Madoc. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
RecensiesHet lichaam volgens Le Gofftitel De geschiedenis van het lichaam in de Middeleeuwen
auteur Jacques le Goff en Nicolas Truong
vertaler Théo Buckinx
uitgever Bert Bakker Amsterdam 2004
omvang 206 pag.
isbn 90-351-2752-5
prijs €17,95
oorspronkelijke titel Une histoire du corps au Moyen Âge
uitgever Liana Levi Parijs 2003 Het is lastig een oordeel te vormen over De geschiedenis van het lichaam in de Middeleeuwen. Het belangrijkste probleem is dat drie verschillende individuen hebben bijgedragen aan het eindresultaat. Iedere Nederlandse mediëvist kent Jacques le Goff, één van de belangrijkste cultuurhistorici van de afgelopen decennia, die in 2004 de A.H. Heinekenprijs heeft ontvangen voor zijn oeuvre. Nicolas Truong heeft als medewerker van de Monde de l'Education geschreven over cultuur, kunst en literatuur. Vertaler Theo Buckinx heeft een indrukwekkende hoeveelheid boeken uit het Frans vertaald, waaronder Dames du XIIe siècle van Georges Duby. Het is niet altijd goed te onderscheiden waar de inbreng van de één ophoudt en die van de volgende begint. Wat Le Goff betreft, hij heeft blijkbaar de aantekeningen van zijn literatuurstudie naar het lichaam in de Middeleeuwen ter beschikking gesteld om er een boek van te maken. Het essay leunt zwaar op secundaire studies. Dan is er Truong, die waarschijnlijk een grote hand heeft gehad in het opstellen van de eigenlijke tekst. De grotesk dramatische schrijfstijl doet namelijk nogal denken aan toneelrecensies van zijn hand. Buckinx, ten slotte, heeft zijn werk in tamelijk korte tijd moeten doen. De vertaling kwam reeds een jaar na het verschijnen van het origineel uit. Het resultaat is geen onverdeeld succes. Het boek begint netjes met een historiografische inleiding. ‘Geschiedenis van een verzuim’ heet dit inleidende hoofdstuk, want Le Goff en Truong benadrukken dat het lichaam door historici is vergeten. Vervolgens passeren alle grote namen uit de geesteswetenschappen die zich wèl met het lichaam bezig hebben gehouden de revue. Het wordt toch nog een indrukwekkende lijst: na een uitgebreid eerbetoon aan Michelet behandelen Le Goff en Truong achtereenvolgens Mauss, Elias, Huizinga, de grondleggers van de Annales, de Frankfurter sociologen en natuurlijk Foucault, om te eindigen met een hele rits historici, sociologen en antropologen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Le Goff en Truong citeren Michel Foucault eigenlijk terecht: ‘De historici zijn allang aan de geschiedenis van het lichaam begonnen’ (p. 31). Desondanks vinden de auteurs dat er een leemte is gebleven, waarin dit boekje moet voorzien. Ze stellen echter niet expliciet waaraan het precies schort. Eén idee dient hierna als rode draad: het lichaam was in de | |
[pagina 103]
| |
Middeleeuwen een paradox. Er valt bijna geen aspect van het lichamelijke te bedenken, of het is wel vanuit twee tegenovergestelde gezichtspunten te bekijken. Dat is dan ook wat Le Goff en Truong hebben gedaan. Ze hebben tientallen anekdotes verzameld, deze gegroepeerd in vier verschillende hoofdstukken, en ze ingezet als illustraties van de ene of van de andere kant van een paradox. Het eerste hoofdstuk laat zien hoe de christelijke dogmatiek het lichaam in de loop van de Middeleeuwen gaandeweg steeds strenger heeft onderworpen aan de geest. Tegelijkertijd hebben de vleselijke genoegens (vooral eten en seks) zich in de praktijk echter nergens geheel laten onderdrukken of reguleren. Het tweede hoofdstuk behandelt de omgang van de middeleeuwse literatuur, kunst en wetenschap met de vreugde en de pijn die besloten liggen in seks, zwangerschap, bevalling, geboorte, ziekte, ouderdom en dood. In het derde hoofdstuk behandelen Le Goff en Truong eten en gebarentaal, kleding en naaktheid, baden en sport, als lichamelijke activiteiten die object zijn geweest van het civilisatieproces, van codificering of verwerping. In het laatste hoofdstuk komen lichaamsdelen als het hoofd, het hart en de handen aan bod als metaforen die Middeleeuwers gebruikten om de maatschappij mee te duiden. Het resultaat van deze werkwijze wekt een beetje de indruk van een omgevallen kaartenbak. De anekdotes en citaten zijn vaak net niet relevant voor wat ze zouden moeten illustreren, of ontaarden in uitweidingen waarbij het thema uit het oog wordt verloren. Veel ideeën zijn bovendien al te vinden in het hoofdstuk over het lichaam in Le Goff, L'Imaginaire médiéval, uitgegeven in 1985, opnieuw uitgebracht in Un autre Moyen Âge in 1999.Ga naar eindnoot1 Daarbij komt dat de vertaling erg slordig is. Op veel plaatsen klinkt het Frans letterlijk in het kromme Nederlands door. Dit is vaak storend en het maakt de tekst soms zelfs onbegrijpelijk. Het begint al bij de titel. Une histoire du corps au Moyen Âge is in het Nederlands geworden De geschiedenis van het lichaam in de Middeleeuwen. Uit de Franse titel blijkt dat de schrijvers een essay hebben geschreven, een probeersel, wat zij in de inleiding ook uitleggen (p. 31). De Nederlandse titel wekt echter de indruk dat Le Goff en Truong een handboek hebben willen produceren. Wie daarnaar op zoek is, komt met dit boek bedrogen uit. Eén voorbeeld mag verder volstaan om te illustreren hoe schadelijk een dergelijk onzorgvuldige vertaling kan zijn voor een goed begrip van de tekst. Het voorbeeld betreft een zin die de ontwikkeling schetst van het gebruik van lichaamsdelen als politieke metaforen. In het Frans lezen we: ‘L'usage métaphorique des parties du corps s'esquisse durant le Moyen Âge, se politise successivement à l'époque carolingienne, lors de la réforme grégorienne, et enfin au XIIe siècle, [..]’.Ga naar eindnoot2 In het Nederlands is dit geworden: ‘Het metaforische gebruik van de lichaamsdelen in de Vroege Middeleeuwen krijgt door de Gregoriaanse hervorming stilaan een politiek karakter in het Karolingische tijdperk en ten slotte in de twaalf- | |
[pagina 104]
| |
de eeuw [..]’ (p. 165). In het Nederlands staat er dus dat de Gregoriaanse hervorming van de elfde eeuw invloed zou hebben uitgeoefend op het metaforische gebruik van lichaamsdelen in de Karolingische periode, de achtste tot tiende eeuw. De vertaling heeft een historisch onmogelijke uitspraak opgeleverd. Het lijkt erop dat dit essay tegelijkertijd een onderhoudende inleiding wil zijn voor een breder publiek, een betogend opstel op basis van secundaire literatuur en een ode aan Le Goffs collega's. Het resultaat is vlees noch vis. Bovendien is het erg slecht vertaald. Het is een tekst geworden die niet lekker in zijn vel zit, een moeilijk boek voor leken, een vervelend boek voor ingewijden.
Jetze Touber |