Madoc. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
RecensiesMiddelnederlandse Merlijn vertaaldJacob van Maerlant en Lodewijk van Velthem, Merlijn, de tovenaar van koning Arthur. Keuze, tekstbezorging en vertaling: Frank Brandsma, Griffioen (Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2004) 219 blz., ISBN 90-253-0196-7, € 6,95.Halverwege de jaren zeventig van de negentiende eeuw kreeg de letterkundige Johannes van Vloten permissie om een tot dan toe vrijwel onbekend handschrift uit te geven. Het handschrift maakt tot de dag van vandaag deel uit van de privébliotheek van de graven van Bentheim-Steinfurt en het bevat een Duitse ‘Umschreibung’ van een Middelnederlands verhaal over de herkomst van de Graal en over Merlijn, de tovenaar van koning Arthur. Het verhaal is een bewerking in verzen van een Oudfrans origineel dat oorspronkelijk gedicht is door Robert de Boron in het begin van de dertiende eeuw. De Middelnederlandse verzen zijn van de hand van Jacob van Maerlant die het werk in 1261 dichtte voor de toen tienjarige heer Albrecht van Voorne. In 1326 voltooit Lodewijk van Velthem het verhaal over Merlijn, wellicht in opdracht van de zoon van Albrecht, Gerard. Ook hij baseert zich op een Frans verhaal en hij maakt met zijn voltooiing de reusachtige geschiedenis van de Graal, Merlijn, koning Artur en Lancelot in het Middelnederlands compleet. De rest van die geschiedenis is te vinden in een boek dat Lodewijk van Velthem in zijn bezit had en misschien wel samenstelde, namelijk de Haagse Lancelotcompilatie. Dit boek bevat aan de hand van de carrière van het personage Lancelot het relaas over de bloeiperiode en de ondergang van Arturs rijk. Johannes van Vloten gaf de geschiedenis van de Graal en van Merlijn uit in een semi-Middelnederlands. Sindsdien is het deel van Maerlant nog één keer, en wel diplomatisch uitgegeven, maar het deel van Velthem wacht nog steeds op een moderne editie. Onlangs verscheen in de Griffioenreeks een vertaling door Frank Brandsma van het verhaal van Merlijn (zonder de geschiedenis van de Graal). Het boekje bevat dus een bloemlezing van zowel de tekst van Maerlant als van het vervolg van Velthem. Het is zeer welkom, juist vanwege het gebrek aan een goede editie van de dubbelroman. Eindelijk is het mogelijk vrijwel de hele geschiedenis van de tovenaar zonder veel moeite achter elkaar te lezen in modern Nederlands. De geschiedenis van Merlijn bevat enkele van de meest bekende Arturverhalen waarbij de tovenaar een sleutelrol speelt, zoals de wonderbaarlijke verwekking van Artur door Uther Pendragon bij Ygerne in de nacht dat haar man, de hertog van Cornwall, de dood vond op het slagveld, en de episode waarin de jonge Artur het zwaard uit de steen weet te trekken. Liefhebbers van Arturverhalen ken- | |
[pagina 272]
| |
nen deze gebeurtenissen vooral uit films en moderne hervertellingen, maar weinigen kennen dit verhaal in de middeleeuwse versie. De vertaling van Brandsma is adequaat en getrouw.Ga naar eindnoot1. Dat is goed, maar zijn trouw aan de tekst leidt ook wel eens tot nogal formeel en stijf Nederlands. Enkele voorbeelden: p. 10 over God: ‘Hij had de mensen zeer lief, want Hij liet zich vangen als een dief om hen vrij te maken en nam een menselijk lichaam aan, zij het dat Hij uit een maagd geboren werd.’ En, p. 17: ‘Bij de bron kwam Nimiane zich vaak vermaken, omdat hij zo mooi was.’ Het is opvallend dat Brandsma zich beter thuisvoelt bij dialogen dan bij beschrijvingen. Misschien komt dat, omdat hij al veel publicaties over de directe rede in middeleeuwse teksten op zijn naam heeft staan. Zijn taalgebruik is flitsender als personages met elkaar in gesprek zijn, zoals op p. 122: ‘Walewein vroeg verbaasd: “Is dat die man die door de duivel werd verwekt bij een jonkvrouw en die later Uter Pendragon zo goed diende [Merlijn]?” “Die is het”, zei Does. “Godsamme”, zei Walewein, “hoe is het mogelijk dat ik hem in zoveel verschillende gedaanten heb gezien?”’ Het gevolg van de voorkeur van Brandsma is dat zijn vertaling steeds vlotter leest. Het is namelijk zo dat Velthem, de auteur van het tweede stuk van het verhaal, een voorkeur heeft voor snelle overgangen en dialogen, terwijl Maerlants taal veel rustiger en weloverwogener is. In zijn verantwoording bij de vertaling legt Brandsma uit dat hij dat hij in het deel van Velthem flink heeft ingegrepen in de zinsstructuur om de monotonie van Velthems stijl aan te passen. Velthems stijl is inderdaad slordig en vol met stoplappen, maar heeft wel vaart. Het lijkt erop dat Brandsma er in dit deel van zijn vertaling echt voor is gaan zitten, meer nog dan in Maerlants deel, waar hij trouwer vertaalt, mogelijk ook uit respect voor het mooie Middelnederlands van de ‘vader van de Dietse dichters’. Het is goed dat op deze manier het onderscheid tussen de twee auteurs naar voren komt, zij het dat Velthems deel door Brandsma's inspanningen en voorkeur voor dialogen een positieve stimulans heeft gekregen. De vertaling van Merlijns verhaal is niet het enige Arturverhaal dat de laatste jaren in de Griffioenreeks is verschenen. Voorbeelden van andere verhalen zijn Walewein, de neef van koning Artur, door Ludo Jongen (1992) en de Ferguut, vertaald door Willem Kuiper (2002). Langzamerhand wordt het verhaal rond de roemruchte koning steeds beter bereikbaar voor wie niet direct toegang (nodig) heeft tot het het Middelnederlands. Alledrie de vertalingen zijn prettig te lezen, maar er is een verschil in taalgebruik. De beoordeling hiervan is natuurlijk sterk afhankelijk van de bron, maar ook van persoonlijke voorkeur. Het best te vergelijken zijn de twee meest recente vertalingen, die van Brandsma en Kuiper. Brandsma's taal is, zoals gezegd, soms wat stijfjes, maar hij blijft, vooral in Maerlants deel, dicht bij het woordgebruik van de tekst. Kuiper vertaalt vrij expliciterend, vangt daarmee heel goed de sfeer van de Ferguut, maar schiet soms wat te ver door naar het populaire. Zijn humoristische stijl, die goed aansluit bij het moderne Nederlands is naar mijn idee echter een prestatie op zich. Zo treffen we bij Brandsma de vlakke beschrijving van de schurk Claudas aan als een ‘slechte en onaangename buurman’ (p. 125). Bij Kuiper vinden we sukkels, personen die mesjogge zijn en een ‘meneer Drollemans’ (p. 92). Kuiper had die buurman waarschijnlijk afgedaan als ‘rotvent’. Het is maar waar je voorkeur naar uitgaat. | |
[pagina 273]
| |
In ieder geval is er voor de Arturliefhebber in de brede zin van het woord weer meer materiaal in goede, betrouwbare vertalingen beschikbaar gekomen, genoeg om van te genieten. Marjolein Hogenbirk |
|