Madoc. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Michiel H. Bartels
| |
Vikingen in de Lage LandenDe aanwezigheid van Vikingen op het grondgebied van het huidige Nederland is voor historici en archeologen al lang een onderwerp van onderzoek.Ga naar eindnoot2 Het onderwerp spreekt vanwege de reputatie van de Vikingen sterk tot de verbeelding. Omdat zowel historische bronnen als archeologische gegevens schaars zijn, leidde dit vaak tot terechte terughoudendheid bij uitspraken over de aanwezigheid en acties van de Vikingen in onze streken. De afgelopen tijd heeft het archeologisch onderzoek van de achtste- tot en met tiende-eeuwse handelsnederzettingen, dorpen en geïsoleerde woonplaatsen samen met het onderzoek naar kustfortificaties geleid tot een beter inzicht. Want terwijl het aantal historische bronnen vrijwel gelijk bleef, is de hoeveelheid archeologische gegevens in Nederland de laatste tien jaar juist sterk toegenomen. Allereerst werd de laatste jaren veel oud veldonderzoek uitgewerkt en gepubliceerd, waardoor aanvankelijk niet toegankelijke data konden worden geïntegreerd met de gegevens uit nieuw onderzoek.Ga naar eindnoot3 Hierdoor is een beter beeld ontstaan van de militaire en politieke aanwezigheid van Vikingen in de Friese, Hollandse, Zeeuwse en Vlaamse kustzone. Dankzij schatvondsten op Wieringen en onderzoek naar de ringwalburcht van Den Burg op Texel wordt de invloed van Friese en Vikingkoningen steeds duidelijker.Ga naar eindnoot4 In Zeeland werden onder andere op Walcheren (Middelburg, Oost-Souburg) en op | |
[pagina 75]
| |
Afb. 1 De binnenstad van het huidige Deventer.
Schouwen (Burgh) na de Vikingaanvallen van 880-882 ronde vluchtburgen aangelegd.Ga naar eindnoot5 Ook voor de Schelde-, Maas- en Rijndalen is door recent en oud onderzoek steeds meer duidelijk geworden.Ga naar eindnoot6 Zo werd te Gent na de Vikingaanval van 879 eveneens een halfronde wal tegen de agressors opgetrokken.Ga naar eindnoot7 Het IJsseldal bleef echter tot enkele jaren geleden buiten beschouwing. De omvang en gevolgen van de terreur van de Vikingen in het IJsseldal is pas door archeologisch onderzoek van de laatste zeven jaar in de IJsselsteden Deventer en Zutphen inzichtelijk geworden. Veel vragen over het ontstaan en de topografische en economisch-politieke ontwikkeling van de twee nederzettingen kunnen nu beter worden beantwoord. In Deventer is het beeld van de vroege geschiedenis en de oorsprong van de huidige topografie op de helling gegaan. Daarnaast is inzicht verkregen in de door de Vikingen veroorzaakte ramp, de aard en omvang van de getroffen nederzetting en het antwoord van de bevolking en hun leiders op deze agressie. | |
De rampIn het jaar 882, vermoedelijk in de zomer, voer een groep Vikingen vanuit Nijmegen via Zutphen naar Deventer. Nijmegen was in de winter van 880 hun uitvalsbasis geworden, nadat ze onder leiding van hoofdman Godfried in de Karolingische versterking op het Valkhof hun kamp had opgeslagen.Ga naar eindnoot8 Deze groep Vikingen was een onderdeel van een veel grotere groep die verder het Rijndal introk. De Vikingen in Nijmegen hadden bij de verovering van het Valkhof graaf Everhard van Hamaland, bijgenaamd ‘de Saks’, gevangengenomen. Hij regeerde over een gebied rond Deventer en Zutphen, waarvan de werkelijke omvang onduidelijk blijft (afb. 2). Gedurende zijn gevangenschap ondernamen de Vikingen in zijn graafschap plundertochten. Zij kenden het gebied goed, omdat zij er al handel dreven, maar ook territoriale rechten hadden verworven. Zutphen viel in 882 ten prooi aan de plundering, moord en brandschatting en het zestien kilometer stroomafwaarts gelegen Deventer was waarschijnlijk kort daarna aan de | |
[pagina 76]
| |
Afb. 2 Verloop van de Vikingaanval over de IJssel vanuit Nijmegen in 882.
beurt.Ga naar eindnoot9 De Annales Fuldensis melden bij dat jaar: Nordmanni portum, qui Frisiaca lingua Taventeri nominatur, ubi sanctus Lioboinus requiescit, plurimis interfectis succenderunt.Ga naar eindnoot10 De Noormannen hebben, na zeer veel mensen gedood te hebben, de haven, die in de Friese taal Taventer heet, waar de heilige Lebuïnus rust, in brand gestoken.Ga naar eindnoot11 De aanvallen hielden op toen de moeder van graaf Everhard hem voor een hoog bedrag vrijkocht en de Vikingen, na ook de versterking in Nijmegen plat te hebben gebrand, scheep gingen naar de Noordzeekust.Ga naar eindnoot12 Deventer werd door de Vikingen over het water bereikt en aangevallen. Aanvallen vanaf schepen waren gebruikelijk in hun tactiek. Het effect van een snelle verrassingaanval was essentieel in hun strategie. Als extra verrassing trad soms vanaf de schepen een cavalerie op. Tegen dergelijke ‘mariniersacties’ van getrainde eenheden waren milities van burgerlijke nederzettingen, zo die al bestonden, niet opgewassen. Mocht er al een professioneel leger aanwezig zijn geweest, dan was dit klein en moest het worden ondersteund door de lokale bevolking en boeren uit de omgeving. Deze groepen waren geen partij en werden vermoedelijk als vee afgeslacht. De Vikingen moeten primair zijn aangetrokken door de welstand van de nederzetting. De nederzetting zelf was, voor zover nu op archeologische gronden valt na te gaan, open en niet of nauwelijks te verdedigen. Defensieve werken van enige aard zijn uit de periode voor 882 niet aangetoond. Gebouwen uit natuursteen en baksteen waren in deze tijd afwezig, de hele nederzetting - erfscheidingen, woonhuizen, schuren en de kerk - was opgetrokken uit hout.Ga naar eindnoot13 Op de gebouwen lagen houten, rieten of strooien daken, een brandgevaarlijke situatie. | |
Deventer vóór de komst van de VikingenDe geschiedenis van Deventer voor de komst van de missionaris Lebuïnus is onduidelijk. Alhoewel er incidenteel keramiek uit de Merovingische periode is gevonden en er mogelijk een pre-christelijk grafveld is gedocumenteerd, ontbreekt sluitend bewijs voor een nederzetting voor het midden van de achtste eeuw.Ga naar eindnoot14 Bewoningsstructuren zoals huisplattegronden, goed gedocumenteerde archeologische vondsten en historische bronnen ontbreken. Tijdens zijn missiewerk moet de Angelsaksische prediker Lebuïnus hier wel een Saksisch dorp hebben aangetroffen. Op zijn eigen verzoek en gesteund door de Utrechtse abt Gregorius begon hij het christendom te prediken in het grensgebied van de Franken die de Gelderse Vallei en een deel van de Veluwe be- | |
[pagina 77]
| |
woonden en de barbaarse Saksen uit het IJsseldal en Salland.Ga naar eindnoot15 Van de toenmalige houten kerk die in Deventer tussen 770 en 775 op instigatie van Lebuïnus werd gebouwd, is niets teruggevonden. De kerk werd diverse malen door de Saksen verwoest en door de bewoners van de missiebasis weer opgebouwd. Na het overlijden van Lebuïnus in 774 en de bijzetting van zijn lichaam in de Mariakerk, werd de missionaris in 780 als sanctus aangeduid, waarmee zijn status als heilige en martelaar een ijkpunt ging vormen in de kerstening van het Saksische gebied. De eerste archeologische gegevens over de Deventerse nederzetting komen uit de oeverzone van de IJssel. Langs de Polstraat zijn fragmentarische delen van negende-eeuwse huisplattegronden aangetroffen (locatie 7 en 8, afb. 5).Ga naar eindnoot16 Voor het oevergebied ter hoogte van de huidige Grote- of Lebuïnuskerk ontbreken onomstotelijke bewijzen voor negende-eeuwse bewoningsstructuren. In het deel rond het Muggeplein (locatie 9), zijn weliswaar diverse archeologische vondsten uit de vroege negende eeuw gedaan, maar een heldere archeologische context is afwezig. Wel is in de gehele oeverzone keramiek vanaf het midden van de achtste, maar voornamelijk uit de negende eeuw aangetroffen, waarbij het aantal vondsten in situ uiterst beperkt is.Ga naar eindnoot17 De nederzetting is in de oeverzone in de latere Middeleeuwen en de moderne tijd namelijk regelmatig doorgraven, zodat van deze resten maar weinig op de plek zelf bewaard is gebleven. | |
Nieuwe archeologische vondstenDe nieuwste gegevens komen dan ook niet uit de oeverzone, maar uit de periferie van de nederzetting. Aan de noordwestzijde werden in 1997, verscholen onder de Karolingische verdedigingswal en de brandlaag van de Vikingaanval uit 882, resten van diverse gebouwen gevonden. Bij een huis lagen kuilen met een ambachtelijke functie. Rondom en in de woningen werden resten van kookpotten, amforen, een haarnaald en zelfs een zilveren denarius van Lotharius I (840-855) gevonden (locatie 12, afb. 3).Ga naar eindnoot18 In september 2003 werd onder dezelfde aarden wal, maar nu meer naar het noordoosten, onder de brandlaag van 882 opnieuw een deel van de nederzetting opgegraven (locatie 13). Ook hier werd een deel van een huisplaats met afvalkuilen en een hutkom aangetroffen.Ga naar eindnoot19 De oriëntatie van deze fragmentarische huizen en erven week, voor zover dit valt na te gaan, af van de latere percellering. Binnen de verdedigingswal, op de locatie van het latere Sint-Elisabethgasthuis (locatie 2), stond ook mogelijk vóór de Vikingaanval van 882 een gebouw. Deze boerderij kon vollediger worden onderzocht dan de erven die na de Vikingaanval onder de wal verdwenen. Het huis was verwant aan het bootvormige Dorestad-type, maar de bootvormige afrondingen zijn nagenoeg verdwenen.Ga naar eindnoot20 Dit ‘Deventer-type’ huis is ook tijdens onderzoek aan de Polstraat (locatie 7) gevonden, maar kan nog niet scherp worden gedateerd (afb. 4).Ga naar eindnoot21 Op basis van de archeologische vondsten is zowel aan de IJsseloever als in het achterland de handelscomponent goed te herkennen. Met name de verhouding tussen lokaal
Afb. 3 Zilveren munt van Keizer Lotharius I (840-855)
| |
[pagina 78]
| |
Afb. 4 Twee huisplattegronden uit de 9de eeuw. Boven een licht bootvormige Dorestad-boerderij uit het achterland van Dorestad (30 m lang). Onder een Deventer-type huis opgegraven aan het Burseplein te Deventer (15 m lang). Huizen op dezelfde schaal.
vervaardigde keramiek als kogelpotten en het door archeologen zo geliefde geïmporteerde keramiek uit het Rijnland speelt hier een belangrijke rol. Importen komen in de late achtste eeuw al voor. De hoeveelheid lokale keramiek in de vorm van kogelpotten neemt gedurende de negende eeuw steeds verder af terwijl de hoeveelheid importkeramiek in de vorm van de zogenaamde Badorf-tuitpotten, reliëfbandamforen en speciaal aardewerk als Tating-kannen toeneemt. Vóór 882 was de hoeveelheid importaardewerk in het achterland van de nederzetting met 50% gelijk aan de locale keramiek (locatie 2 en 13).Ga naar eindnoot22 Meer naar de IJssel is in dezelfde periode 40% lokaal tegenover 60% import (locatie 12).Ga naar eindnoot23 Aan de Bruynssteeg bedroeg de hoeveelheid importkeramiek in de eerste driekwart van de negende eeuw 44%, in de elfde eeuw was dit toegenomen tot 68%.Ga naar eindnoot24 Aan de Polstraat is in de negende eeuw de hoeveelheid importkramiek 68% om in de tiende en elfde eeuw toe te nemen tot 77%.Ga naar eindnoot25 Deventer nam een grote vlucht, nadat de Vikingen in het midden van de negende eeuw het emporium (handels- en stapelplaats voor luxe goederen) Dorestad voor de zoveelste maal hadden geplunderd. De handelaars verlieten Dorestad tussen 857 en 863 en zochten hun heil in Tiel en Deventer waar zij dezelfde koninklijke rechten genoten als in Dorestad. Samen met de handelaren kwam een grote groep geestelijken in Deventer aan. Zij voegden zich bij het reeds bestaande kapittel.Ga naar eindnoot26 Toen omstreeks 870 ook de Utrechtse bisschop Unger naar Deventer vluchtte, begon de nederzetting allure te krijgen. Episcopali vero sede Danorum persecutione Traiecto desolata, Daventriae sedem ipsius elegit, Traiectensis non immemor sedis, quam corde iugiter inhabitavit.Ga naar eindnoot27 ‘Maar toen hij de bisschopszetel in Utrecht door de achtervolging [van de Noormannen] had verlaten, koos hij in Deventer de plaats hiervoor uit, zich de Utrechtse zetel goed herinnerend, die hij van harte lange tijd bewoond had’. | |
Het vroege Deventer in de historiografieLange tijd is er gespeculeerd over het ontstaan en het vroege uiterlijk van de nederzetting Deventer. De eerste serieuze reconstructiepoging werd in 1939 geponeerd door de historisch-geograaf Fritz Leiden. Op basis van de gegevens van stadskronikeurs, bestudering van historische bronnen en een analyse van het bestaande stratenpatroon | |
[pagina 79]
| |
kwam hij tot de veronderstelling dat Deventer eigenlijk uit twee delen had bestaan.Ga naar eindnoot28 Het in de historische bronnen genoemde castellum zou op de Berg (locatie 14), het huidige Bergkwartier met de Bergkerk, hebben gelegen. Hier direct omheen lag de Saksische urbs. De Frankische villa zou rond de Lebuïnuskerk hebben gelegen (locatie 1 en 11). In de vierhoek Graven-Broederenstraat-Brink-Polstraat herkende hij een Romeins patroon. Hoewel hij niet veronderstelde dat de nederzetting een Romeinse oorsprong had, zouden de Franken deze vorm hebben toegepast. Naast de bisschoppelijke hof in het westelijke kwadrant van deze villa, lag in de andere drie kwarten het oppidum. Dit gebied was omwald (locatie 3 en 6).Ga naar eindnoot29 Daarbij tekende hij aan dat de kruising Lange Bisschopstraat-Assenstraat-Sandrasteeg het hart van het geometrische stratenkruis was. Tenslotte merkte hij op dat de raadsels over de vorming van Deventer alleen ‘met de spade’, door archeologisch onderzoek, konden worden opgelost. Gemeentearchivaris en historicus Anton Koch formuleerde zijn hypothese voor het eerst in 1957. Hij ging een stuk nauwkeuriger met de historische bronnen om. Doordat op dat moment inmiddels enige betrouwbare archeologische gegevens bekend waren, kwam hij tot een ander oordeel. De door Leiden en anderen geponeerde hypothese omtrent de aanwezigheid van een omwald immuniteitsgebied kon hij onderschrijven door de vondst van een vrij ondiepe maar natte ‘gracht’, zuidoostelijk van het Grote Kerkhof. Ook de ‘gracht’ bij Graven, langs de bisschopshof (locatie 11), was toen onlangs ontdekt. Vanaf de IJssel vormde hij een eerste rechthoek tot aan de latere Stromarkt (locatie 6). De tweede rechthoek lag hierboven tot aan de Pontsteeg (locatie 3). Deze rechthoek vormde de koningshof. Zo kwam hij tot een bisschoppelijke curtis (hof) waarin de proosdij en het bezit van het kapittel compact om de kerk lagen.Ga naar eindnoot30 Het geheel vormde een typisch rechthoekig nederzettingstype, een zogenaamde Rechteck-Doppelcurtis, een type dat na de Saksenoorlogen door Karel de Grote in de periode 774-776 werd ingevoerd. Dit duidde op een mogelijke oorsprong na 775. Deze versterkte hof (Wehrhof) liet Karel de Grote tijdens en direct na de kerstening in Deventer bouwen.Ga naar eindnoot31 De nederzetting daarbuiten lag in de grote rechthoek die Leiden ook al schetste. Koch betoogde dat op het tracé Graven-Broederenstraat-Brink mogelijk de stadsmuur van rond 1100 moet hebben gelegen. Ook Koch verwachtte een duidelijk antwoord van de archeologie. In 1970 scherpte hij zijn theorie naar aanleiding van archeologische onderzoeken verder aan en constateerde dat de belangrijkste lijn in de vroege nederzetting door de lange ‘oeverstraat’ Assenstraat-Bruynssteeg (Diefsteeg) werd gevormd (de B-as).Ga naar eindnoot32 Alhoewel in de jaren 1970-1990 het archeologisch onderzoek in de binnenstad en daarbuiten toenam, veranderde de hypothese over de stadsvorming maar weinig. Archeoloog Thomas Spitzers plaatste, net zoals Koch, de kerkelijke immuniteit en het burgerlijke gebied in een grote rechthoek tussen Graven-Broederenstraat en Brink. Spitzers ging ook dieper in op de politieke en handelsfunctie van de stad in de achtste tot elfde eeuw.Ga naar eindnoot33 Maar ook hij wist zich, net als Koch, weinig raad met de positie van de hoge berg (locatie 14), het latere Bergkwartier. In 1996 paste hij zijn visie aan: de reconstructie van de nederzetting werd uitgebreid met een kolonie handelaars rond het Muggeplein (locatie 9) in het Noordenbergkwartier.Ga naar eindnoot34 Michel Groothedde, voormalig stadsarcheoloog van Deventer, was de eerste die de verwarring doorbrak en bewust naar een antwoord zocht buiten de oeverzone van de IJssel. Bij zijn onderzoek aan de Smedenstraat (nabij locatie 2) ontdekte hij dat ook hier, 500 meter van de IJsseloever, Karolingische resten lagen.Ga naar eindnoot35 Maar de bestaande theorieën gingen pas echt op de schop toen in 1997 aan het Noordenbergschild in het uiterste noor- | |
[pagina 80]
| |
den van de wijk Noordenberg onder een forse aarden wal resten van een verbrande nederzetting uit 882 werden gevonden.Ga naar eindnoot36 In de jaren na 1998 is steeds meer duidelijkheid ontstaan over de werkelijke omvang van die nederzetting vóór 882. Groothedde poneerde in zijn werkhypothese dat de nederzetting een bisschoppelijke handelskolonie van de handelaren van Sint-Maarten kende. Deze handelaren genoten de bescherming van de Utrechtse bisschop. Dit gebied lag rond de Polstaat (locatie 7 en 8) en maakte circa 10% uit van de totale oppervlakte van de nederzetting. Deze 10% komt overeen met de hoeveelheid bisschoppelijke bezittingen te Dorestad. Het grootse deel van Deventer behoorde rond 900 echter toe aan de koning. Het koninklijke domein maakte 90% van de oppervlakte van de nederzetting uit. De handelaren en boeren hier waren, net zoals de bisschoppelijke handelaren, onvrij maar stonden onder bescherming van de koning.Ga naar eindnoot37 | |
De ruimtelijke gevolgen van de VikingaanvalKort na de verwoesting moeten de bisschop en de vertegenwoordigers van de hertog een drastisch besluit genomen hebben. Historisch is hier weliswaar geen spoor van te vinden, archeologisch des te meer. De aanvankelijk open handelsnederzetting werd een beter verdedigbare, strak uitgelijnde gefortificeerde handelsplaats langs de IJssel. In de 23 hectare binnen de wal was voldoende plaats voor de bewoners zelf, hun huizen en erven, maar ook voor de boeren uit de omgeving en hun vee. Het nieuwe, grote, infrastructurele werk was een aarden verdedigingswal van 1160 meter lang. De wal liep langs de rand van de latere Brink en over bescheiden hoogtes als de ‘Noordenberg’ (locatie 12). Hiertussen moesten relatieve laagtes worden overbrugd. De wal werd minimaal 11,6 meter breed en, inclusief een manshoge palissade, ongeveer 4,5 meter hoog. Buiten de wal lag een gracht van ten minste 8 meter breed en 2,5 meter diep. De wal werd zonder pardon over de oude erven heen aangelegd. Een dergelijke onderneming kon met voldoende mankracht in twee jaar tijd worden uitgevoerd. De noodzaak hiertoe was aanwezig omdat de dreiging van de Vikingen na 882 zeker niet verdween. Archeologisch gezien is aan te nemen dat zeer kort na 882 met de aanleg is begonnen. Bij gebrek aan bruikbare natuurwetenschappelijke data als koolstof-14 en dendrochronologie valt op basis van de volstrekt overeenkomstige vondsten van keramiek onder de Deventer wal (locaties 12 en 13) vast te stellen dat de wal zeker binnen enkele jaren gereed moet zijn geweest. De wal kende mogelijk drie doorgangen.Ga naar eindnoot38 Over de wijze waarop het IJsselfront in deze tijd verdedigbaar werd gemaakt, valt nog geen uitspraak te doen. | |
Een vernieuwde nederzettingsplattegrondIn het gebied binnen de wal werd een nieuwe ruimtelijke opzet voor de nederzetting gerealiseerd. Voor dit werk moeten eveneens alle partijen in Deventer de handen ineen hebben geslagen. Zowel het kerkelijk (handels)gebied waar de Sint Maartensmannen woonden (locatie 7 en 8), als het immuniteitsgebied (locaties 1 en 11), en de ‘keizerlijke’ handelsnederzetting (locaties 5-9-10], werden door de nieuwe wal omsloten.Ga naar eindnoot39 Het blijft echter de vraag of de door Groothedde aangeduide locaties ook de werkelijke territoria van bisschop en koning vormden. Behalve de constatering dat de grotere en fraaiere huizen in de twaalfde en dertiende eeuw wel bij de bisschoppelijke handelaren gehoord zullen hebben, ontbreekt werkelijk archeologisch en historisch bewijs. Binnen de omwalling werden vanaf een aantal mogelijk reeds bestaande ijkpunten min of meer rechte straten getrokken. De (resten van?) reeds in een lijn liggende gebouwen werden daarin opgenomen. Losliggende hoeves op de plaats van de wal en | |
[pagina 81]
| |
daarbuiten, die geen ijkpunten in de nieuwe ruimtelijke opzet van de nederzetting vormden, verdwenen. De huidige hypothese is dat binnen de wal drie hoofdassen werden geprojecteerd. In het midden lag dwars door de nederzetting de B-as, het huidige tracé van de Bruynssteeg-Sandrasteeg-(Korte)Assenstraat. Hoewel deze as schampte aan en later zelfs werd oversneden door het kerkelijke gebied, kan deze lijn aanvankelijk een ononderbroken as in de nederzetting hebben gevormd. Aanwijzingen hiervoor zijn de teruggevonden residentiële en ambachtelijke percelen aan de Ankersteeg-Bruynssteeg (locatie 5). De erven bezaten hier een breedte van 12,5-14 meter en een lengte van 30-40 meter.Ga naar eindnoot40 Ook aan de Stromarkt en de Assenstraat werden percelen haaks op deze B-as teruggevonden.Ga naar eindnoot41 Doordat deze gebouwen archeologisch nog niet exact zijn gedateerd, is het nog niet duidelijk of dit de ijkpunten van voor 882 zijn, waaraan het stratenpatroon is opgehangen of dat de gebouwen zijn neergezet nadat het nieuwe stratenpatroon was ingevoerd. In beide gevallen zijn ze opgenomen in de nieuwe structuur. De A-as werd gevormd door het huidige tracé Bagijnenstraat-Pontsteeg-Grote Overstraat. Het archeologisch onderzoek in het voorjaar van 2004 (locatie 2) toonde aan dat al voor de aanleg van de omwalling de huizen en percelen hier haaks op deze lijn stonden. De ijkpunten van deze noordelijke as zijn dus waarschijnlijk uit de tijd voor de verwoesting. Een deel van de bestaande bebouwing kon zo in het nieuwe patroon worden geïntegreerd. De erven hier hadden een breedte van 12,5-14 meter en een nog niet vast te stellen lengte.Ga naar eindnoot42 De C-as ligt het dichtst bij de IJssel en bestaat uit het huidige tracé Korte-Noordenbergstraat-Polstraat. De nabijgelegen Lebuïnuskerk werd in de loop der tijd flink uitgebouwd en oversnijdt nu deze lijn. De C-as is daardoor meer gebogen dan de andere twee assen. Aan de landzijde van de C-as werden huizen gebouwd; aan de waterzijde verrezen kadewerken.Ga naar eindnoot43 Het interval tussen de A-as, de B-as en de C-as bedraagt telkens ongeveer 60 meter, twee maal de vermoedelijke diepte van een laat-karolingisch kavel te Deventer. Deze maatvoering zou de juridisch-fiscale orde in de nieuw opgezette nederzetting kunnen weerspiegelen. Hierdoor lijkt Deventer een uitzonderlijke combinatie van een gegroeide nederzetting en een geplande stad. Het enige element dat niet past in de nieuwe ruimtelijke orde binnen de nederzetting was de Mariakerk (locatie 1), de voorganger van de huidige Lebuïnuskerk. Hoe snel
Afb. 5 De hoofdstructuur van de hernieuwde opzet van de nederzetting na 882, met daarbij de locatie aanduidingen van de opgravingen.
| |
[pagina 82]
| |
de kerk na de aanval weer werd opgebouwd, is niet bekend, maar wel werd kort na 885 een immuniteitsgebied gecreëerd. In hoeverre dit gebied zelf ook door middel van een gracht en een wal verdedigbaar was, dient opnieuw te worden onderzocht.Ga naar eindnoot44 De waarnemingen en onderzoeken uit de vijftiger jaren zijn op zich te mager om hier een verdedigbare bisschoppelijke hof of een gefortificeerde kerkelijke zone te reconstrueren. | |
Karolingisch Deventer, een voorlopige balansOp grond van de huidige archeologische en historische gegevens is het aannemelijk dat er voor de komst van Lebuïnus een Saksische nederzetting was, al zijn daarvan nog geen ondubbelzinnige sporen teruggevonden. Ook van de locaties van de vroegste kerken ontbreekt elk spoor. Aanwijzingen voor huizenbouw in de tweede helft van de achtste en de eerste helft van de negende eeuw zijn uiterst schaars. Materiële cultuur, zoals keramiek, is duidelijk aanwezig, maar ontbeert door onvoldoende context werkelijke zeggingskracht, zodat er over de aard van nederzetting niet veel conclusies getrokken kunnen worden. In de tweede helft van de negende eeuw, vóór de aanval van 882, nemen de vondsten toe. De hoeveelheden importaardewerk stijgen en uit deze tijd dateren de erven en huizen die onder de latere wal en de brandlaag van 882 zijn gevonden. Deze stonden schuin op de latere percelering van de handelsnederzetting. Binnen de wal van na 882 werden zowel huizen als erfscheidingen gevonden die haaks op de latere percelering staan, als gebouwen die daar licht van afwijken. Na 882 stonden alle percelen haaks op de drie assen. De politieke interesse in de steeds welvarender nederzetting nam toe toen de Utrechtse bisschop met zijn gevolg naar Deventer vluchtte. Ook de keizerlijke aanwezigheid in de vorm van de vertegenwoordigers van de Hamalandse graaf drukte een stempel. De archeologische vondsten laten zien dat de historisch gedocumenteerde aanval van de Vikingen de hele nederzetting in as legde. De reactie van de autoriteiten en de bevolking hierop vormde de aanleg van een grote verdedigingswal die ruim genoeg was om de belangrijkste kerkelijke en handelsgebieden te omsluiten. Tevens werd voldoende ruimte gecreëerd voor hen die tijdelijke bescherming zochten. De wal werd in korte tijd voltooid. Langs drie hoofdassen werden percelen van 12,5 tot 14 meter bij ongeveer 30 meter uitgegeven waarop erven, huizen, schuren en ambachtelijke ateliers verrezen. De kerk en het bisschoppelijke gebied pasten zich waarschijnlijk niet aan de nieuwe structuur aan en bleven herkenbaar als apart element. De tiende en elfde eeuw zouden voor Deventer een tijd van grote voorspoed worden. De kerkelijke en wereldlijke autoriteiten verdrongen zich om hun gezag te laten gelden en door het zakelijk initiatief van koop- en ambachtslieden nam het handelsvolume en de productie drastisch toe. Door het uitwerken van oud onderzoek uit de burgerlijke nederzetting in de komende jaren, kunnen ook de aannames uit de jaren 1950-2004 verder worden onderbouwd of verworpen. Met name de aard en omvang van de bisschoppelijke en koninklijke ‘omgrachte’ gebieden midden in de nederzetting behoeft veel aandacht. Daarnaast blijft de zoektocht naar een mogelijke vroege kerk en de pre-chistelijke nederzetting in volle gang. Zoals overal in Nederland, zal ook in Deventer de archeologie een steeds rijkere bron voor de (stads)ontwikkeling in de vroege Middeleeuwen gaan vormen. Bij een afgewogen balans tussen bestaande historische bronnen en betrouwbare nieuwe en oude archeologische gegevens ligt er voor onze vroege geschiedenis een vruchtbare toekomst in het vooruitzicht. |
|