Madoc. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[Nummer 2]An Faems
| |
Spanning in middeleeuwse ridderromans?Waren middeleeuwse verhalen in het algemeen en ridderromans in het bijzonder spannend? Bij een poging om die vraag te beantwoorden, lijkt uitgaan van onze eigen ervaring geen goed idee: wij zijn immers als eenentwintigste-eeuwse mensen heel wat gewend en we vinden in vergelijking met hedendaagse films en thrillers de middeleeuwse verhalen wellicht wat flauw. We hebben het gevoel dat het verhaal meestal toch goed afloopt, dat de held de meest onwaarschijnlijke tegenstanders kan overwinnen en uiteindelijk met een prinses trouwt. Op het eerste gezicht lijken vooral onderzoekers van middeleeuwse literatuur niet de aangewezen personen om uitspraken te doen over spanning in middeleeuwse romans: zij hebben die verhalen al zo vaak en met de meest uiteenlopende doeleinden gelezen, dat zij er niet altijd bij stilstaan of zij een verhaal spannend vinden of niet. Het is beter om de eigen ervaring terzijde te schuiven en op zoek te gaan naar een aantal specifieke verteltechnieken en -strategieën om zo een idee te krijgen van de manier waarop een middeleeuws publiek die verhalen misschien heeft beluisterd. Hoewel we natuurlijk niet weten hoe dat publiek echt op een tekst reageerde en of de technieken in een welbepaalde vertelcontext het beoogde resultaat hadden, kunnen we wel tot op zekere hoogte nagaan of een tekst al dan niet op spanning aanstuurde. De vraag naar spanning in middeleeuwse romans lijkt wat vreemd, omdat de verhalen nogal stereotiep lijken, met al hun subtiele variaties op bekende en beproefde thema's. Ze wemelen van de vaak op dezelfde wijze beschreven tweegevechten tussen de held en een kwaadaardige tegenstander. In de meeste gevallen overwint de held, na de vreselijkste slagen te hebben ontvangen en vooral ook te hebben uitgedeeld. Wa- | |
[pagina 67]
| |
penrustingen raken daarbij gehavend, de ridders vallen van hun paard en moeten te voet verder strijden, het bloed vloeit rijkelijk, er worden wel eens ledematen afgehakt of een hoofd wordt tot aan de tanden gekloofd. Spectaculair zijn deze beschrijvingen zeker, maar zijn ze ook spannend? En als de held al twee keer gewonnen heeft, vond het middeleeuwse publiek het derde en vierde duel dan nog wel spannend, ook al was het dan goed vertrouwd met allerlei finesses van tweegevechten? Bovendien kende het publiek wellicht al andere romans, waarin de held zich eveneens met succes op maatschappelijk, persoonlijk en vaak ook amoureus vlak had bewezen. Er wordt wel eens beweerd dat in de Middeleeuwen spanning niet zozeer bestaat uit het ‘wat’, maar wel uit het ‘hoe’. Wat er zal gebeuren wordt immers vaak al bij het begin van het verhaal of de passage verklapt, of anders valt dat af te leiden uit vergelijkbare bekende verhalen. Het is de manier waarop de aangekondigde gebeurtenis zal plaatsvinden die het publiek in spanning houdt. In Seghelijn van Jherusalem bijvoorbeeld wordt al in het begin van de roman gezegd dat Seghelijn een heilig levenseinde zal kennen. Dat gebeurt ook, maar niet voordat de held onder meer zeven kinderen bij zeven heidense vrouwen heeft verwekt en zijn ouders heeft vermoord (dat hij zijn vader zou doden werd trouwens ook aan het begin van de roman voorspeld). Neemt de voorspelling over de dood in een geur van heiligheid de ergste spanning (en dus het grootste luister- of leesplezier) weg of heeft ze een andere functie? Dient ze veeleer om het publiek überhaupt te boeien? Want waarom zou je luisteren naar een verhaal over een oudermoordenaar die niet tot bezinning en loutering komt? Of zit de spanning vooral in de manier waarop beide voorspellingen - die van de vadermoord en die van het heilige levenseinde - met elkaar verzoend zullen worden?Ga naar eindnoot1 | |
Wat is spanning?Voordat ik nader inga op de manier waarop spanning gerealiseerd wordt in een concrete passage uit de ridderroman Roman van Limborch, sta ik eerst even stil bij het fenomeen spanning zelf. Een verhaal is spannend als het publiek zich betrokken voelt bij de vertelde gebeurtenissen en wil weten hoe het verhaal afloopt.Ga naar eindnoot2 De auteur kan op diverse manieren spanning creëren. Centraal daarbij staat de manipulatie van de informatie met een steeds wisselend evenwicht tussen geboden en achtergehouden informatie. Het publiek moet natuurlijk voldoende informatie krijgen om het verhaal te kunnen volgen en om zich verwachtingen te vormen over het verdere verloop. Verschillende soorten vooruitwijzingen kunnen hierin een rol spelen, zoals hiervoor al bleek met de voorspellingen in Seghelijn van Jherusalem. Daarnaast ontstaat spanning door informatie achter te houden of door verwachte gebeurtenissen uit te stellen. Voorbeelden van dat laatste vinden we bij de vleet, zoals wanneer de verschijning van een nieuw personage een avontuur of een gevecht onderbreekt. Op die manier wordt er met de verwachtingen van het publiek gespeeld. Verwachtingen kunnen gevormd worden op basis van verhaalinterne informatie, maar ze kunnen natuurlijk ook ontstaan vanuit vertrouwdheid met het genre waartoe het verhaal behoort. Een bekend voorbeeld van een tekst waarin informatie wordt achtergehouden, is Karel ende Elegast. Dat verhaal is spannend, omdat het publiek pas vrij laat verneemt waarom Karel moet gaan stelen: zijn zwager Eggeric beraamt een samenzwering die Karel het leven kan kosten. Dat het antwoord op deze vraag zo laat wordt gegeven, houdt de belangstelling van het publiek gaande. Er worden wel al kleine tips gegeven: | |
[pagina 68]
| |
zo meldt de engel die Karel oproept om die nacht zijn kasteel te verlaten, dat het om een zaak van levensbelang gaat. Noch het publiek, noch het personage weet echter waar het precies om gaat. Niet overal in dit verhaal echter beschikken het publiek en Karel over even veel informatie. Op een aantal plaatsen weet het publiek duidelijk meer dan Karel en ook dat zorgt voor een zekere spanning. Zo weet het publiek al meteen bij het begin dat het een engel is die Karel aanspoort om te gaan stelen, terwijl Karel zelf aanvankelijk twijfelt of het niet een droom is of een kwade geest. Ook bij zijn ontmoeting met Elegast in het nachtelijke woud is Karel bang dat hij met een duivel geconfronteerd wordt, terwijl het publiek kan vermoeden dat de zwarte ridder Elegast is. Het publiek wordt extra bij het verhaal betrokken, doordat het zich afvraagt hoe en wanneer Karel de ware toedracht zal ontdekken. De meerkennis zorgt in dit geval voor dramatische ironie, die het publiek bovendien psychologisch inzicht in het personage verschaft. In een aantal gevallen is het effect van een vergelijkbare meerkennis van het publiek veeleer dreiging. Op de genoemde plaatsen in Karel ende Elegast is daarvan geen sprake, omdat Karel ten onrechte boosaardige krachten achter de engel of de trouwe Elegast vermoedt. Soms echter gebeurt het omgekeerde en schenkt een personage juist zijn vertrouwen aan een kwaadaardige figuur en dat levert bij een ingelicht publiek een gevoel van dreiging op.Ga naar eindnoot3 Spanning ontstaat niet alleen op het niveau van de gebeurtenissen en de manier waarop die elkaar opvolgen, maar ook op het niveau van de manier waarop het verhaal verteld wordt.Ga naar eindnoot4 | |
De ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’In wat volgt, zal ik dieper ingaan op een passage uit de Roman van Limborch en mij daarbij concentreren op de elementen die bij het middeleeuwse publiek wellicht spanning hebben veroorzaakt.Ga naar eindnoot5 De Roman van Heinric en Margriete van Limborch is een origineel Middelnederlandse roman, die in het begin van de veertiende eeuw in Brabant is ontstaan en die, afgaande op de overlevering, in de Middeleeuwen (en daarna) vrij populair moet zijn geweest. De roman van ongeveer 22000 verzen is ingedeeld in twaalf boeken en de passage in kwestie is afkomstig uit het eerste boek. In dat boek worden de avonturen verteld van Margriete, de dochter van de hertog van Limborch. Zij verdwaalt tijdens een jachtpartij en beleeft in het woud heel wat angstige momenten. Zo ziet ze een beer haar paard verscheuren, terwijl ze zelf in een boom gevlucht is. Samen met een beroofde koopman komt ze uitgerekend in een als rovershol dienstdoende kapel terecht. Als ze hoopt dat het lot hen na deze tegenslagen wat gunstiger gezind wordt, lijkt de redding nabij in de vorm van een wagen met daarop een aantal vrouwen. Na een snelle rit komen ze bij een kasteel waar Margrietes vader zich bevindt. Die verlooft haar met de zoon van de aanvoerster van het gezelschap met de wagen, hoewel Margriete dat eigenlijk niet zo graag wil. Het gezelschap zet zich aan tafel, maar als Margriete haar gebed begint, verdwijnt alles en bevindt ze zich samen met de koopman opnieuw alleen in het woud. Ze bleken het slachtoffer te zijn van een duivelse illusie. Aan haar beproevingen komt nog niet meteen een einde: verderop in de roman dreigt ze op de brandstapel te sterven omdat ze Echites, de zoon van de graaf van Athene, zou hebben betoverd, zodat hij verliefd op haar werd. Ze wordt net op tijd door hem gered en na nog heel wat belevenissen (zij het vooral van Echites, die door Margriete in zijn ontwikkeling tot ridder gestimuleerd wordt doordat zij hem haar wederliefde in het vooruitzicht stelt) kunnen ze, net als heel wat andere personages, trouwen. | |
[pagina 69]
| |
De passage die verder centraal zal staan, is die met de wagen met vrouwen, meer bepaald de verzen 418-696. In deze verzen worden heel wat van de hierboven aangestipte strategieën om spanning te creëren gebruikt. Zo zijn de gebeurtenissen zelf opmerkelijk, niet in de laatste plaats omdat Margriete een ongebruikelijk actief vrouwelijk personage is voor een ridderroman.Ga naar eindnoot6 Daarnaast onderbreekt de verteller af en toe zijn verhaal om subtiel de spanning op te drijven door tegelijk gevaar te suggereren en de precieze omstandigheden ervan te verzwijgen. Het publiek beschikt daarmee over meerkennis en herkent bovendien wellicht een aantal elementen uit andere teksten, zodat het zich mede op basis daarvan verwachtingen vormt over het verdere verloop van Margrietes belevenissen. De passage maakt deel uit van een reeks spannende gebeurtenissen, zoals de confrontatie met de beer en de bepaald griezelige kapel, waarin Margriete en de koopman zitten te eten, terwijl in de buurt lijken liggen en de rovers elk ogenblik kunnen terugkeren. Wanneer dat ook gebeurt, wordt de spanning van het gevaar voor ontdekking echter meteen weggenomen: Margriete en de koopman verlaten de kapel stilletjes via de zijdeur aan het koor. In de daaropvolgende scène met de wagen lijkt de spanning in vergelijking daarmee beter te worden opgebouwd en vastgehouden.
Afb. 1 Beer schudt aan boom, detail van een miniatuur uit het Livre de la chasse van Gaston Phébus (Parijs, BnF, fr. 619, fol 15v, Avignon, eind 15de eeuw). Uit: Marie-Hélène Tesnière, Bestiaire médiéval. Enluminures (Parijs 2005), afb. 86.
| |
Jonkvrouw op de proef gesteldNa de doorstane gevaren in de kapel bidden de koopman en Margriete dat God hen de weg mag wijzen. Bij de dageraad lijkt hun gebed te worden verhoord: ze bereiken althans een hersträte (hoofdweg, I, vs. 438), hetgeen hen doet huilen van geluk. Meteen richt Margriete een nieuw gebed tot God: zoals Hij Suzanna van twee slechteriken | |
[pagina 70]
| |
heeft verlost, zo moet Hij ervoor zorgen dat ze het land van haar vader bereiken.Ga naar eindnoot7 Nog tijdens dat gebed verschijnt een mooie wagen waarop vrouwen zitten. Margriete fleurt er wat van op en ziet dat de wagen door vele mensen gevolgd wordt, onder meer door jonge mannen die zingen en veel plezier maken. Er is ook een buitengewoon mooie jongeling bij, die de zoon van de vrouw blijkt te zijn. Hiermee lijkt een einde te zijn gekomen aan alle beproevingen. Het publiek deelt waarschijnlijk met Margriete de hoopvolle houding die voortkomt uit het gebed. Bovendien wordt ze met uitsluitend schoonheid en vrolijkheid geconfronteerd. Schoonheid en goedheid zijn zo goed als synoniem, dus wat kan haar nu nog bedreigen? Een eerste barst in dit rooskleurige beeld dient zich echter aan wanneer de aanvoerster van het gezelschap Margriete aanspreekt: hoewel zij bijna meteen vraagt waarheen Margriete op weg is, lijkt zij goed te zijn ingelicht over Margrietes naam en recente belevenissen. Zij deelt Margriete mee dat haar ouders zeer bedroefd zijn en dat haar vader blij zou zijn als hij zou weten dat zijn dochter zich in haar gezelschap bevindt. Daarmee lijkt zij Margrietes vertrouwen te winnen. De vrouw, die zich niet bekend maakt, informeert vervolgens naar de identiteit van de koopman. Margriete vertelt snikkend wat er gebeurd is en daarop nodigt de vrouw hen uit om op de wagen plaats te nemen. Vanaf dit gesprek had Margriete al argwaan moeten koesteren, maar zij is misschien te emotioneel om te vragen met wie zij te maken heeft. Het blijft onduidelijk en bevreemdend hoe de vrouw aan haar kennis komt. Ook in middeleeuwse verhalen is het immers ongebruikelijk dat personages allerlei achtergrondkennis van elkaar hebben hoewel ze elkaar nog niet ontmoet hebben.Ga naar eindnoot8 Margriete stapt op de wagen, omdat Die vrouwe scheyn offenboir / Edel ind usser-mäyssen rijke (De vrouw leek mooi, edel en uitermate rijk, I, vss. 483-484). Het gebruik van scheyn suggereert dat schijn en werkelijkheid hier weleens verder uit elkaar zouden kunnen liggen dan Margriete vermoedt. De eerste expliciete aanwijzing dat er iets aan de hand is, volgt in vers 495. De vrouw spoort het meisje en de koopman aan om wat te rusten en Die jonffrouwe hadt durch guet vernomen / Ende slijepe, inde der knape mede (De jonkvrouw hield het voor goede raad en sliep, net zoals de jongen, I, vss. 495-496). Daarop geeft de vrouw de wagenmenner de opdracht om heel snel te rijden, Snelre vele dan eynge karen (Sneller dan welke kar ook (de lezing van ‘karen’ is onduidelijk, een alternatieve lezing is ‘raven’), I, vs. 499), gedurende twee dagen en een nacht, zonder dat er iemand wakker wordt. Het publiek beschikt nu overduidelijk over meerkennis in deze situatie en de verteller verhoogt de spanning (en betrokkenheid) door een vrome wens te uiten:
Nu moet Got hon geven sege,
Want sij sijn uyss honnen wege
Vunff honder milen inde meir dar-tzu
Dä sij des anderen dachs vroe
Hadden geweist. (...) (I, vss. 504-508)
Moge God hen voorspoed schenken, want zij zijn vijfhonderd mijl en meer van de weg verwijderd, die zij de vorige ochtend aanhielden. Dit soort wensen komt regelmatig voor in ridderromans en zeker in de Roman van Limborch, maar hier krijgt de wens extra betekenis: de vrouw wil Margriete kennelijk helemaal niet helpen, want ze is nu, hoewel ze dat zelf nog niet beseft, nog verder van | |
[pagina 71]
| |
huis. Alleen God kan haar weer op het goede spoor zetten.Ga naar eindnoot9 Dit soort onrustzaaiende opmerkingen kreeg bij een voordracht vermoedelijk extra nadruk. Het gezelschap bereikt een burcht, waar de vrouw Margriete meedeelt, dat haar zoon en Margriete de burcht zullen erven. Margriete merkt beleefd op, dat zij alleen zal doen wat haar vader bepaalt. Tot Margrietes grote blijdschap verzekert de vrouw haar dat ze haar vader binnenkort zal zien, Mer sij en sade nyet zu hoer, /Dat hoer vader nyet en were (Maar zij vertelde haar niet, dat het haar vader niet was, I, vss. 554-555). In deze verzen krijgt het publiek opnieuw meer informatie dan Margriete, maar nog steeds is niet geheel duidelijk met wat voor krachten Margriete hier geconfronteerd wordt. Dat ze niet goedaardig zijn, is wel duidelijk, maar verder worden ze niet gepreciseerd. Ondertussen maakt de jongeman Margriete het hof, zij het op twijfelachtige wijze door vooral zijn rijkdom te beklemtonen. Margriete reageert kordaat en verzekert hem, dat hij wel iemand zal vinden om zijn leven en rijkdom mee te delen, maar dat zij nu liever eerst haar vader terugziet. De hereniging laat dan ook niet meer op zich wachten en na de eerste emoties gaat iedereen aan tafel. De vrouw dringt er bij Margrietes vader op aan, dat hij zijn dochter met haar zoon laat trouwen en hij stemt daarin toe. Dat is niet helemaal naar de zin van Margriete, maar zij verzet zich niet tegen het vaderlijke gezag. Meteen daarop volgt een nieuwe wens van de verteller:
Ay, Got, de sich Crucien liet
Dorch unsen wille, müys hoer en staden
Stain, want sij is unberäden. (I, vss. 636-638)
Ach, moge God, die zich om ons liet kruisigen, haar bijstaan, want zij staat er alleen voor. Aan tafel merkt Margriete op dat er buitensporig veel gouden en zilveren servies op tafel staat, maar ook dat wekt haar wantrouwen niet op. Voor Margriete begint te eten, zegt ze, vermoedelijk zoals haar gewoonte is, haar gebed
(...), inde also baüde
Als sij begonst: ‘Benedicite’,
Sonder yet tzu sagen me,
Sach sij hynwart eyn groes geschuff,
Unde dat allet henen stoeff.
Huysvrouwe, hertzoge ind gesinde dar-tzü
Vluwen en-weych, sij en wisten war. (I, vss. 664-670)
en zodra zij begon: ‘Benedicite’, zonder dat zij daar iets aan toevoegde, zag zij alles uiteenstuiven en verdwijnen. De meesteres, de hertog en het gezelschap wisten niet hoe gauw ze konden wegvluchten. Hoewel de dreiging in deze scène zorgvuldig opgebouwd werd, komt de ontlading misschien ook voor het publiek toch nog als een verrassing. In het gebed dat Margriete vervolgens tot God richt, interpreteert ze wat haar overkwam: ze prijst zich gelukkig dat ze met Gods hulp den quoden geyst heeft kunnen weerstaan. Zij verwijst naar haar naamheilige Margaretha van Antiochië, die door de duivel verslonden werd, maar levend kon ontsnappen door een kruis te slaan. Margriete en haar beschermheilige worden weliswaar allebei door de duivel belaagd, maar anders dan de heilige Mar- | |
[pagina 72]
| |
Afb. 2 Margaretha van Antiochië in een Middelnederlands gebedenboek (Den Haag, KB, KA 36, fol. 125v, Brussel eind 14de eeuw). Bron: http://www.kb.nl/kb/manuscripts/search/index.html.
garetha, is Margriete zich daarvan niet bewust. Ze spreekt haar gebed dan ook niet uit als een bezwering, maar wordt bijna toevallig door haar vroomheid gered. Betekent het verband tussen de belevenissen van Margriete en de heilige Margaretha dat het publiek de afloop had kunnen voorzien, bijvoorbeeld door in spanning af te wachten wanneer Margriete eindelijk een kruis zou slaan om zichzelf van de duivel te verlos- | |
[pagina 73]
| |
sen, of is het toch meer een verband achteraf en gaat het veeleer om een onbestemd gevoel van dreiging? De tekst biedt in elk geval geen aanknopingspunten, behalve de naam Margriete zelf. De passage bevat nog meer intertekstuele verwijzingen die de interpretatie van een ‘belezen’ publiek misschien hadden kunnen sturen. De wagen die grote afstanden overbrugt, herinnert aan het in de Middeleeuwen bekende motievencomplex van de wilde jacht. Er circuleerden allerlei (mondelinge) verhalen over duivelse vrouwen (in sommige versies terugkerende doden) die 's nachts rondtrokken en grote afstanden aflegden.Ga naar eindnoot10 In de geschreven literatuur verschijnt het motief onder meer in heiligenlegenden en daarnaast is het motief van het beschermende kruisteken of gebed onder meer uit andere romans bekend. In de Roman van Limborch wordt het motief van de wilde jacht wel verwerkt, maar net als bij de Margarethalegende is ook hier niet duidelijk of het de bedoeling is dat het publiek de gebeurtenissen (en dus ook de te verwachten afloop) verbindt met gelijkaardige verhalen die het al kende. Behalve de verwantschap met deze verhalen, vertoont Margrietes dooltocht in de rest van het eerste boek ook overeenkomsten met de stof van Berte aus grans piés (in het Middelnederlands bekend als het fragmentarisch overgeleverde Beerte metten breeden voeten). Hoewel de concrete uitwerking verschillend is, dwaalt ook Berte rond in het woud en bidt zij veel. Net als Margriete evolueert Berte tot een volwassen jonge vrouw.Ga naar eindnoot11 | |
Tot slotMargrietes gebed bleek dus toch niet verhoord toen de wagen op haar pad kwam. Toch wordt zij door God beschermd, zoals blijkt uit haar spectaculaire ontsnapping aan de duivel. Na dat avontuur is zij klaar voor een volgende (spannende) belevenis. Uit de analyse van deze slechts korte passage uit het eerste boek van de Roman van Limborch blijkt al dat spanning in een middeleeuwse roman ontstaat door een ingewikkeld en vaak subtiel samenspel van factoren die eeuwen later soms slechts bij benadering te reconstrueren zijn (we kunnen weinig zeggen over het orale aspect en de impact van intertekstuele relaties]. Die onzekerheden verhinderen niet dat er toch heel wat verhaal- en vertelelementen te vinden zijn die er op wijzen dat het opwekken van spanning één van de doelstellingen van de tekst was. Hoewel we niet weten of een middeleeuws publiek in een bepaalde context daadwerkelijk spanning voelde en we in het algemeen maar weinig weten over de concrete luisterervaring, is dit een belangrijk en nog vaak verwaarloosd aspect van het onderzoek naar middeleeuwse literatuur. Natuurlijk is het belangrijk - om maar enkele voorbeelden te geven - dat in de Roman van Limborch een Limburgs geslacht, waarvoor de Brabantse hertogen sinds de Slag bij Woeringen veel belangstelling hadden, verheerlijkt wordt, doordat de kinderen het brengen tot keizer van Constantinopel en koningin van Armenië, of dat in deze roman de thematiek van de zielenadel centraal staat. Minstens even belangrijk om de populariteit van de roman te verklaren, is echter dat het verhaal goed en op heel wat plaatsen ook spannend is verteld. |
|