want die moest uiteindelijk gewoon geloven wat ‘kunsthistorici en liefhebbers’ beweren. Door veel meer gebruik te maken van educatieve middelen als (vergrote) reproducties binnen de tentoonstelling rond de getoonde objecten, zou er beter kunnen zijn uitgelegd hoe kunstwerken met elkaar samenhangen. Alleen in de laatste zaal met als thema de navolgers van de stijl van de gebroeders Van Limburg, werd gebruik gemaakt van foto's ter vergelijking, maar helaas op veel te klein formaat. Een keuze voor een esthetische vormgeving stond een meer explicatieve opstelling wellicht in de weg.
Voor degenen die de catalogus kopen en lezen wordt dit alles ruimschoots goedgemaakt. Met een prachtige uitvoering en een on-Nederlandse omvang van 450 pagina's is het een schitterend boekwerk geworden. Een keur aan specialisten belicht in vijftien artikelen en 126 objectbeschrijvingen verschillende aspecten van de drie broers, hun oeuvre en hun tijd. Dat samenstellers en co-auteurs Rob Dückers en Pieter Roelofs in het voorwoord stellen dat verschillen in mening tussen de auteurs geen geweld is aangedaan, lijkt wellicht een gemakkelijke oplossing, maar is toe te juichen. Inderdaad wordt daardoor recht gedaan aan het debat rond toeschrijvingen en interpretatie van de bronnen. De reconstructie van het leven en werk van drie miniaturisten van rond 1400 is namelijk een discussie zonder eind.
De studie van Millard Meiss uit 1974 vormt sinds ruim drie decennia de basis van eenieder die iets wil weten van de kunst van de gebroeders Van Limburg. De Amerikaanse kunsthistoricus beschreef en analyseerde nauwkeurig het gehele oeuvre van de Nijmeegse broers in het kader van het mecenaat van de hertog van Berry. Maar nu, 30 jaar later, is de tentoonstelling in Nijmegen ook onder een gelukkig gesternte geboren. Verschillende onderzoekers zijn in de afgelopen paar jaar bezig geweest met verder onderzoek en hadden net studies afgerond naar de belangrijkste handschriften. In de catalogus schreven zij bijdragen op basis van deze nieuwe inzichten. Zo organiseerde Patricia Stirnemann in 2004 in het kasteel van Chantilly een expositie rond de Très riches heures, die toen voor het eerst sinds veertig jaar weer te zien waren en rondde Timothy Husband net zijn wetenschappelijk commentaar af voor de facsimile van de Belles heures die eveneens in 2004 verscheen. Het uit de band halen van dit handschrift bood ook de gelegenheid voor het materiaaltechnische onderzoek van Margaret Lawson.
Willy Niesen, Pieter Roelofs, Mieke van Veen-Liefrink en Gerard Lemmens zetten duidelijk uiteen wat er aan historische gegevens bekend is over het leven van de drie broers, over hun relatie met Nijmegen en over de andere schilders in de familie, met name oom Johan Maelwael. Andere auteurs gaan in op verschillende aspecten van en rond het werk van Herman, Paul en Johan. Victor Schmidt werpt licht op de invloeden van de Italiaanse kunst op het werk van de gebroeders Van Limburg. Hij beredeneert dat die invloeden niet zozeer stilistisch maar vooral compositorisch van aard zijn en dat een studiereis naar Italië van (één van) de broers geenszins verondersteld hoeft te worden. Dankzij de provoce-