Madoc. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[Nummer 2]Maaike van Berkel
| |
Een zwakke kaliefMannen die zich de wet voor laten schrijven door de vrouwen in hun omgeving zijn zelden - wellicht met uitzondering van enkele romantische literaire helden - bewonderd. De Abbasidische kalief al-Muqtadir vormde hierop geen uitzondering. Volgens de literatoren van zijn tijd had hij twee zwakheden die hem tot speelbal van zijn harem maakten: zijn weekhartige karakter en de jonge leeftijd waarop hij de troon besteeg. Over zijn zwakke persoonlijkheid zijn verschillende anekdoten overgeleverd. Eén van de meest illustratieve is wel die waarin hij op zeer jonge leeftijd door zijn vader, kalief al-Mu'tadid (892-902), betrapt werd op het uitdelen van zeldzame lekkernijen aan de slavenjongetjes die met hem speelden in de harem. Zijn vader zou hierop ontsteld uitgeroepen hebben dat hij er goed aan zou doen zijn eigen zoon terstond te doden. Een jongen die van nature geneigd is tot generositeit in plaats van hebzucht zou zich immers niet aan de macht van vrouwen kunnen onttrekken.Ga naar eindnoot2 Deze vrijgevige jongen was uiteindelijk slechts dertien jaar toen zijn halfbroer, kalief al-Muktafî (902-908), overleed en hij werd voorgedragen als diens opvolger. Zowel bij de Abbasieden, die regeerden vanaf 750, als bij hun voorgangers, de Umayyaden, besliste een zittende kalief over zijn opvolging. Er bestonden geen beperkingen met betrekking tot de keuze, althans zolang het een familielid betrof. Dus zowel een verre neef | |
[pagina 67]
| |
als een eigen zoon van de kalief kwam in aanmerking. Wanneer de zittende kalief echter niemand had aangewezen of daar door ziekte niet meer toe in staat was, kwam de keuze voor een opvolger theoretisch bij de gemeenschap te liggen. In de praktijk lag de besluitvorming in handen van een aantal prominente vertegenwoordigers van die gemeenschap, de leden van de militaire en civiele elite. Wie als vertegenwoordigers optraden, was afhankelijk van de machtsverhoudingen op dat moment. De aanstelling van al-Muqtadir verliep op deze manier. Toen zijn halfbroer al-Muktafî in het laatste jaar van zijn regering door ziekte aan bed gekluisterd was, waren het de vizier en enkele hoge ambtenaren die de jonge Ja'far naar voren schoven, waarna hij als kalief al-Muqtadir bi-llâh (de Machtige dankzij Gods hulp) de troon besteeg. Over de keuze voor deze jonge prins is veel geschreven. Volgens velen had het meer voor de hand gelegen om de oudere en meer ervaren Ibn al-Mu'tazz, zoon van de dertiende Abbasidische kalief al-Mu'tazz (866-869), aan te stellen. Een deel van de ambtenaren steunde de kandidatuur van deze laatste en vrij kort na de installatie van al-Muqtadir deden zij een poging tot machtsovername. Al-Muqtadir en zijn medestanders genoten echter de steun van de paleiswachten en zij verijdelden de coup. De keuze voor de jonge, onervaren al-Muqtadir lijkt vooral ingegeven door het eigenbelang van een aantal ambitieuze hoge ambtenaren. Volgens Miskawayh, een ambtenaar en literator die geboren werd in het jaar dat al-Muqtadir werd vermoord en die zich baseerde op contemporaine zegslieden aan het hof en binnen de bureaucratie, verwoordde één van hen, de latere vizier Ibn al-Furât, zijn voorkeur voor deze zwakke figuur als volgt: Waarom zou je iemand voordragen die opdrachten en verboden uitvaardigt, die onze geldstromen doorziet, die zelf het bestuur in handen wil hebben en die zichzelf als onafhankelijk ziet? Waarom zou je de macht niet overdragen aan iemand die het bestuur aan jou overlaat?Ga naar eindnoot3En inderdaad bestuurde Ibn al-Furât het kalifaat hierna min of meer naar eigen goeddunken. In de bronnen wordt beschreven hoe hij de jonge heerser als een zoon behandelde. Op verzoek van de moeder van de jonge prins nam hij hem op schoot bij de bespreking van staatszaken en deed hij het woord voor hem bij officiële ceremonies.Ga naar eindnoot4 De zwakheden van al-Muqtadir werden door zijn tijdgenoten en door latere chroniqueurs veelal als verklaring voor de teloorgang van de hoogtijdagen van het Abbasidisch kalifaat aangevoerd. Voor moderne historici zijn de gedetailleerde beschrijvingen van de besluitvorming tijdens zijn regering in eerste instantie interessant omdat ze de werking van machtsposities aan het hof blootleggen. Het voert te ver hier uitgebreid in te gaan op de vaak zeer ingewikkelde formele en informele posities van verschillende groepen. Voor het vervolg van het verhaal is een korte introductie van een aantal individuele spelers en groepen echter noodzakelijk. | |
Machtsposities aan het hofAllereerst dient er een onderscheid te worden aangebracht tussen civiele en militaire ambtbekleders. Het civiele apparaat was in de tijd van al-Muqtadir uitgegroeid tot een zeer omvangrijke organisatie, waar minimaal enkele honderden ambtenaren werkzaam waren in gespecialiseerde departementen en onderdepartementen. De belangrijkste functies waren veelal in handen van een beperkt aantal families, die met elkaar | |
[pagina 68]
| |
Afb. 1 Hoftafereel uit Hatifi's Haft Manzar, miniatuur uit Perzisch handschrift, Bukhara, 1538 (Washington, Smithsonian Institution, 56.14, fol. 22).
in wisselende allianties en onderlinge concurrentiestrijd verbonden waren. Hoofd van de civiele ambtenarij was de vizier. Hij was degene die de belangrijkste posten aan familieleden en cliënten toebedeelde. Met een nieuwe vizier werd dan ook de hele top en subtop van de departementen vervangen. In de tijd van al-Muqtadir vonden er uitzonderlijk veel machtswisselingen in het vizieraat plaats en dit resulteerde in een instabiel en van corruptie doordrenkt administratief apparaat. De belangrijkste, elkaar beconcurrerende, families waren die van 'Alî b. 'Îsâ en Ibn al-Furât. Naast hoofd van de bureaucratie was de vizier een soort eerste minister, die de orders van de kalief moest implementeren en op trad als zijn belangrijkste adviseur. In tegenstelling tot de civiele ambtenarij, bestond het leger in de tijd van al-Muqtadir bijna uitsluitend uit slaven en vrijgelatenen, veelal van Turkse oorsprong. De meeste troepen waren in Bagdad gestationeerd. Zij fungeerden in het paleis als bewakers en vormden de erewacht tijdens audiënties. Daarnaast werden ze regelmatig op expeditie gestuurd naar allerlei uithoeken van het rijk. De verschillende regimenten van het leger waren verwikkeld in voortdurende machtsstrijd met elkaar en met de leden van de civiele ambtenarij. In de tijd van al-Muqtadir speelden ze een doorslaggevende rol bij twee staatsgrepen. Hun leiders, meestal vrijgelatenen of zonen van vrijgelatenen, namen belangrijke posities in aan het hof alwaar zij hun invloed lieten gelden, | |
[pagina 69]
| |
vooral op de financiële administratie van het kalifaat. De belangrijkste militaire leider in deze tijd was de eunuch Mu'nis. Hoofd van het paleispersoneel was de hâjib, de kamerheer. Ook hij werd meestal gerekruteerd onder de Turkse slaven, dan wel vrijgelatenen. In veel situaties was hij een natuurlijke rivaal van de vizier en hij kon zijn invloed laten gelden doordat enkele paleisregimenten onder zijn gezag vielen. De belangrijkste kamerheer in de tijd van al-Muqtadir was Nasr al-Qushûrî, die van 908 tot 929 onafgebroken dit ambt bekleedde. Daarnaast verbleef binnen de paleismuren een bont gezelschap van potentieel invloedrijke lieden, onder wie de Abbasidische prinsen, koninklijke secretarissen, wetenschappers, dichters en vrouwen. | |
De haremAls er één Oosters instituut is dat door de eeuwen heen tot de verbeelding heeft gesproken, dan is het wel de harem.Ga naar eindnoot5 De prikkeling die uitgaat van de prachtige schilderijen van Oriëntalisten zoals Ingres, Delacroix en Gérôme, heeft echter vaak geleid tot een vertekening van de samenstelling en het functioneren van dit instituut. Het woord harem (harîm) verwijst naar het verbodene, maar ook naar dat wat heilig is. De harem is het heiligdom waar sommige individuen en sommige vormen van handeling verboden zijn. Omdat de islam openlijk contact tussen de seksen tot een zekere mate van verwantschap beperkt, worden met de term ‘harem’ de privé-vertrekken van een huis en in het verlengde daarvan de vrouwen van de huishouding (of ze zich nu in die vertrekken of daarbuiten bevinden) aangeduid. De term harem is echter niet uitsluitend een seksebepalende aanduiding. Zo had de Osmaanse sultan bijvoorbeeld nog een tweede harem, uitsluitend bewoond door de mannelijke bewoners van het paleis, inclusief de sultan zelf.Ga naar eindnoot6 De paleisharem werd behalve door de wettige echtgenote(s) en concubines van de
Afb. 2 Eugène Delacroix, De vrouwen van Algiers in hun kamer, 1834. Uit: Beth S. Wright (red.), The Cambridge companion to Delacroix (Cambridge 2001) afb. 6.
| |
[pagina 70]
| |
kalief ook bewoond door een groot aantal personen die geen seksuele relatie met hem hadden, waaronder zijn dochters, jonge zonen, de slavinnen voor de huishouding, zijn moeder en ongetrouwde of verweduwde tantes, (half)zussen, nichtjes en achternichtjes. De belangrijkste vrouw aan het hof van al-Muqtadir was zijn moeder Shaghab. Deze vrouw, die in de bronnen veelal wordt aangeduid als al-Sayyida (mevrouw), was een van oorsprong Griekse slavin die door al-Muqtadirs vader, al-Mu'tadid, was gekocht. Na de geboorte van haar zoon verkreeg zij, zoals gebruikelijk, een status die vergelijkbaar is met die van een vrije moslimvrouw (de technische term voor een dergelijke vrouw is umm al-walad). Het was overigens geen uitzondering dat moeders van kaliefen en sultans een grote invloed hadden aan het hof. Ook bij Harûn al-Rashîd (786-809) en een groot aantal Osmaanse sultans waren het hun moeders die de lakens uitdeelden in de harem, en vaak ook daarbuiten.Ga naar eindnoot7 In de eerste jaren van de regering van al-Muqtadir trad Shaghab als een soort regent voor haar jonge zoon op. Zij liet haar invloed gelden op een reeks van politieke beslissingen. In het paleis had zij een eigen bureau met secretarissen tot haar beschikking. Ze correspondeerde met militaire en civiele hoogwaardigheidsbekleders en maakte zich sterk voor de kandidaatstelling van haar welgezinde personen. Zo dankte haar voormalig privé-secretaris al-Khasîbî zijn voordracht voor het vizieraat aan haar en werd de vizier 'Alî b. 'Îsâ gedwongen in een brief aan haar verantwoording af te leggen voor zijn politieke en financiële beleid. Tevens manoeuvreerde zij haar eigen familieleden op belangrijke posities. Haar broer Gharîb was ééen van de belangrijkste adviseurs van de kalief, haar zus Khâtif nam een vooraanstaande positie in de harem in en de zoon van haar broer bekleedde een hoge functie binnen het leger.Ga naar eindnoot8 | |
De qahramânasHoog in de hiërarchie van de harem stonden vervolgens de zogeheten qahramânas, de managers van de vrouwenvertrekken en de huishouding van de kalief. Ook zij konden, ondanks hun afzondering in voor buitenstaanders ontoegankelijke vertrekken, hun invloed laten gelden buiten de haremmuren. Middels ingewikkelde allianties met eunuchen en leden van het civiele en militaire apparaat drukten zij hun stempel op politieke beslissingen. Daarnaast opereerden ze soms ook zelfstandig buiten de harem. Vier van al-Muqtadirs qahramânas zijn ons met naam bekend: Fâtima, Umm Mûsâ al-Hâshimiyya, Thumal en Zaydân. Tijdens de vroege regeringsjaren van al-Muqtadir, toen zijn moeder de touwtjes in handen had, duiken deze hofdames regelmatig op in de bronnen. In de latere periode verdwijnen ze veelal uit het zicht. Fâtima speelt de meest bescheiden rol in onze bronnen. Haar introductie bij Miskawayh in het jaar 911 betreft tevens de beschrijving van haar treurige dood, veroorzaakt door het kapseizen van haar bootje op een stormachtige dag onder een brug in Bagdad. Onze auteur voegt aan deze korte beschrijving echter nog een interessante opmerking toe. Op haar begrafenis waren aanwezig, behalve verschillende ambtenaren en rechters, de militaire leiders Bunayy b. Nafîs en Qaysar, aan wie zij haar twee dochters had uitgehuwelijkt.Ga naar eindnoot9 In haar studies over de Osmaanse harem benadrukt Leslie Peirce hoe huwelijkspolitiek - en dan met name het uithuwelijken van dochters aan hoge functionarissen - voor de vrouwen aan het hof van de Osmaanse sultan het middel bij uitstek was om politieke macht te verwerven.Ga naar eindnoot10 Middels deze persoonlijke relaties creëerden zij netwerken van loyale politieke partners. Ook Fâtima lijkt van deze tactiek gebruik gemaakt te hebben. Bunayy b. Nafîs en Qaysar waren beiden aanvoerders van legerregimenten.Ga naar eindnoot11 In tegenstelling tot Fâtima zien we haar opvolgster Umm Mûsâ al-Hâshimiyya veelvuldig optreden. Ze lijkt politiek de meest actieve vrouw aan het hof na de Shaghab, de moeder van de kalief Kleurrijk zijn de anekdotes waarin de temperamentvolle Umm Mûsâ vergaderingen van | |
[pagina 71]
| |
de vizier 'Alî b. 'Îsâ, de kamerheer Nasr en de belangrijkste militaire leiders binnenstormt om haar gram te halen over de bezuinigingen op het paleisbudget of om een extra betaling te eisen voor haar personeel vanwege een specifieke feestdag. Naast het runnen van de huishouding van de kalief, bemoeide ze zich eveneens met talloze staatszaken buiten de muren van het paleis. Gedreven door omkoopsommen en in voortdurend wisselende allianties, trad ze op als pleitbezorgster van telkens weer nieuwe gegadigden voor hoge posten. Als bemiddelaar bij de onderhandelingen zette ze soms haar broer Abû Bakr in.Ga naar eindnoot12 Uiteindelijk lijkt deze ambitieuze vrouw te hoog spel te hebben gespeeld en wordt ze ten val gebracht. Eén van de taken van de qahramânas was het optreden als intermediair tussen de kalief en zijn moeder enerzijds en de vizier en andere hoge ambtenaren anderzijds. In deze hoedanigheid kregen zij uiteraard vaak te maken met confidentiële schriftelijke en mondelinge informatie. In 922-923 wordt Umm Mûsâ beschuldigd van het doorspelen van staatsgeheimen aan derden. Schadelijker is echter dat haar in hetzelfde jaar hoogverraad ten laste werd gelegd. Ze had kort daarvoor haar nichtje, de dochter van haar broer Abû Bakr, uitgehuwelijkt aan een Abbasidische prins en dit huwelijk was opzichtig ingeleid met een uitbundige bruiloft waarvoor alle hoge functionarissen uitgenodigd waren. Haar politieke tegenstanders grepen dit festijn aan om Umm Mûsâ verdacht te maken bij de kalief en diens moeder door te beweren dat zij van plan was de kalief van de troon te stoten en deze prins te installeren. Of Umm Mûsâ werkelijk dergelijke plannen smeedde, laten de bronnen in het midden. Wel werd zij samen met haar broer en zuster gearresteerd en werden haar bezittingen geconfisceerd.Ga naar eindnoot13 Haar leven lijkt te zijn gespaard, maar hoe dat er na haar val uitzag, is helaas niet bekend. Zeer interessant is ook de positie van de derde hofdame, Thumal. Naast de gebruikelijke taken van een qahramâna, bekleedde zij een formele post buiten de harem. Op voordracht van de moeder van de kalief trad zij op in één van de districten van Bagdad,
Afb. 3 Jean Auguste Dominique Ingres, Odalisque en slaaf, 1842. Uit: Walter Pach, Ingres (New York 1973) tegenover p. 179.
| |
[pagina 72]
| |
Rusâfa, als de plaatsvervanger van de kalief in de mazâlim rechtbank. De mazâlim was een vorm van administratief recht waarbinnen zaken behandeld werden die buiten de jurisdictie van de sharî'a vielen. De belangrijkste taak van mazâlim rechtbanken was het behandelen van petities over machtsmisbruik van ambtenaren. Formeel zat de kalief de sessies voor. Deze liet zich echter meestal vertegenwoordigen door de vizier, die op zijn beurt weer vervangen werd door een aantal gespecialiseerde ambtenaren. De benoeming van een vrouw op een dergelijke post was een zeer uitzonderlijke situatie. In één van de bronnen wordt beschreven dat haar tijdgenoten dit optreden afkeurden en dat ze haar gezag in eerste instantie niet accepteerden. Toen ze haar positie echter had laten bekrachtigen door een mannelijke rechter, werd haar optreden erkend.Ga naar eindnoot14 Zaydân, tot slot, trad vooral naar voren als de bewaakster van hoge politieke gevangenen. In haar privé-vertrekken hield zij - soms voor enkele jaren - belangrijke dissidenten, zoals de opstandige leider van Azerbaijan Ibn Abî'l-Sâj en die van Mosul al-Husayn b. Hamdân, en verschillende ontslagen viziers gevangen.Ga naar eindnoot15 Door haar directe contact met haar gevangenen was ze in staat haar politieke invloed uit te breiden. Voor de vizier Ibn al-Furât trad ze op als bemiddelaarster toen hij bij haar gevangen zat. Ze onderhandelde met hem over de hoogte van de geldsom die hij achterover gedrukt zou hebben tijdens zijn vizieraat en die hij na zijn afzetting terug zou moeten betalen aan de kalief.Ga naar eindnoot16 En blijkbaar vervulde ze deze taak overeenkomstig de wens van haar gevangene. Toen hij werd vrijgelaten en opnieuw het vizieraat wist te bemachtigen, begiftigde hij zijn voormalig bewaakster rijkelijk met landerijen. Ook in latere jaren gebruikte hij haar als informante, waarbij hij haar telkens aansprak met ‘mijn zusje’.Ga naar eindnoot17 | |
Conclusie‘Als men een vrouw raadpleegt, moet men handelen tegenovergesteld aan haar advies’, zo verklaart menig auteur van islamitische vorstenspiegels, zich hierbij baserend op een hadîth (overlevering) van de profeet Mohammed.Ga naar eindnoot18 Ook de bronnen die de regering van al-Muqtadir beschrijven, bevatten een groot aantal stereotype beelden van de verderfelijke invloed van vrouwen en hun rol in de ondergang van het kalifaat. Desondanks gunnen ze ons hier en daar ook een voorzichtige blik op de actieve, adviserende, bemiddelende en onderhandelende posities die vrouwen aan het hof in de praktijk konden innemen. Omdat veel politieke beslissingen in de privé-vertrekken van het paleis werden genomen en de vrouwen hier makkelijk toegang tot de kalief hadden, bekleedden zij regelmatig sleutelposities in de netwerken van de militaire en civiele functionarissen. Zij waren partijen waarmee rekening moest worden gehouden. Dit was met name zo tijdens de vroege jaren van het kalifaat van al-Muqtadir, toen de jonge heerser het dagelijks bestuur voor een groot deel aan zijn moeder overliet. De vrouwen van de harem, en dan met name de hooggeplaatste qahramânas, traden op als bemiddelaarsters bij conflicten tussen vizier en kalief, ze overhandigden de kalief vertrouwelijke informatie en adviseerden hem bij de benoeming van de hoge ambtenaren. Het behoeft geen uitleg dat hun politieke agenda niet altijd overeenstemde met het algemeen staatsbelang. Dat ze hierin echter niet verschilden van de talloze mannelijke familieleden en functionarissen, die rondom deze met absolute macht begiftigde heerser cirkelden, zal niemand verbazen. |
|