Madoc. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
• Martine Meuwese
| |
[pagina 32]
| |
Afb. 1. Illustratie uit De Gentlemen, Het zwaard van Koning Arthur (1981) 46.
geïllustreerde Vlaamse Roman d'Alexandre-handschrift uit de Bodleian Library (Bodley 264) in handen te krijgen.Ga naar eindnoot3. Kom daar nu nog maar eens om. Deze schilders gebruikten de middeleeuwse miniaturen als inspiratiebron voor hun eigen werk. Ze maakten als het ware moderne miniaturen op basis van het middeleeuwse materiaal. Hetzelfde geldt voor de animator Terry Gilliam, die zich voor de tekenfilmpjes in de speelfilm Monty Python and the Holy Grail uit 1974 baseerde op gotische margedecoratie. In een artikel in Madoc heb ik gesignaleerd dat Gilliam in aanraking kwam met deze humoristische taferelen via het standaardwerk over gotische margedecoratie van Lilian Randall.Ga naar eindnoot4. Deze randversieringen liet hij, volkomen in de geest zijn middeleeuwse voorgangers, bewegen in humoristische en absurdistische verhaaltjes die de speelfilm onderbreken. Waarom zouden striptekenaars dan niet ook op deze manier te werk gaan? Toegegeven, veel strips die in de Middeleeuwen spelen hebben letterlijk en figuurlijk weinig om het lijf: het zijn fantasievolle jongensverhalen met veel actie en de nodige schaars geklede dames, die erg weinig met de historische realiteit te maken hebben. Jef Janssens stelde al dat de meeste stripverhalen vastzitten in twee vooroordelen over de Middeleeuwen.Ga naar eindnoot5. Enerzijds worden excessen voorgesteld als doodnormaal, waardoor het beeld ontstaat van een gruwelijke tijd waarin perversie, epidemieën, wreedheid, oorlog en verkrachting aan de orde van de dag zijn. Anderzijds zijn er strips die de Middeleeuwen zien als een geïdealiseerde heroïsche tijd, met dappere ridders die behoeftigen beschermen, en waar alles in het teken staat van romantiek en christelijke waarden. Soms hebben striptekenaars de moeite genomen om zich visueel te documenteren en middeleeuwse kunst een nieuw jasje te geven. Waarschijnlijk hebben ze de manuscripten niet, zoals de prerafaëlieten, zelf in handen gehad, maar kennen ze de voorbeeldminiaturen door reproducties ervan in moderne boeken. De stijl van de oorspronkelijke afbeeldingen is vaak treffend geciteerd, anders zouden ze voor de beschouwer niet als zodanig herkenbaar zijn en zou de knipoog naar het verleden niet werken. Meestal worden er wel elementen aangepast in de moderne weergave van de miniaturen, of de afbeeldingen worden in een andere dan de oorspronkelijke context gebruikt. Hier volgen enkele voorbeelden uit drie stripboeken met Arthuristische thematiek. | |
De Gentlemen, Het zwaard van Koning Arthur (1981)Dit deel in de detective-reeks van Castelli en Tacconi gaat over de zoektocht naar Excalibur, het beroemde zwaard van koning Arthur, dat is ontvreemd tijdens een veiling in Londen.Ga naar eindnoot6. In deze strip komt tijdens de speurtocht naar het zwaard de nodige Arthurkunst voorbij: de Ronde Tafel van Winchester, het Arthurtafereel op de archivolt van Modena, en het mozaïek van Otranto worden | |
[pagina 33]
| |
allemaal schematisch afgebeeld. De stripversie van het twaalfde-eeuwse vloermozaïek uit de kathedraal van Otranto, waarop Arthur vecht met de monsterlijke kat die zich verschanst bij het meer van Genève, is wel anders dan het origineel: Arthur zit nu in een hoogmiddeleeuwse uitdossing op een gehoornd paard en de naar hem opspringende monsterkat is vervangen door een geknielde blote dame met opgeheven armen. Arthur groet haar vriendelijk met zijn rechterarm.Ga naar voetnoot7. Naast deze verwijzingen naar de beeldende Arthurkunst worden ook twee miniaturen uit middeleeuwse handschriften in de strip weergegeven. Deze kleurige afbeeldingen illustreren een uiteenzetting over de geschiedenis van het zwaard Excalibur, die erboven in tekstkadertjes wordt verteld. Dat doet denken aan een televisiedocumentaire over een historisch onderwerp waar, om de kijker te blijven boeien door een sfeer van middeleeuwse authenticiteit op te roepen, opnamen uit geïllustreerde handschriften in beeld verschijnenAfb. 2. Illustratie uit De Gentlemen, Het zwaard van Koning Arthur (1981) 46.
terwijl de commentaarstem doorgaat met het vertellen van het verhaal. De eerste miniatuur (afb. 1) is geplaatst bij de tekst ‘Eeuwenlang, tot ongeveer 1100, behoorde Excalibur aan een aantal uitverkorenen toe, die het geheim bewaarden. Tegelijkertijd ontstond de legende...’, gevolgd door de tweede afbeelding (afb. 2): ‘... van de ridders van de Ronde Tafel, van Merlijn en de negen elfen. De geschiedenis van het toverzwaard verspreidde zich over heel Europa...’. De eerste afbeelding toont een kerkhof met rechtopstaande zwaarden, twee staande ridders en een knielende ridder met zwaarden die met hun punten in zijn schild en helm steken. De tweede miniatuur verbeeldt een strijdscène met vechtende ridders voor een kasteel; de ridder die centraal op de voorgrond is afgebeeld heft prominent zijn zwaard. Zo wordt de suggestie gewekt dat beide afbeeldingen betrekking hebben op het zwaard Excalibur, dat een door tovenarij omgeven achtergrond heeft (het zwaardentafereel), en dat de drager ervan onoverwinnelijk maakt in de strijd (de vechtscène). Hoewel de miniaturen die voor deze illustraties model stonden allebei uit Arthurhandschriften komen, hebben ze daar een heel andere context. De eerste miniatuur komt uit een vroeg veertiende-eeuws Lancelot en prose-handschrift (afb. 3) en illustreert hoe de ridders Gauvain en Hector bij een begraafplaats komen waar twaalf zwaarden rechtop staan op de tomben van twaalf vermoorde broers, terwijl het graf van de moordenaar die temidden van hen begraven is in brand staat.Ga naar eindnoot8. Eerst probeert Gauvain dichterbij te komen, en daarna Hector | |
[pagina 34]
| |
Afb. 3. New York, Pierpont Morgan Library, M 806, Lancelot en prose, Noord-Frankrijk, begin veertiende eeuw, f. 207r. Gauvain en Hector worden op een kerkhof aangevallen door zwaarden.
(rechts op de miniatuur). Dat lukt ze geen van beiden omdat de zwaarden uit eigen beweging ongewenste bezoekers aanvallen en op de helmen en schilden van de ridders inslaan. Het zijn dus wel wonderbaarlijke zwaarden, maar met Excalibur of koning Arthur heeft deze miniatuur niets te maken. De afbeelding is getrouw doorgekopieerd in de strip. Alleen brandt het achterste graf niet meer en zijn de tomben met zwaarden rechts weggelaten, maar dat zijn details. De tweede miniatuur staat in een vroeg veertiende-eeuws handschrift van de Queste del saint Graal (afb. 4). Daar vecht de graalheld Galahad mee in een toernooi voor een kasteel om de zwakste partij in de strijd te helpen.Ga naar eindnoot9. Onder de tegenstanders bevinden zich Gauvain en Hector. Galahad doodt Gauvains paard en laat de neef van koning Arthur hardhandig in het zand bijten, zoals op de miniatuur goed te zien is. Wie weet hoe de Arthuristische heraldiek werkt, zal aan het witte schild met het rode kruis meteen zien dat het bij de centrale ridder om Galahad en niet om koning Arthur gaat, en dat het zwaard dus niet Excalibur kan zijn. Maar het strijdtafereel past op zich natuurlijk goed in het beeld van strijdende Tafelronderidders dat in het tekstkader bij de striptekening wordt opgeroepen. Hoewel de zwaarden in beide miniaturen niets met het legendarische zwaard van koning Arthur te maken hebben, was het prominent voorkomen van zwaarden binnen deze middeleeuwse afbeeldingen voor de tekenaar blijkbaar genoeg aanleiding om ze in de Excalibur-context van het stripverhaal te plaatsen. | |
Corto Maltese, De Helvetiërs (1988)In het introducerende gedeelte op de strip De Helvetiërs in de Corto Maltese reeks wordt net als bij De Gentlemen visueel verwezen naar Arthurs strijd met de kat van het meer van Genève. Alleen is de betreffende aquarel van striptekenaar Hugo Pratt niet naar een bestaand middeleeuws kunstwerk gemaakt. In deze prachtig getekende en heerlijk onconventionele strip staat, naast een zoektocht naar de alchemistische roos, het Graalverhaal centraal.Ga naar eindnoot10. De hoofdpersoon in deze strip, de marinier Corto Maltese, handelt als een | |
[pagina 35]
| |
moderne ridder zonder vrees. Dankzij zijn nuchtere en praktische levensvisie laat hij zich niet uit het veld slaan wanneer hij in een droom de wereld van Wolfram von Eschenbachs Parzival ingezogen wordt. Hij moet, zoals dat gaat bij ridders op queeste, eerst een reeks traditionele proeven doorstaan voor hij zijn doel, de graal/roos, bereikt. Zo is er een vreselijk monster dat verslagen moet worden, maar de held is allerminst onder de indruk van het dier: ‘Dat is geen monster, dat is een gorilla! In de Middeleeuwen zag je ze nog niet zo veel... vandaar dat de mensen ze in hun verbeelding als monsters zagen, maar het zijn beste knapen’. Deze benadering leidt tot een aangename conversatie met het dier, dat de gorilla King Kong blijkt te zijn, en tot een gevecht komt het niet meer. De volgende beproeving is een enorme zwaardbrug, bestaande uit een gigantisch zwaard dat een diepe kloof overbrugt, een verwijzing naar de Lancelot van Chrétien de Troyes en de Lancelot en prose. Wanneer Corto inziet dat hij niet over het scherp van de snede naar de overkant van deAfb. 4. Londen, British Library, Royal 14 E III, Quête du Graal, Vlaanderen of Noord-Frankrijk, begin veertiende eeuw, f. 125r. Galahad helpt de zwakste partij in een toernooi.
kloof kan komen, verzint hij een praktische oplossing: door het zwaard te kantelen kan hij probleemloos over het zwaardplat lopen. Als hij dan toch niet zo rein is als Galahad, mag hij de riddercode wel naar eigen goeddunken interpreteren, vindt hij. Corto laat zich werkelijk nergens door afschrikken, ook de Dood laat hem koud. Hij redt zich zomaar uit een Dodendans, de dans waar niemand aan ontkomt. In zijn onbevangenheid weet hij deze fatale dans om te buigen tot een gezellige volksdans met het skelettenorkest die ‘de botten, pardon de benen losmaakt’. Uiteindelijk bereikt hij de kelk van de heilige graal, die met een ketting aan een bron is vastgeketend omdat hij steeds door ridders wordt gejat. Mocht Corto toevallig Galahad, Perceval, Gauvain, Lancelot, Lohengrin, Anfortas of Titurel tegenkomen, dan moet hij ze maar sommeren om hun kelken terug te brengen want er is servies tekort. Door bronwater uit de Graal te drinken wordt Corto uiteindelijk onsterfelijk en er komt nog een duivelsconcilie aan te pas voor hij uit zijn droom ontwaakt. Kortom, middeleeuwse verhaalmotieven te over, maar Hugo Pratt heeft zich ook duidelijk visueel gedocumenteerd. Hij gebruikte houtsneden van dodendanscycli voor een in de strip adgebeelde muurschildering (afb. 5) en voor het skelettenorkest waar Corto onderweg een dansje mee maakt. Zoals Sophie Oosterwijk onlangs signaleerde in een artikel in Madoc, is het skelettenorkest gebaseerd | |
[pagina 36]
| |
Afb. 5. Illustratie uit Corto Maltese, de Helvetiërs (1988) p. 35, Klingsor in de gedaante van Wolfram von Eschenbach.
op houtsneden uit de druk van Gyot Marchants Danse macabre uit 1486. Zij wees mij erop dat de muurschildering teruggaat op een omstreeks 1465 te Bazel gedrukte dodendanscyclus.Ga naar eindnoot11. Maar aan die muurschildering is nog een onderdeel toegevoegd dat niets met de laat-vijftiende-eeuwse dodendansdrukken te maken heeft. Temidden van de dodendanspersonages is namelijk ook een gespiegelde weergave van de afbeelding van de dichter Wolfram von Eschenbach, de auteur van de Middelhoogduitse Parzival, op de muur geschilderd. Deze afbeelding komt uit het vroeg-veertiende-eeuwse te Zürich vervaardigde Manessische Liederhandschrift (afb. 6). De dichter staat als ridder compleet bewapend met pothelm, schild en vaandel naast een schildknaap die zijn paard bij de teugels vasthoudt. Wolframs helm lijkt gesierd door bijna cartooneske hondenoren. Alleen zijn het geen hondenoren, maar de twee bijlen die Wolfram op de miniatuur als wapen op zijn schild voert en die ook terugkeren op het vaandel en de sjabrak van zijn paard. Dat is een fantasiewapen, want het blazoen van het Frankische geslacht Eschenbach was anders.Ga naar eindnoot12. Pratt kopieerde de miniatuur vrij letterlijk, maar dan in spiegelbeeld, en beeldt het paard compleet af terwijl op de miniatuur alleen de voorkant ervan te zien is. Hij heeft de achterkant er dus zelf bij moeten verzinnen, wat uiteraard niet moeilijk is, maar het is wel grappig dat de tekenaar er niet aan heeft gedacht dat de sjabrak van het paard zou moeten doorlopen. Het dekkleed houdt nu pal achter het zadel op, waar op de miniatuur de kaderrand begint, zodat het paard er van achteren opeens erg bloot uitziet. Hetzelfde Wolfram-tafereel als op de muurschildering is weergegeven in het Parzivalboek dat Corto uit het huis van Herman Hesse leent, en waar hij in zijn droom binnen zal stappen. De kaft van dat boek geeft al een subtiele hint door de titelomschrijving ‘Wolfram von Eschenbach, Parzival, Heidelberg hs.’ Nu herbergt de Heidelbergse Universiteitsbibliotheek twee Parzival-handschriften, maar vermoedelijk is deze ondertitel toch bedoeld als een knipoog naar de auteursvoorstelling in het Manessische Liederhandschrift, dat een van de grote schatten uit de Heidelbergse collectie is.Ga naar eindnoot13. De Manesse-miniatuur van Wolfram von Eschenbach is ook gereproduceerd aan het begin van de pocket teksteditie (met moderne vertaling) van Wolframs Parzival, dus Hugo Pratt kan er zo gemakkelijk mee in aanraking zijn gekomen.Ga naar eindnoot14. Dit tafereel uit de muurschildering en de boekillustratie gaat in de loop van de strip een eigen leven leiden. Corto komt deze ridder, als hij eenmaal in de wereld van het boek is beland, in levenden lijve tegen. In de strip personifieert hij niet meer Wolfram von Eschenbach, maar een personage uit diens verhaal: Klingsor, de slechte tovenaar en tegenstander van Parzival. Wolfram noemde hem nog Clinschor, maar in Wagners opera Parsifal krijgt deze tovenaar, nu met | |
[pagina 37]
| |
de naam Klingsor, een grote rol. In de strip draagt Klingsor een dolk aan zijn gordel als hij Corto ontmoet, maar blijkbaar was dat een foutje want in de navolgende tekeningen is die verdwenen. De dolk ontbreekt namelijk ook in de Manesse-miniatuur. Het gebruik van dit auteursportret uit het beroemde Zürichse handschrift past natuurlijk goed in de context van deze in Zwitserland spelende Arthuristische strip. | |
De gezellen van de schemering, De laatste zang van de Malaterres (1990)Anders dan de opvallende rol van de slechte tovenaar Klingsor in de strip van Hugo Pratt, staat in het derde hier te behandelen Arthuristisch getinte stripboek een goede tovenaar centraal. In het derde deel uit de serie De gezellen van de schemering van François Bourgeon loopt de tovenaar Merlijn als een rode draad door het verhaal. Deze strip speelt in de ‘historische’ Middeleeuwen, en wel tijdens de Honderdjarige Oorlog.Ga naar eindnoot15. De middeleeuwenvisie in deze reeks is een goed voorbeeld van het door Janssens gesignaleerde ‘afgrijselijke Middeleeuwen’ vooroordeelAfb. 6. Heidelberg, UB, Cod. Pal. Germ. 848, Manessische Liederhandschrift, Zürich 1300-1330, f. 149v Wolfram von Eschenbach. Uit: Codex Manesse. Die Miniaturen der Großen Heidelberger Liederhandschrift, ed. Ingo F. Walther (Frankfurt am Main 1988) 96.
in strips, met veel dood, vuil, gruwelen, en een obsessie met bloot en seks. Ondanks die vertekende middeleeuwenvisie heeft deze tekenaar er echt werk van gemaakt om zich visueel zo goed mogelijk te documenteren. De strip puilt uit van uiterst getrouwe weergaves van middeleeuwse gebouwen en kunstwerken, die subtiel door het verhaal gestrooid zijn. Het zijn er zo veel dat Michel Thiebaut een apart boek wijdde aan de veelheid van bronnen die de tekenaar gebruikte.Ga naar eindnoot16. En dan signaleert Thiebaut nog lang niet alle parallellen, want er is nog veel meer kunst te herkennen dan hij noemt. Niet alleen is er veel middeleeuwse architectuur en sculptuur verwerkt in deze strip; ook zijn miniaturen uit allerlei handschriften (bijvoorbeeld de bijbel van koning Wenceslas) gebruikt voor het aankleden van interieur en kleding in de middeleeuwse verhaalsetting. Maar miniaturen zijn niet alleen gebruikt voor het weergeven van de ‘realiteit’ waarin het verhaal speelt; ze worden ook min of meer in hun oorspronkelijke stijl geciteerd. Zo functioneren een vijftiende-eeuwse margedecoratie van een zeemeermin en een illustratie die varieert op een miniatuur uit de Weense Tristan en prose als afbeeldingen bij commentaarkaders waarin de geschiedenis van de fee Mélusine wordt verteld.Ga naar eindnoot17. | |
[pagina 38]
| |
Afb. 7. De gezellen van de schemering (1990) 27, Viviane baadt zich in de bron.
Afb. 8. Parijs, BNF, fr. 12400, Franse vertalling van Liber de Avibus van Frederik II, Frankrijk circa 1300, f. 115v, zwemmende valkenier. Uit: J.J.G. Alexander, Medieval Illuminators and their Methods of Work (New Haven - Londen 1992) afb. 229.
Maar miniaturen worden daarnaast in hun oorspronkelijke stijl geciteerd als het om concrete verluchte manuscripten gaat. De mysterieuze Merlijn heeft aan een kloosterscriptorium de opdracht gegeven om een manuscript van de Histoire de Merlin te vervaardigen. Dat handschrift wordt verlucht door de jonge monnik Aymon, waarop de mooie Mariotte verliefd is geworden. Als ze hem verrast tijdens zijn werk in het scriptorium, is hij net bezig een miniatuur te schilderen van Viviane die baadt in het meer (afb. 7). Mariotte beweert dat hij geen billen kan tekenen, en laat bij wijze van voorbeeld meteen haar eigen achterste zien. Deze zogenaamde miniatuur van Viviane is duidelijk gebaseerd op een afbeelding uit de Franse vertaling van het valkenboek van keizer Frederik II (afb. 8).Ga naar eindnoot18. Daar illustreert de afbeelding dat een valkenier goed moet kunnen zwemmen, wil hij zijn vogel overal kunnen volgen. Niet alleen is hier van een man een vrouw gemaakt, maar de functie van de illustratie is ook anders. De dame baadt, terwijl de valkenier zwemt, en bovendien is de valk die aan de overzijde van het water een eend heeft gevangen weggelaten bij de afbeelding van Viviane. Die roofvogel heeft nu immers geen functie meer. Verderop in het verhaal staat de verliefde monnik met een penseel in de mond dromerig uit het raam te staren (afb. 9). Op zijn lessenaar valt te zien dat hij bezig is met het kopiëren van een miniatuur van twee geliefden in bed, en dat onderwerp doet zijn gedachten uiteraard afdwalen. Ik heb helaas niet kunnen traceren wat de directe bron voor deze miniatuur was, maar de stijl en het onderwerp zouden best kunnen verwijzen naar een Frans Roman de la Rose-handschrift uit het tweede kwart van de veertiende eeuw. De tekst onder de voor- | |
[pagina 39]
| |
beeld-afbeelding is goed leesbaar, het zijnde verzen 277-281 uit de fabliau Boivin de Provins. Hier wordt een nogal expliciete bordeelscène beschreven, dus het is allesbehalve verbazingwekkend dat de jonge monnik zich niet meer kan concentreren. Het enige handschrift waarin deze verzen uit de fabliau zijn overgeleverd is integraal in facsimile uitgegeven, maar het bevat geen verluchting.Ga naar eindnoot19. De striptekenaar heeft het tekstfragment uit de fabliau dus creatief gecombineerd met een miniatuur van een vrijend paar uit een andere bron. Mariotte en de monnik krijgen elkaar als hij het klooster verlaat. De slotillustratie toont hoe ook deze gelieven uiteindelijk in elkaars armen liggen. Als middeleeuwse parallel is eronder wederom een miniatuur uit het Manessische Liederhandschrift geciteerd (afb. 10). Het gaat ditmaal om deAfb. 9. De gezellen van de schemering, De laatste zang van de Malaterres (1990) 79, Aymon verlucht de Histoire de Merlin.
Afb. 10. De gezellen van de schemering, De laatste zang van de Malaterres (1990) 142, slotafbeelding.
| |
[pagina 40]
| |
Afb. 11. Heidelberg, UB, Cod. Pal. Germ. 848, Manessische Liederhandschrift, Zürich 1300-1330, f. 249v, Konrad von Altstetten. Uit: Codex Manesse. Die Miniaturen der Großen Heidelberger Liederhandschrift, ed. Ingo F. Walther (Frankfurt am Main 1988) 164.
miniatuur van Konrad von Altstetten waar een dame een in haar schoot liggende ridder wang tegen wang omhelst (afb. 11). Het hoofse tafereel uit het middeleeuwse origineel is weer creatief aangepast. Van een rechtopstaand formaat is een liggende afbeelding gemaakt, en het buitentafereel is omgezet in een bedscène. De valk op de vuist van de man is daarbij verdwenen en de minnaars zijn bij de omzetting ook hun kleren kwijtgeraakt. Maar de meest saillante aanpassing is dat de dame nu met haar hand onder de dekens tast. Zo veranderen de personen uit het stripverhaal aan het slot als het ware zelf in een miniatuur. Dat is de omgekeerde wereld! | |
ConclusieDe ‘middeleeuwse miniaturen’ in de drie hier behandelde strips hebben een duidelijke functie in het verhaal en zijn telkens gekoppeld aan boeken. Bij De Gentlemen en De gezellen van de schemering worden de miniaturen gebruikt als ‘historische documentatie’ bij het vertellen van de geschiedenis van respectievelijk het zwaard Excalibur en de fee Mélusine. De band met het boek is duidelijk bij De Helvetiërs, waar de hoofdpersoon een uitgave van Wolfram von Eschenbachs Parzival binnenstapt en in die wereld een tot leven gekomen miniatuur ontmoet. Bij De gezellen van de schemering is het door Merlijn bestelde manuscript de directe aanleiding om verschillende stadia van het verluchten van het handschrift door de verliefde monnik te tonen. Voor al deze stripboeken met ‘middeleeuwse miniaturen’ geldt dat er accenten uit de originele afbeeldingen zijn verlegd. Onbruikbare elementen zijn weggelaten of veranderd, en de interpretatie van het tafereel wordt aan de nieuwe context aangepast. Bij De Gentlemen gaat het niet meer om een kerkhof met wonderzwaarden of om een toernooi waarin Galahad schittert, maar wordt alles op het zwaard Excalibur betrokken. In De Helvetiërs wordt het auteursportret van Wolfram tot het verhaalpersonage Klingsor, en bij De gezellen van de schemering is geen kans onbenut gelaten om nadruk te leggen op naaktheid en erotiek. Als striptekenaars oude bronnen gebruiken, zijn dat er meteen velerlei. Tacconi concentreert zich nog op Franse Arthurhandschriften uit het begin van de veertiende eeuw. Hugo Pratt gebruikt naast het Manesse-handschrift ook een Bazelse dodendansdruk (wel allebei Zwitsers materiaal, maar een groot tijdsverschil). Bourgeon neemt de periode waaruit hij ‘leent’ eveneens ruim en voor- | |
[pagina 41]
| |
al ook geografisch breder (Duitsland en Frankrijk). Alle tekenaars inspireerden zich op reproducties van miniaturen in moderne boeken.Ga naar eindnoot20. Gelukkig spreken middeleeuwse miniaturen bij striptekenaars duidelijk tot de verbeelding; daarvoor hebben die eeuwenoude afbeeldingen geen tekstballonnetjes nodig! |
|