bloon van de raamvertelling met een formule van tien maal tien in een kader ingebedde vertellingen maakt deze eenheid in verscheidenheid mogelijk en direct tot een blijvend succes. Althans, als we mogen afgaan op de talloze pogingen van latere generaties hem hierin na te volgen en te evenaren, overigens zonder daarin ooit werkelijk te slagen. Natuurlijk, ook Marguerite de Navarre, Bandello en de vele andere navolgers hebben prachtige verhalen geschreven, maar niemand is er als Boccaccio in geslaagd een zo omvangrijke verzameling zeer diverse verhalen tot een coherent geheel te smeden. Wanneer we bovendien bedenken dat hij dit in een opvallend korte tijdsspanne (tussen 1348 en 1353) voor elkaar heeft gekregen, zonder zich daarbij te laten leiden door een voorbeeldtekst uit Oudheid of Middeleeuwen, dan pas dringt weer tot ons door welk een weergaloze prestatie Boccaccio met zijn Decamerone heeft geleverd.
Eenheid in verscheidenheid is in het kort de succesformule die Boccaccio als weinigen voor en na hem in praktijk heeft gebracht. Wat de Decamerone zijn grote levendigheid geeft, is niet alleen het zeer uitgebreide en afwisselende repertoire aan vertelstof - uit de geschiedenis en de eigen tijd, uit verre en nabije streken - maar vooral ook de voortdurende perspectiefwisselingen: tussen de afzonderlijke verhalen, tussen de verhalen en de kadervertelling en tussen de verschillende vertellers die aan het woord zijn, de zeven vrouwen en drie mannen die het vertellen van verhalen als een gezelschapsspel hebben gekozen na hun vlucht uit het in 1348 door de pest geteisterde Florence. Maar juist omdat deze afwisseling zo sterk op de voorgrond staat, is het bepaald niet makkelijk te bepalen wat het geheel van deze delen nu oplevert en dus welke overkoepelende betekenis aan de Decamerone als eenheid kan worden gehecht. Dit interpretatieprobleem deed zich al voor tijdens het schrijven van de tekst. Op verschillende plaatsen in de Decamerone reageert de verteller immers op kritische commentaren van tijdgenoten die, al voordat de tekst was voltooid, vonden dat sommige verhalen ongepast waren en het boek als geheel te weinig serieus, want te zeer gericht op vrouwen. De verteller onderstreept dan dat dit juist de essentie is, omdat de tekst aan vrouwen, die teleurstellingen hebben ervaren, troost wil bieden. Maar het feit dat de verteller dit commentaar al op meer dan één plaats in de tekst integreert, duidt er tevens op dat hij niet alleen zijn werk wil verdedigen maar ook plezier ontleent aan het debat hierover. Net als het vertellen van verhalen is het discussiëren hierover een plezierig gezelschapspel, zo lijkt hij te suggereren.
Eenzelfde plezier in het debat laten de aantekeningen en het nawoord van René van Stipriaan bij de Nederlandse vertaling zien. Hoewel Van Stipriaan zich bij het geven van toelichtingen op de tekst voornamelijk - maar niet uitsluitend - laat leiden door het monumentale werk van Vittore Branca hierover, stelt hij een interpretatie van de Decamerone voor die substantieel verschilt van die van deze