het grote publiek, totdat de Utrechtse hoogleraar Antonius Matthaeus een teksteditie opnam in zijn in 1698 verschenen Veteris Aevi Analecta. Vervolgens werd het verhaal over Van Schaffelaar opgepikt door Johan Wagenaar (1709-1773), die het verwerkte in zijn bekende omvangrijke Vaderlandsche Historie, verschenen in de jaren 1749-1759. Voor Wagenaar was de daad van Van Schaffelaar geen gebeurtenis die de loop van de geschiedenis had beïnvloed, maar wel een voorbeeld van zelfopoffering dat herinnerd moest worden. Sindsdien werd de geschiedenis van Van Schaffelaar vooral in de literatuur en de populaire geschiedschrijving veelvuldig aangehaald. Daar werd hij steeds meer de vaderlandse held wiens daad werd geprezen en ten voorbeeld gesteld aan de natie. Pieter 't Hoen schreef in 1790-1793 een treurspel onder de titel Jan van Schaffelaar of De vaderlandsche held. Vanaf het einde van de achttiende eeuw was de sprong van Van Schaffelaar tevens een dankbaar onderwerp voor tekenaars en schilders, en in de twintigste eeuw hebben ook politieke cartoonisten zich erdoor laten inspireren.
In de negentiende eeuw is Van Schaffelaar pas echt aan zijn postume triomftocht begonnen. In de Franse tijd bezongen vaderlandse dichters als Hendrik Tollens en J.F. Helmers de Barneveldse held in gloedvolle bewoordingen. Aan de bekendheid van Van Schaffelaar werd aanzienlijk bijgedragen door J.F. Oltmans met zijn historische roman De schaapherder (1838), waarin de figuur van Van Schaffelaar verwikkeld raakt in een hevig conflict met de gefingeerde slechterik Perrol met de Rode Hand. Van Schaffelaar wordt hier voorgesteld als de geïdealiseerde ridder die beantwoordt aan alle hoofse idealen. Volgens Janse bezorgde Oltmans' roman Jan van Schaffelaar een definitieve plaats in de vaderlandse heldengalerij en kreeg hij daarmee bekendheid in brede lagen van de bevolking. In recente tijden liet Thea Beckman de Barneveldse held figureren in haar roman Hasse Simonsdochter (1983).
Het kon natuurlijk niet uitblijven dat ook in Barneveld de verering van de plaatselijke held ter hand werd genomen. In 1893 werd de Dorpssstraat omgedoopt in Van Schaffelaarstraat. Verder werd de held de naamgever van tal van lokale producten en verenigingen. Een Barneveldse hoofdonderwijzer nam in 1901 samen met de VVV het initiatief voor het plaatsen van een standbeeld. De benodigde gelden werden onder andere door een loterij bijeengebracht en in 1903 was het dan zover. De plechtige onthulling werd voorafgegaan door een historische optocht, waarin ook de personages uit De schaapherder meeliepen. Heden ten dage is in het Barneveldse museum een afdeling gewijd aan Jan van Schaffelaar en leeft hij bij de plaatselijke middenstand voort op mokken en theelepeltjes.
Dat de vakhistorici heel wat nuchterder oordelen, zou men haast vergeten. Reeds N.B. Tenhaeff (1885-1943) bracht de betekenis van Van Schaffelaar terug tot wat hij werkelijk was: een huurling die de omgeving van Amersfoort en Barneveld onveilig maakte. Karakter had hij wel door zijn leven te geven omwille van zijn kameraden. Ook Thea Beekman bracht Van Schaffelaar in haar jeugdroman tot zijn ware meer bescheiden historische proporties terug. Bij haar krijgt hij voor de verandering trekjes van de geëmancipeerde man uit de late twintigste eeuw, die natuurlijk aan de lezertjes ten voorbeeld wordt gesteld: masculien, maar tegelijk niet bevreesd voor de feministische meetlat.
Over gebrek aan belangstelling heeft Van Schaffelaar na zijn dood dus nooit te klagen gehad, al duurde het dan na de teksteditie van Matthaeus nog enige tijd