Madoc. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
• August den Hollander
| |
EvangeliënharmonieënTot de oudste en meest prominente tekstuele representaties van het leven van Jezus in het Westen behoren de evangeliënharmonieën. In een evangeliënharmonie wordt het levensverhaal van Jezus, vanaf de geboorte tot aan Zijn lijden, dood en verrijzenis op chronologische wijze verteld. Uitgangspunt van de harmonie is steeds dat de gehele stof van de vier evangeliën het leven van Jezus waarlijk beschrijft en dus op een of andere wijze een plaats moet kunnen krijgen in één samenhangend verhaal. De bron voor een evangeliënharmonie vormt dan | |
[pagina 12]
| |
Afb. 1. Deze afbeelding komt uit een dertiende-eeuwse handschrift (Leipzig, Universitätsbibliothek 193, 27v) en heeft een opvallende mise-en-page. De tekst in het handschrift is vervaardigd door één hand en de inrichting van de tekst is, zoals uit het voorbeeld snel duidelijk wordt, zorgvuldig gepland. De middelste kolom geeft een Latijnse harmonietekst, daaromheen vinden we marginaal en interlineair glossen, ontleend aan de middeleeuwse commentaartraditie. Ter rechterzijde van de tekst vinden we onder meer een hoofdstuknummer (15) en verder zijn er parallelle teksten uit andere evangeliën gegeven. De tekstinrichting duidt op een vooraf duidelijk bedoelde functie van de tekst als studietekst. Het handschrift is niet geschikt gemaakt voor liturgisch gebruik. Zo bevat het geen kerkelijk leesrooster.
ook de tekst van de kanonieke evangeliën. De evangelieharmonieën sluiten bovendien vaak zeer nauw op de bijbeltekst aan. De harmonieën onderscheiden zich niettemin wezenlijk van de kanonieke evangeliënteksten. Immers, waar tussen de vier evangeliën onderling grote verschillen en inconsequenties bestaan over het leven van Jezus, presenteren de harmonieën dit als een eenheid. Op welke wijze, in welke mate en door wie evangeliënharmonieën daadwerkelijk zijn vervaardigd, gebruikt of gemodificeerd, is nog slechts ten dele onderzocht. Duidelijk is dat de evangeliënharmonieën een brede verspreiding hebben gehad en van grote invloed zijn geweest op het religieuze en culturele leven in West-Europa. De oudste bekende evangeliënharmonieën in Europa zijn de Latijnse.Ga naar eindnoot2. Binnen de Latijnse harmonietraditie, die loopt van de zesde tot en met de zestiende eeuw, hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan. Vermoedelijk weerspiegelen deze ontwikkelingen de wisselende functie van deze teksten: van (sober uitgevoerde) handschriften met een nauw bij de evangeliën aansluitende tekst, misschien bedoeld voor meditatief gebruik, tot geglosseerde, met parafraserend tekstmateriaal verrijkte teksten, die vrijwel zeker als studietekst hebben | |
[pagina 13]
| |
gediend. De handschriften uit de twaalfde en dertiende eeuw illustreren in bijzondere mate de rol van de evangeliënharmonie als studietekst. Opvallend is dat in dezelfde periode ook de productie van bijbel- en harmoniecommentaren een grote bloei beleefde. De Latijnse harmonietraditie heeft ten grondslag gelegen aan meerdere volkstalige harmonieën. Vanaf het eind van de dertiende eeuw, maar zeker vanaf het begin van de veertiende eeuw komt een grote stroom van evangeliënharmonieën in de volkstaal op gang. Goed vertegenwoordigd zijn de middeleeuwse Italiaanse, Duitse en Nederlandse harmonietradities met meerdere handschriften. Daarnaast doen enkele handgeschreven teksten de vraag rijzen of tevens een, mogelijk in omvang geringere, Franse en Engelse overlevering heeft bestaan. | |
Het bestaande onderzoekWie de bestudering van de middeleeuwse Westerse evangeliënharmonieën overziet, komt tot de conclusie dat zich twee terreinen aftekenen waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgehad. In de eerste plaats het veld van het Diatessaron-onderzoek en ten tweede dat van de volkstalige taal- en letterkunde (neerlandistiek, germanistiek). In het eerstgenoemde veld, waarin voornamelijk theologen actief zijn, staat het Diatessaron centraal, een Syrische (of Griekse) evangeliënharmonie die werd vervaardigd door Tatianus rond 168 na Christus.Ga naar eindnoot3. Op grond van deze hoge leeftijd is het Diatessaron mogelijk een belangrijke getuige voor de geschiedenis van de vroege kerk en het Nieuwe Testament. Omdat echter geen enkel exemplaar van deze vroegste evangeliënharmonie bewaard is gebleven, richt het Diatessaron-onderzoek zich op andere, wel bewaard gebleven harmonieën, deels van veel latere datum en geschreven in verschillende semitische en ook West-Europese talen. Doel hiervan is steeds om de brede harmonietraditie in zowel het Oosten als het Westen te onderzoeken op sporen van het Diatessaron en zo (delen van) deze tekst uit de tweede eeuw te reconstrueren. In 1923 lanceerde de Leidse hoogleraar Plooij de (door sommigen nog steeds aangehangen) theorie dat het Middelnederlandse Luikse Leven van Jezus afstamde van het Diatessaron.Ga naar eindnoot4. Hij onderbouwde deze theorie met de hypothese dat de tekst uit het Luikse handschrift direct terugging op een Oudlatijnse evangeliënharmonie, die dan weer terug zou gaan op het Diatessaron. Van deze Oudlatijnse harmonietekst is echter geen enkel spoor van enig exemplaar bekend. Een van Plooijs belangrijke voorbeelden betreft de passage uit Lukas 1:66. Het Luikse Leven van Jezus leest daar ‘gracie’ (genade) in plaats van ‘hand’ als vertaling van het woord ‘manus’ dat in de gangbare middeleeuwse Latijnse harmonie en ook in Vulgaathandschriften is te vinden. Plooij verklaart deze afwijkende lezing in de Luikse tekst door te wijzen op de mogelijkheid dat in het Grieks het woord ‘χέιρ’ (hand) makkelijk verschreven kan worden als ‘χαρις’ (genade), dat vervolgens in de Oudlatijnse harmonie en in het Luikse Leven van Jezus terecht kwam. Den Hollander en Schmid hebben, in navolging van De Bruin, gewezen op de middeleeuwse, geglosseerde Latijnse evangeliënharmonieën.Ga naar eindnoot5. De glossen in deze handschriften bieden informatie uit de middeleeuw- | |
[pagina 14]
| |
se commentaartraditie, waaronder de wijdverspreide Glossa Ordinaria. Dergelijke glossen bieden vaak de sleutel ter verklaring van alternatieve lezingen in volkstalige evangeliënharmonieën, ook in het geval van de hierboven door Plooij gesignaleerde tekstvariant. De Latijnse tekst van de harmonie in het handschrift Leipzig UB 193, fol. 13v leest het gebruikelijke ‘manus’, maar geeft daarboven interlineair het woord ‘gratia’. Daar staat de Luikse variante lezing (zie afb. 3)! Ter verklaring daarvan is Plooijs moeizame hypothese onnodig. Hier is een werkelijk bestaand handschrift dat in tijd en plaats zeer dicht bij de Luikse tekst staat (het is zelfs uit dezelfde eeuw) en dat bovendien een representant is van een heel corpus soortgelijke handschriften. Het voorbeeld illustreert hoe belangrijk het is om alle handschriften van de gehele teksttraditie (Latijn en volkstalen) in het onderzoek te betrekken om alle lagen in de tekstgeschiedenis te kunnen blootleggen. De theorieën over de overlevering van de tekst van het Diatessaron die in de loop van het onderzoek dominant zijn geworden en de gebruikte onderzoeksmethoden hebben ertoe geleid dat slechts een klein deel van de West-Europese harmonietraditie in het onderzoek is betrokken en dan bovendien vaak alleen met gebruikmaking van geïsoleerde, individuele lezingen uit de tekst van de harmonie.Ga naar eindnoot6. Dit onderzoeksveld heeft dan ook weinig impulsen gegeven tot een beter begrip van de middeleeuwse overlevering, aangezien deze vaak slechts op basis van enkele individuele representanten en als doorgangsstadium op weg naar een veel oudere tekst is bekeken en uitgebuit. Voor taal- en letterkundigen waren en zijn evangeliënharmonieën van belang, omdat deze in de verschillende Europese talen vaak tot de oudste en meest omvangrijke monumenten van de volkstalige literatuur behoren. Dat geldt in het bijzonder voor enkele fasen in de ontwikkeling van de Duitse en Nederlandse talen en dialectvormen.Ga naar eindnoot7. In deze samenhang moet men erkennen, dat met name de letterkundigen duidelijk meer interesse hebben getoond voor de historische en culturele plaatsbepaling van de door hen onderzochte middeleeuwse evangeliënharmonieën dan bijvoorbeeld de Diatessaron-onderzoekers. Daarbij mag men evenwel niet over het hoofd zien, dat het taal- en letterkundig onderzoek vaak genoeg enge grenzen heeft getrokken bij de selectie van handschriften die in de vergelijking werden betrokken. Er werden slechts enkele teksten geïsoleerd bekeken of de beperking tot een bepaalde taalfase leidde tot kunstmatige afsplitsingen binnen een groter, samenhangend tekstcorpus. Al met al kan men vaststellen, dat zowel Diatessaron-onderzoekers als taal- en letterkundigen in het algemeen weinig voorbij de horizon van de eigen vraagstelling gekeken hebben. Als hooggespecialiseerde vaklui hebben zij de onderzoeksmethoden en -resultaten van de andere discipline slechts zelden waargenomen en nog minder vaak in het eigen onderzoek toegepast. Een discussie over een categoriale indeling van de verschillende evangeliënharmonieën en harmoniserende presentaties van het leven van Jezus is om die reden ook vrijwel niet gevoerd, evenmin over de verschillende functies die deze teksten in de loop van de tijd hebben gekend. In het onderzoek dat hier wordt gepresenteerd is getracht aan deze tekortkomingen tegemoet te komen. | |
[pagina 15]
| |
Afb. 2. Evenals het Latijnse voorbeeld van afbeelding 1, dateert het Middelnederlandse Luikse Leven van Jezus (Luik, Universiteitsbibliotheek, ms. 437, 13r) uit de dertiende eeuw. De getoonde bladzijde geeft echter een totaal ander beeld. De uiteindelijke tekstpresentatie is het gevolg van het werk van drie (of vier) hoofdhanden, met enkele toevoegingen van zeker nog eens drie andere handen. De eerste hand heeft een Middelnederlandse harmonietekst gegeven, die niet verder was ontsloten. Pas later is de tekst voorzien van een inhoudsopgave en een hoofdstuknummering en nog later is een kerkelijk leesrooster toegevoegd. Latere lezers/gebruikers van de tekst hebben deze door toevoegingen geschikt gemaakt voor ander gebruik, zodat het handschrift meerdere, onderscheiden gebruiksfasen heeft gekend.
| |
Enkele hoofdpunten in het onderzoekDoelstelling van het lopende onderzoeksproject is om oorsprong, verspreiding en receptie van de gehele middeleeuwse West-Europese harmonietraditie in kaart te brengen.Ga naar eindnoot8. Daartoe worden op basis van tekstuele en materiële informatie verwantschappen vastgelegd tussen alle bekende overgeleverde handschriften (ook excerpten en fragmenten). Ook worden zoveel mogelijk ‘externe’ bronnen aangewezen, die een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de harmonietraditie in West-Europa. Daarbij moet uiteraard gedacht worden aan teksten zoals de reeds eerder genoemde Glossa Ordinaria, maar ook aan wijdverspreide harmoniecommentaren, zoals die van Zacharias Chrysopolitanus en Petrus Cantor. Deze teksten bieden naast een harmonietekst ook commentaar op die tekst, waarin uitleg van bepaalde woorden of tekstpassages is gegeven. Daarin worden onder meer tekstvarianten geboden, parallelle lezingen uit andere evangeliën aangedragen, of discussies over de volgorde van verschillende verhaalelementen gegeven. Het onderzoeksveld van het harmoniecommentaar ligt nog vrijwel geheel braak en vraagt om betreding. Deze teksten hebben mogelijk een belangrijke rol gehad bij de totstandkoming van harmo- | |
[pagina 16]
| |
nieteksten in de volkstaal. Bovendien kunnen ze vanwege hun parafraserende inhoud een mogelijke verklaring bieden voor een deel van de tekstvarianten. In het onderzoek wordt verder de relatie tussen vorm en functie van de verschillende harmonieën onderzocht en in een diachronisch perspectief geplaatst. Daarbij spelen vragen als: hoe is de tekst in de handschriften ontsloten? Is de tekst in elk van de handschriften steeds op gelijke wijze ontsloten? Veranderde dat in de tijd? Kennen teksten verschillende gebruiksfasen en -doelen? Hoeveel handen hebben aan een tekst gewerkt? Waar en wanneer gebeurde dat? Vergelijking van de teksten in de verschillende handschriften vindt plaats op basis van een selectie van tekstgedeelten uit de evangeliënharmonie. Deze tekstvergelijking zal leiden tot een stamboom (een zogenoemd stemma) van het Leven van Jezus, die de onderlinge verwantschappen tussen alle bekende handschriften weergeeft. Een belangrijke kwestie die in dit onderdeel van het onderzoek speelt, is welke methode het meest geschikt zal blijken voor de vervaardiging van de stemma's. Daarbij gaat het om vragen als welke varianten in aanmerking komen om een stemma te bouwen en welk computerprogramma in dit onderzoek het meest geschikt is om stemma's te bouwen. Allereerst wordt per taal een variantenlijst aangemaakt. Daartoe worden alle verschillen tussen de verschillende tekstversies in de handschriften in een lijst vastgelegd. In een latere fase van het onderzoek zullen alle varianten uit alle talen worden samengevoegd tot een grote variantenlijst, op basis waarvan een gemeenschappelijk stemma zal worden gemaakt. Als gemeenschappelijke basis voor de vaststelling van varianten dient in deze fase de Latijnse evangeliënharmonie uit de Codex Fuldensis. Om die reden wordt ook al in de eerste fase van de vaststelling van varianten per taal deze Latijnse harmonie meegenomen. Een typologie van varianten vormt het uitgangspunt voor het onderscheiden van verschillende typen varianten. Na vaststelling van de varianten wordt per taal een stamboom vervaardigd, die de onderlinge verwantschappen tussen alle bekende handschriften vastlegt. De onderzoekers bespreken vervolgens gezamenlijk de belangrijkste uitkomsten van het variantenonderzoek per taal. Dan worden bovendien opvallende overeenkomsten in variatie tussen teksten uit handschriften in verschillende talen (zoals gemeenschappelijke afwijkende lezingen ten opzichte van de Codex Fuldensis) gesignaleerd en vastgelegd. In de volgende fase zal uit alle bekende handschriften een selectie worden gemaakt, die alle aanwezige ‘takken’ uit de verschillende stambomen per taal zal representeren. Deze selectie van handschriften uit de verschillende talen vormt een nieuw, meertalig corpus, dat uitgangspunt voor het onderzoek in de derde fase zal zijn. Op basis van het reeds aanwezige variantenapparaat (en met inbegrip van de in de vorige fase vastgestelde gemeenschappelijke afwijkende lezingen ten opzichte van de Codex Fuldensis) zal ook voor de meertalige selectie een stemma opgesteld worden. Vervolgens zal getracht worden om alle, in het gehele onderzoek betrokken handschriften een plaats te geven in een stamboom van de gehele Westerse evangeliënharmonietraditie. Deze ‘meertalige’ stamboom ontstaat niet simpelweg uit het in elkaar schuiven van de afzonderlijke ‘stambomen per taal’. Het | |
[pagina 17]
| |
Afb. 3. Detail van een bladzijde uit hs. Leipzig, Universitätsbibliothek 193, 13v.
geheel kan hier beslist meer zijn dan de som van de delen. Immers, de mogelijkheid bestaat dat de verschillende takken uit een in de vorige fase geproduceerde ‘stamboom per taal’ geheel los van elkaar op verschillende plaatsen in de nieuwe, ‘meertalige’ stamboom hangen. Door de verbreding van het onderzoekscorpus van één taal naar een meertalig corpus kan immers pas duidelijk worden dat de oorsprong van de gehele tekstoverlevering binnen één taal niet op één punt in de tekstgeschiedenis (vertaling, redactie) moet worden gelokaliseerd, maar op verschillende, onafhankelijke punten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een Latijnse harmonie op twee onafhankelijke momenten is vertaald in het Nederlands, al dan niet op basis van hetzelfde Latijnse handschrift en al dan niet met gebruikmaking van een bestaande Nederlandse vertaling van de evangeliën. In dat geval bestaan er twee Nederlandse subfamilies die los van elkaar zijn ontstaan, maar wel een duidelijke samenhang vertonen. Zo zal de ene Nederlandse subfamilie mogelijk lezingen delen met de tekst in het ene Latijnse handschrift, de andere subfamilie wellicht met de tekst in een ander handschrift. Pas in een meertalig stemma, waar zowel Nederlandse als Latijnse handschriften zijn opgenomen, kan deze tweevoudige origine duidelijk zichtbaar worden. Zo zal de ene Nederlandse subfamilie als een cluster aan een Latijns handschrift in de boom ‘hangen’ en het tweede cluster van de andere subfamilie mogelijk elders in de boom aan een ander Latijns handschrift. Niet alleen op basis van tekstmateriaal worden de handschriften met elkaar vergeleken, ook wordt gekeken naar andere, meer structurele informatie zoals de volgorde van de verschillende verhaalelementen uit het Leven van Jezus. Ten behoeve hiervan is een synopsis gemaakt waarin de gezamenlijke tekst van de | |
[pagina 18]
| |
vier evangeliën samen is opgeknipt in totaal 372 scènes, genummerd van 1 tot 372. De tekst uit ieder afzonderlijk handschrift van het Leven van Jezus kan aan de hand hiervan worden weergegeven als een opeenvolgende reeks scènes, uitgedrukt in een reeks getallen. Deze reeks getallen wordt binnen het project aangeduid als de DNA-string van het verhaal in een specifiek handschrift. Vergelijking van alle DNA-strings geeft inzicht in overeenkomsten en verschillen in opbouw en volgorde van de harmonietekst in de verschillende handschriften. Zo is met deze aanpak duidelijk geworden dat binnen de Westerse harmonietraditie meerdere groepen handschriften te onderscheiden zijn, waarin verschillende keuzes zijn gemaakt met betrekking tot de volgorde van scènes in enkele gedeelten van de harmonie. Een groot voordeel van deze aanpak is dat die van meet af aan volledig taalonafhankelijk is. Op dit moment wordt binnen het project geëxperimenteerd met andere vormen van taalonafhankelijke vergelijking van teksten binnen een meertalig tekstcorpus.Ga naar eindnoot9. | |
BesluitUiteindelijk zal een evaluatie plaatsvinden van de onderzoeksresultaten op de verschillende terreinen. Deze evaluatie bestaat in ieder geval uit vier onderdelen. Allereerst een evaluatie per taal. Hierbij wordt de vraag gesteld of de handschriften uit elke taal dezelfde onderlinge verwantschapsrelaties onderhouden in de geproduceerde stemma's in beide fasen (per taal en voor de hele harmonietraditie) van het onderzoek of blijken te veranderen. Uiteraard zal hierbij worden gezocht naar een mogelijke verklaring. Vervolgens wordt gekeken naar de gehele West-Europese overlevering. Vragen als hoe deze geproduceerde stamboom zich verhoudt tot andere, in eerder onderzoek geproduceerde stemma's en hoe deze verschijnselen te verklaren zijn zullen worden beantwoord. Ten derde wordt getoetst of de geconstateerde verwantschappen tussen de handschriften een afdoende verklaring bieden voor de gesignaleerde varianten en of andere, aanvullende verklaringen te geven zijn die de tekstvariatie eventueel kunnen verklaren. Tot slot zal beoordeeld worden in welke mate de structurele informatie (hoofdstukindeling, etc.) van belang is gebleken bij de vaststelling van de verwantschappen. Ter afsluiting van het project zal een internationaal congres worden georganiseerd onder de titel European Medieval Gospel Harmonies. |
|