structurele analyse van het verhaal, die demonstreert dat het verhaal een Doppelwegstruktur heeft. Het is een tweeluik, waarin een eerste avonturenweg de held een geliefde oplevert, maar nog geen duurzame harmonie. De relatie wordt verstoord door een crisiselement (in dit geval de beschuldiging dat Erec zijn ridderlijke taken verzaakt door alleen maar met Enide in bed te liggen) en er is een tweede avonturentocht nodig om een duurzaam geluk te bereiken.
De inleiding van Erec et Enide had aan dit soort zaken aandacht kunnen besteden, maar is nogal summier en bestaat bovendien voor een flink deel uit een samenvatting van het verhaal. Gelukkig wordt wel vermeld dat de opmerkingen over de man-vrouw relaties in de tekst vast veel discussie bij het contemporaine publiek zullen hebben opgeleverd. De inleiding bij Cligès is wat langer en bevat veel nuttige informatie die de lezer op deze minst bekende roman van Chrétien voorbereidt en bijvoorbeeld wijst op de specifieke verteltrant die de auteur hanteert. Er zijn in dit boekje ook veel meer aantekeningen die tekstelementen toelichten en bijvoorbeeld uitleggen hoe en waarom in Cligès steeds naar het Tristanverhaal verwezen wordt. Blijkens diverse vertellersopmerkingen had Chrétien weinig op met het idee dat een vrouw met twee mannen tegelijk een seksuele relatie zou kunnen onderhouden, zoals het geval is in de Tristanromans. In Cligès weet hij die situatie te vermijden door te beschrijven dat men echtgenoot Alis voor de huwelijksnacht een toverdrank geeft, waardoor hij wel denkt met Fénice de liefde te bedrijven, maar in werkelijkheid heerlijk slaapt en droomt.
Cligès is een mooi verhaal over liefde en list, en vooral ook over wat ware gelieven voor elkaar over hebben. Fénice onderwerpt zich zelfs aan een schijndood om maar bij haar geliefde Cligès te kunnen komen. Terwijl zij dood lijkt, wordt zij door drie geneesheren gemarteld: zij gieten kokend lood op haar handpalmen om haar tot leven te wekken, maar zij volhardt. Deze scène (weliswaar afkomstig uit een handschrift van een andere tekst, de Roman de la Poire) is afgebeeld op de omslag.
Nadat Chrétiens versromans de Arthurstof zeer populair hadden gemaakt in de decennia kort voor 1200, werden er na 1200 ook romans geschreven die niet de vers- maar de prozavorm hanteerden. De meest bekende romancyclus die toen ontstond, is de Lancelot en prose trilogie (later uitgebreid tot een vijfdelige cyclus). Het afsluitende deel hiervan, La mort le roi Artu, is door Sander Berg vertaald. Het is wellicht vreemd om voor alleen het slot te kiezen, maar daar zijn praktische en esthetische argumenten voor te geven. De eerdere delen (Lancelot en Queste del saint Graal) zijn of veel omvangrijker of veel religieuzer getint. De Mort Artu geldt als het mooiste van de drie delen, vooral omdat de menselijke tragiek het grootst is. De problemen rond de ontdekking van de liefdesrelatie van Lancelot en Guinevere zijn heel begrijpelijk, ook voor moderne lezers. De kracht van de roman ligt in de onafwendbaarheid van de ondergang, als die eenmaal door de ontdekking van het genoemde overspel in gang gezet is.
Net als zijn vertaling van Chrétiens Lancelot, is Sander Bergs De dood van koning Arthur prettig leesbaar. Het boek heeft een groter formaat en aangenamere bladspiegel dan de MemoranduM-boekjes. Het ziet er allemaal fraaier uit, maar er moet ook meer voor worden betaald worden. Het nawoord neemt meer pagi-