met mate, op het heetst van de dag;
men kan het lichaam dan goed reinigen,
voorzover de mens het nodig heeft.
In de Middeleeuwen kende men allerlei vormen van lichamelijke reiniging, van buiten en van binnen. Aderlaten was een gebruikelijk middel om slechte sappen af te voeren, maar voor de herfst werd dat door Jacob van Maerlant niet speciaal aanbevolen. Wei ried hij het gebruik van artsenijdrankjes aan als purgeermiddel, onder de naam ‘pusoene’, dus eigenlijk ‘poison’, vergif. Daarnaast kende men braakmiddelen, waarbij volgens Galenus speciaal moest worden gedacht aan de pitten van de watermeloen. Voor de uiterlijke reiniging kon men baden in warm, lauw of koud water, al naar gelang het seizoen. In een vroege druk uit de Nederlanden, een soort boerenalmanak onder de titel Der Scaepherders Kalengier (Antwerpen, circa 1514), lezen we over de herfst:
In deser tijt en drincken si gheen watere noch en wasschen hem in gheen cout water dan die handen ende daensichte. Si wachten haer hoeft des nachts ende smorghens van couden.
In deze tijd drinken zij [de schaapherders] geen water en wassen zich niet met koud water behalve hun handen en hun gezicht. Ze beschermen hun hoofd 's nachts en 's morgens tegen de kou.
Verder laten de schaapherders zich purgeren en aderlaten om hun lichaam en hun sappen in bedwang te houden (om haren lichaem ende die humoren te temperen), want in dit seizoen ontstaan makkelijk ziekten. Daarom passen zij ook op voor het eten van fruit, want dit seizoen is het meest vatbaar voor koorts / tot koorts geneigd (In deser tijt wachten si hem sere fruyt te eten, want desen tijt meest gheneghen is tot der cortsen).
Men kan met het eten van fruit kennelijk twee kanten op. Jacob van Maerlant leert dat het eten van druiven goed is in de herfst, en druiven zijn toch te beschouwen als fruit. Maar de veertiende-eeuwse arts Maino de Maineri of Magninus van Milaan verkondigt dat men zich in de herfst moet hoeden voor veel fruit, omdat dit de bederfelijke sappen laat toenemen. In de Middelnederlandse vertaling die daarvan in 1514 in druk verscheen onder de titel Tregement der ghesontheyt (Brussel, bij Thomas van der Noot) luidt zijn uitspraak: In den herft moetmen scuwen veel fruyts die humoren doen groeien die ter corrupcien bequaem sijn. Niet alleen in de seizoensregimina maar ook in de gezondheidsregels per maand vinden we deze angst voor fruit in de herfst.
Indirect gaan al deze auteurs terug op Galenus. Hij leert dat de sappige vruchten van de herfst zoals meloenen en druiven gezond zijn als ze snel door de maag heen gaan en zo verteerd worden. Maar als ze in de maag blijven liggen, doordat ze daar stuiten op iets wat onverteerd is, gaan ze snel rotten. Latere auteurs hebben dit zo uitgewerkt dat sappig