Madoc. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
Op schrift stellen
| |
[pagina 109]
| |
kunnen ook gelinkt worden aan het beoogde publiek: de Secretum- en Ypocras-tradities zijn bedoeld voor professionelen, de fysiognomie die deel uitmaakt van de Tafel van den kersten ghelove van Dirc van Delft situeert zich eerder in een theologisch-moralistisch kader en de berijmde tekst uit het handschrift van Gent (UB, 444) is geschreven voor een ruim publiek. In een bijlage geeft de auteur tot slot de korte inhoud van de veertien besproken handschriften. Na de fysiognomie komt in een bijdrage van L. Veltman de astronomie aan bod (p. 59-78). Astronomie en astrologie worden vaak aan geneeskunde gelinkt en de auteur vertrekt dan ook van de hypothese dat de acht verzamelhandschriften met Middelnederlandse astronomieteksten vooral voorkomen in combinatie met geneeskundige teksten. Dit blijkt echter slechts gedeeltelijk waar te zijn (vier van de acht manuscripten). In de overige handschriften zijn de onderwerpen van de andere teksten zeer verschillend, gaande van religie over alchemie naar zeevaart. Deze diversiteit aan combinaties toont meteen aan dat astronomie een zeer divers publiek aansprak. In het volgende opstel bespreekt J. Reynaert 21 handschriften die teksten bevatten over ‘goede’ en (vooral) ‘kwade dagen’ (p. 79-98). Het gaat vooral over lekenhandschriften (20 van de 21), die meestal voorkomen in handschriften met geneeskundige teksten en in mindere mate met astrologische teksten. Combinatie met teksten die niet tot de artesliteratuur behoren, komen pas voor vanaf 1445. Er is dus een verschuiving merkbaar van een ‘artespubliek’ naar een breder publiek. In een bijlage geeft de auteur een korte beschrijving van de besproken handschriften. Met een studie van de Jonghe Lanfranc-traditie door E. Huizenga keren we terug naar de geneeskunde (p. 99-148). Er bestaan minstens tien handschriften van deze tekst, die in verzamelhandschriften vooral met andere chirurgische en geneeskundige teksten voorkomt. De auteur gaat ook dieper in op de structuur en de bronnen van de Jonghe Lanfranc en staat stil bij de vele ingrepen die de tekst tijdens het kopiëren heeft ondergaan. Een uitgebreide bijlage behandelt de structuur van de tien besproken handschriften. De laatste tekst benadert het onderwerp vanuit een andere invalshoek (p. 149-167). J. Reynaert bestudeert de dertig handschriften met Middelnederlandse artesteksten die in de Universiteitsbibliotheek van Gent bewaard worden en merkt dat het om een zeer heterogene groep gaat. Toch zijn er enkel gemeenschappelijke kenmerken: zo betreft het meestal handschriften op papier, waarvan de teksten op één kolom geschreven zijn in een cursief schrift en voorzien zijn van tabellen en schema's. Astronomie, chirurgie, fysiognomie,... artesliteratuur is heel divers. Maar één ding hebben alle bijdragen gemeen: voor een goede kennis van deze teksten is het onontbeerlijk dat we deze teksten niet geïsoleerd bestuderen, maar samen met de andere teksten die in hetzelfde handschrift voorkomen. Hierdoor sluit dit boek aan bij de | |
[pagina 110]
| |
hedendaagse onderzoekstendens die het belang benadrukt van het originele bronmateriaal en de samenstelling daarvan. Wanneer men de hier besproken teksten enkel zou bestuderen aan de hand van moderne edities, in de mate dat die bestaan natuurlijk, verliest men belangrijke informatie over hoe deze teksten vroeger werden overgeleverd. Het is dan ook de verdienste van dit boek dat het deze onderzoeksproblematiek op de voorgrond plaatst en daardoor levert het een belangrijke bijdrage aan een betere kennis over de receptie van deze artesteksten.
An Smets |
|