bloed, want der lebendig prunn is Jesus Christus hangend am Kreuz, waarvan het genezende bloed uit de vijf wonden ter afwassing van de zonden uitstroomt in de waterbak in het badhuis, in ein kostlichen rörprunnen mit funff gulden rören und auß flüssen... fliessend von genaden so voll (‘in een prachtige bron met vijf gouden waterspuwers, die zo vol van genade uitstromen’). Het is het beeld van Christus als Bron des Levens, die uit liefde voor de arme zondaars bereid was zijn leven te geven. Zijn bloed vormt een geneeskrachtig bad voor allen, die daarmee gereinigd worden van de smetten van hun zonden en vooral van die van erfzonde. De stap van deze Goddelijke Levensbron, die alle zielenkwalen uitwist, naar die andere Levensbron, de Bron der Jeugd, die oude verlepte mensen weer fris, jeugdig en vitaal maakt, is snel gezet. Beide bronnen reinigen immers van de smetten des levens en zorgen zo voor een leven waarin lichaam en ziel eeuwig jong en fris blijven en nooit meer aangetast zullen worden door de sporen van zonde, ziekte, honger, pijn en verdriet. Een bestaan waarin alles in evenwicht zal zijn. Een bestaan waarin een bad dan ook niet meer nodig zal zijn voor genezing, maar uitsluitend voor het genoegen en voor de gezelligheid. |
|