Madoc. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]• Letty ten Harkel
| |
Wie waren de Vikingen?Vanaf het eerste moment dat de Vikingen met hun plundertochten begonnen, hebben zij een slechte reputatie gehad. In het jaar 793 na Christus vielen de Vikingen de abdij van Lindisfarne in Engeland aan, een gebeurtenis die vaak wordt gezien als het begin van de Noormannenperiode in West-Europa. De gehele christelijke wereld was diep geschokt. Alcuinus, een Angelsaksische geestelijke die op dat moment aan het hof van Karel de Grote verbleef, was er zelfs van overtuigd dat de Vikingen de straffe Gods waren. Hij weet hun komst aan het verval van christelijke normen en waarden in Engeland. Zijn woorden zetten de trend voor alles dat over de Vikingen geschreven zou worden in de eeuwen die volgden. Keer op keer weer werden zij beschreven als de instrumenten van de duivel of als de voorboden van de naderende Apocalyps, Gods straf voor het zondige gedrag van de inwoners van West-Europa. Al snel begon men meer in detail te treden over het gedrag van de Vikingen en ontstond het ons vertrouwde beeld van de Vikingen als heidense barbaren, wrede woestelingen die nergens ontzag voor hadden en rovend en verkrachtend de Europese kusten afstroopten.Ga naar eindnoot1. Hun reputatie werd nog slechter in de loop van de elfde en twaalfde eeuw, toen de Vikingperiode zelf al tot een einde was gekomen. Om een voorbeeld te noemen, in de Historia Anglorum, geschreven door de twaalfde-eeuwse Engelse historicus Henry van Huntingdon, beschreef een boodschapper de daden van de Vikingen als volgt aan de Angelsaksische koning: ‘De Denen zijn geland op uw noordelijke kusten. Eerst hebben zij | |
[pagina 3]
| |
uw kastelen verbrand. Toen hebben zij al uw goederen geroofd. Daarna spiesden zij uw kinderen op uw speren. En daarna verkrachtten zij een deel van uw vrouwen, en namen de rest mee’ (boek V).Ga naar eindnoot2. Er was geen weg meer terug. In de eeuwen die volgden werd de herinnering aan de Vikingen steeds verder aangezet en geromantiseerd,Ga naar eindnoot3. totdat uiteindelijk het stereotype beeld ontstond zoals wij het nu kennen. Maar waren de Vikingen inderdaad zo meedogenloos en wreed, zo barbaars, als de bronnen suggereren? Wij moeten niet vergeten dat hun slechte reputatie teruggaat op de geschriften van geestelijke schrijvers zoals Alcuinus, die stuk voor stuk hun redenen hadden om de Vikingen af te schilderen als wrede barbaren. Volgens hen was er maar één remedie voor het probleem van de Noormanneninvallen. Als de heidense Vikingen Gods straf voor het zondige gedrag van de christelijke inwoners van West-Europa waren, dan konden wapens alleen dit probleem niet oplossen. Eerst moest God tevreden worden gesteld. Met andere woorden, om de Noormanneninvallen tot een einde te brengen moest men trouw naar de kerk gaan, iedere vorm van bijgeloof overboord gooien en vooral niet vergeten zijn kerkelijke belastingen te betalen. Hoe kunnen wij er nu achter komen wie de Vikingen daadwerkelijk waren? De historische traditie geeft een eenduidig beeld, maar is niet altijd betrouwbaar. Echter, er zijn ook bronnen over de Vikingen die, vanwege hun literaire karakter en de veronderstelling dat zij daarom niet geschikt zijn voor historische doeleinden, meestal worden genegeerd door historici. Het gaat hier om de Oudengelse battle poems of oorlogsgedichten, en de Oudnoorse skaldische gedichten, lofgedichten over de heldendaden van Vikingkoningen, uitgesproken door de skalden, de (hof)dichters. Ook al bevatten deze gedichten vaak veel minder feitelijke informatie dan bijvoorbeeld de Historia van Henry van Huntingdon, zij hebben ook een aantal voordelen in deze context. Ten eerste richten zij zich volledig op het gedrag van de Vikingen en hun vijanden; bovendien zijn de skaldische gedichten gecomponeerd door de Vikingen zelf. Ten tweede dateren zij over het algemeen van kort na de confrontaties die zij beschrijven, waardoor het risico dat het beeld dat zij scheppen teveel geromantiseerd is, tot een minimum beperkt blijft. Ook al kunnen wij natuurlijk niet alles geloven wat in deze gedichten wordt beweerd, zij kunnen ons wel een goed beeld geven van het imago dat de Vikingen toen hadden, zowel bij zichzelf als bij hun tegenstanders. Om genuanceerder beeld van de Vikingen te schetsen zullen we vier gedichten uit de tiende en elfde eeuw, twee Oudnoorse skaldische gedichten en twee Oudengelse battle poems, onder de loep nemen. De skaldische gedichten zijn de anonieme Li∂smannaflokkr (De liederen van de mannen uit het leger), een gedicht dat de elfde-eeuwse Noormanneninvasies in Engeland onder leiding van de Deense koning Knut bezingt, en de eveneens elfde-eeuwse Knútsdrápa (Loflied over Knut), geschreven door de skald of hofdichter Ottar de Zwarte, die zich volledig richt op de heldendaden die deze Knut verricht zou hebben tijdens zijn plundertochten.Ga naar eindnoot4. De Oudengelse gedichten zijn The Battle of Brunanburh (De veldslag bij Brunanburh), geschreven in het midden van de tiende eeuw, en The Battle of Maldon (De veldslag bij Maldon), geschreven in de late | |
[pagina 4]
| |
Afb. 1. Deksel van de Franks casket, een runenkistje dat omstreeks 700 in Northumbria zou zijn vervaardigd. De afbeelding toont de boogschutter AEgli die zijn huis verdedigt tegen aanvallers. Uit: R.l. Page, Runes (Berkeley 1989) 41.
tiende of vroege elfde eeuw. The Battle of Brunanburh is, net als de skaldische gedichten, een loflied. Het bezingt de overwinning die de Angelsaksen behaalden in 937 op een coalitie van Vikingen en Schotten bij Brunanburh, een plaats ergens in Engeland die men nooit heeft kunnen identificeren. The Battle of Maldon is veel tragischer: dit gedicht beschrijft de verpletterende nederlaag die de Angelsaksen leden tegen de Vikingen bij het plaatsje Maldon in East Anglia, in het jaar 991.Ga naar eindnoot5. | |
De Vikingen, zoals zij zichzelf zagenAls wij de skaldische gedichten lezen, valt één ding onmiddellijk op: ook de Vikingen zelf droegen behoorlijk bij aan het vestigen van hun woeste en gewelddadige reputatie. Sterker nog, zij waren er trots op. In de Knútsdrápa wordt Knut geprezen in de volgende termen: ‘Prins, jij voerde oorlog in het groene Lindsey [een streek in Engeland]; de Vikingen waren daar zo gewelddadig als zij maar zijn konden. In jouw woede bracht jij de Engelsen [grote] zorgen [..] oh, vernietiger van de Zweden!’ (r. 29-36). De Li∂smannaflokkr is nog explicieter in zijn lof voor gewelddadigheid: ‘Nobeler dan iedere andere man is voor mij de krijger [lett. jarl, graaf] die dapper de vastentijd van de adelaars broer verbreekt [m.a.w. die veel bloed vergiet]’ (r. 17-20).Ga naar eindnoot6. De belangrijkste reden dat de Vikingen trots waren op hun gewelddadigheid was echter niet omdat zij er plezier in schiepen, maar omdat het hun roem schonk. En roem was belangrijk. Het was waar een krijger voor vocht, wat hij moest bereiken om een plaats te verdienen in Valhalla, aan het banket van O∂in, de god van de oorlog.Ga naar eindnoot7. Echter, roem was niet zomaar verdiend. Een Viking die zijn naam waardig wilde zijn moest niet alleen succesvol zijn, maar ook zijn dapperheid en doorzettingsvermogen tonen: hoe zwaarder de strijd, hoe groter de roem. Vooral in de Knútsdrápa wordt dit verband duidelijk uitgedrukt: ‘Steeds ging jij [Knut] door, terwijl je je zwaarden bot sloeg op de wapens [van je vijanden]. Zij [de Engelsen] konden hun versterkingen niet verdedigen wanneer jij hen aanviel. De boog schreeuwde luid; je won niet minder roem... op de oever van de Teems. De kaken van de wolf wisten dit [m.a.w. de wolf hoefde geen hon- | |
[pagina 5]
| |
ger te lijden; zie ook noot 6]’ (r. 66-73). Als dapperheid, doorzettingsvermogen en succes een Viking roem schonken, dan brachten lafheid en angst tijdens een gevecht schande over hem. Aangezien de Li∂smannaflokkr en de Knútsdrápa beide lofgedichten zijn, is het niet verwonderlijk dat hier de Vikingen nooit worden geportretteerd als laf. Volgens de Knútsdrápa zou koning Knut nog liever sterven dan angst tonen: ‘Jij zult je leven verliezen voordat jouw dapperheid te wensen over laat’ (r. 64-65). Lafheid is de karakteristieke (en vaak enige) eigenschap van hun vijanden, die keer op keer op de vlucht slaan voor de furie van de Noormannen. Om een voorbeeld te geven, de Li∂smannaflokkr begint met de volgende woorden: ‘Laat ons heen gaan, voordat onze speren er achter komen dat de Engelse thuislanden zijn overspannen met schilden [m.a.w. voordat de Engelsen hun verdediging in orde hebben gebracht]. Laat ons dapper zijn in het gevecht, laat ons de speer schudden en laat ons schieten. Menig Engelsman zal vluchten voor onze zwaarden’ (r. 1-8). Dit laatste citaat is tevens om een andere reden interessant. Het toont ons dat de Vikingen, ondanks het feit dat zij hun dapperheid wilden tonen, er geen bezwaar tegen hadden om hun vijanden te verrassen. Sterker nog, de Li∂smannaflokkr spoort de Vikingen zelfs aan om de Angelsaksen aan te vallen terwijl zij nog onvoorbereid zijn. Ook uit andere bronnen krijgen wij het idee dat de Noormannen hun plundertochten bij voorkeur op kerkelijke feestdagen hielden, als iedereen druk bezig was zich te vermaken en de weerstand het kleinst was. Ook al valt er veel te zeggen voor een dergelijke tactiek - het is de beste manier om succes te boeken zonder al te veel verliezen te lijden - het is goed voor te stellen dat de Angelsaksen er wat meer moeite mee hadden. En inderdaad, zoals wij zullen zien, de Oudengelse battle poems bevestigen dit idee. | |
De Vikingen, zoals hun vijanden hen zagenDe twee Oudengelse battle poems, The Battle of Brunanburh en The Battle of Maldon, hebben opmerkelijk veel overeenkomsten met de Oudnoorse skaldische gedichten. Om deze reden en tevens omdat de vroegste Oudengelse battle poems uit de Vikingperiode dateren, heeft de taal- en letterkundige Matthew Townend enige jaren geleden gesuggereerd dat het genre van de Oudengelse battle poems zijn oorsprong vindt in de Oudnoorse skaldische gedichten.Ga naar eindnoot8. Dit is een interessante suggestie. Als dit soort literaire invloeden inderdaad ontstond in de loop van de tiende en elfde eeuw, tijdens de hoogtijdagen van de Vikinginvallen in Engeland, dan moeten wij wel concluderen dat het contact tussen de Engelsen en de Vikingen niet beperkt was tot bloedige veldslagen en plundertochten. Sterker nog, dan kunnen wij er zelfs van uit gaan dat de Angelsaksen en de Vikingen veel meer op elkaar leken dan wij soms denken: hoe dichter twee culturen bij elkaar liggen, hoe groter de kans dat zij ook daadwerkelijk dingen van elkaar overnemen. Als wij de Oudengelse battle poems lezen, dan wordt het inderdaad duidelijk dat de Angelsaksen er in veel opzichten dezelfde normen en waarden op na hielden als hun vijanden, de Vikingen. The Battle of Brunanburh heeft waarschijnlijk nog het meeste gemeen met de skaldische poëzie, ook al zijn de rollen | |
[pagina 6]
| |
Afb. 2. Asterix en de Noormannen. Uit: Goscinny en Uderzo, Asterix et Normanni (Stuttgart 1983), 25. Vertaling: Obelix zegt: ‘Ze zijn een stuk sterker dan de Romeinen, vind je niet Asterix?’ en Asterix antwoordt: ‘Ja, niet zo georganiseerd, maar véél vechtlustiger! En bovendien... zijn ze niet bang!’).
van de Vikingen en de Angelsaksen nu omgedraaid. Dit gedicht is een loflied over de daden van de Angelsaksische koning Athelstan en zijn broer Edmund, en bezingt hoe zij ‘met de scherpte van hun zwaarden eeuwige roem vergaarden in de veldslag om Brunanburh’ (r. 3-5). Met andere woorden, ook de Angelsaksen hechtten belang aan het vergaren van roem, ook zij geloofden, net als de Vikingen, dat men roem verkreeg door het vergieten van bloed. De Vikingen en hun bondgenoten, de Schotten, spelen een veel kleinere rol in The Battle of Brunanburh. Als de dichter al aandacht aan hen besteedt, dan worden zij, net als de meeste Engelsen in de skaldische gedichten, ofwel stervend, ofwel vluchtend afgebeeld. En net als in de skaldische poëzie dienen zij voornamelijk als contrast met de dappere en roemrijke daden van de helden die worden bezongen. Of, om de woorden van de dichter nogmaals te citeren, ‘de Noormannen verlieten hen [de Angelsaksen] in hun benagelde vaartuigen, de trieste overlevenden van de strijd, [en gingen] richting Dingsmere, over de diepe wateren zochten zij Dublin,Ga naar eindnoot9. met schande in hun hart’ (r. 53-56). De boodschap moge duidelijk zijn: de vluchtende Vikingen hebben niets om trots op te zijn. Een echte held vecht door tot in de dood, of, beter nog, behaalt de overwinning. The Battle of Maldon hoort in dezelfde traditie thuis als The Battle of Brunanburh en de skaldische poëzie. Kort samengevat gaat het verhaal als volgt. Op zekere dag, in het jaar 991, landde een groot aantal Vikingen op een eiland vlak voor de kust van East Anglia, in de buurt van Maldon. Dit eiland is door een smalle strook land die alleen begaanbaar is bij laag tij verbonden met het vasteland. Daar stond een klein Angelsaksisch legertje, onder leiding van een zekere Byrhtno∂, hen reeds op te wachten. Zodra het tij gekeerd was, begonnen de Vikingen met de oversteek. Echter, omdat de landstrook zo smal is, werden zij gedwongen één voor één te gaan, met als gevolg dat zij om de beurt werden afgemaakt door de Angelsaksen. De Vikingen beseften al snel dat het op deze manier een stuk moeilijker zou zijn om de overwinning te behalen en daagden Byrhtno∂ uit om het gevecht voort te zetten op open terrein. Byrhtno∂, in zijn ofermod (overmoed, r. 89), stemde toe. De Vikingen, enorm in het voordeel vanwege hun grotere | |
[pagina 7]
| |
Afb. 3. Houten paneel van het portaal van de Stafkerk in Hyllestad. De panelen aan weerszijden van de kerkdeur beelden het verhaal van Sigurd de drakendoder af. In deze scène roostert Sigurd het hart van de draak; door zijn daarbij verbrande duim in zijn mond te steken kan hij de taal der vogels verstaan. Uit: H.R. Ellis Davidson, Nordisk Mytologi (zonder plaats 1984) omslag.
aantal, waren al snel aan de winnende hand. Nadat Byrhtno∂ dodelijk werd getroffen, was het afgelopen met de Angelsaksen. Een deel van zijn volgelingen sloeg op de vlucht; de rest vocht door, maar werd tot op de laatste man gedood. | |
[pagina 8]
| |
In grote lijnen lijkt The Battle of Maldon dezelfde boodschap te verkondigen als de skaldische gedichten en The Battle of Brunanburh, ook al treedt de dichter van The Battle of Maldon veel meer in detail. Byrhtno∂ is, ondanks zijn ofermod, ongetwijfeld één van de grootste helden van het gedicht: op geen enkel moment toont hij angst en zelfs als hij al dodelijk is verwond, vecht hij nog door tot het bittere einde. Ook zijn loyale volgelingen worden afgeschilderd als helden, zij het tragische helden. Voor degenen die op de vlucht slaan, heeft de dichter echter geen goed woord over. Sterker nog, zij worden nog negatiever afgeschilderd dan de eigenlijke vijanden, de Vikingen, die over het algemeen in zeer neutrale termen beschreven worden. Als de dichter al karakteristieke eigenschappen aan de Vikingen toeschrijft, dan hebben zij deze meestal gemeen met de Angelsaksen zelf. Zo wordt op een gegeven moment een van de Vikingen beschreven als heard (r. 130), wat wreed of gewelddadig kan betekenen, maar tevens sterk, krachtdadig of dapper. Wat het ook betekenen moge, het is een eigenschap die door de Angelsaksen zelf als goed en zelfs noodzakelijk wordt beschouwd, zoals de woorden van één van Byrhtno∂s trouwe volgelingen duidelijk laten zien: ‘Onze intentie moet heardra [meer heard] zijn, [en] ons hart dapperder; onze stemming moet grootser zijn, als onze kracht minder wordt’ (r. 312-313). Hetzelfde geldt voor de andere eigenschappen van de Vikingen. De Viking die Byrhtno∂s eerste wond veroorzaakt wordt beschreven als wlanc (r. 139), wat zowel trots, arrogant of opschepperig kan betekenen, als statig, imposant of indrukwekkend. Wederom is dit een eigenschap die ook aan de Angelsaksen wordt toegeschreven: het valt met geen mogelijkheid te ontkennen dat ook Byrhtno∂ en zijn trouwe volgelingen behoorlijk opschepperig en arrogant zijn,Ga naar eindnoot10. en op een gegeven moment wordt zelfs Byrhtno∂ds paard beschreven als wlanc (r. 240). De Vikingen hebben slechts één eigenschap die de dichter veroordeelt, en dat is, interessant genoeg, hun listigheid. Zodra zij zich realiseerden dat een gevecht op de smalle landstrook in hun nadeel werkte, ‘begonnen zij te huichelen, de verachtelijke vreemdelingen, en vroegen zij of zij de landingsplaats voorbij mochten komen’ (r. 86-87) om verder te vechten op open terrein. Vanaf dat moment was het afgelopen voor de Angelsaksen. Echter, het feit dat de Vikingen geen enkele genade toonden en de Angelsaksen tot de laatste man afslachtten, is niet waar de dichter over valt; integendeel, de meedogenloosheid van de Vikingen stelde de Angelsaksen in staat om een roemvolle dood te sterven. Het was alleen de huichelarij, de listigheid, van de ‘verachtelijke vreemdelingen’ waar de dichter moeite mee had, dezelfde listigheid die in de Li∂smannaflokkr wordt geadviseerd. | |
ConclusieOm terug te keren naar de vraag of de Vikingen inderdaad zo verschrikkelijk, woest en meedogenloos waren als wij tegenwoordig denken, dan lijkt het erop dat ons beeld niet zo heel veel van de werkelijkheid afwijkt. Het enige opmerkelijke is dat zij in dit opzicht niet alleen waren. De Angelsaksen hebben altijd een veel vriendelijkere reputatie gehad, maar als wij de Oudengelse battle poems kunnen geloven, waren zij net zo bloeddorstig als de Vikingen zelf. Het | |
[pagina 9]
| |
enige verschil was hun houding ten opzichte van listigheid; voor de rest deden zij in geen enkel opzicht voor de Vikingen onder. De laatste regels van The Battle of Brunanburh mogen voor zich spreken: ‘koning en prins [Athelstan en Edmund], zij zochten hun vaderland [..] opscheppend over de oorlog. Zij lieten de lijken achter voor de donkergevederde, de zwarte raaf, om van te genieten [..] nog nooit eerder waren in een slachtpartij zoveel mensen op dit eiland geveld door de scherptes van zwaarden, sinds, zoals boeken en oude geleerden ons vertellen, de Angelen en de Saksen hierheen kwamen vanuit het oosten, trotse oorlogsstokers, zegevierende krijgers, die de Kelten overwonnen, en dit land innamen’ (r. 58-61 en 65-73).Ga naar eindnoot11. De enige resterende vraag is hoe het komt dat de Vikingen en de Angelsaksen zo'n verschillende reputatie hebben. Het ligt, zoals wij gezien hebben, niet aan het bronnenmateriaal zelf. Integendeel, het ligt aan de houding van historici ten opzichte van de overgeleverde bronnen. Door meer waarde te hechten aan ‘echte’ geschiedschrijving, en literaire bronnen zoals de battle poems en de skaldische gedichten af te schrijven als ‘historisch onbetrouwbaar’, is onherroepelijk een eenzijdig beeld ontstaan. Misschien was de situatie anders geweest als de Vikingen zelf ook een historiografische traditie hadden gehad. Echter, de westerse christelijke traditie van geschiedschrijving, die terugging op de klassieke schrijvers uit de Griekse en Romeinse oudheid, was hun onbekend. Helaas wordt ons begrip van het verleden nog steeds bepaald door onze overwaardering voor deze traditie, een overwaardering die zelf ook teruggaat tot in de vroege Middeleeuwen. Het wordt wellicht tijd om deze traditie eens achter ons te laten en te accepteren dat de Vikingen, ook al waren zij inderdaad woeste en wrede krijgers, niet veel woester of wreder waren dan menig ander volk uit die tijd, of inderdaad, uit deze tijd van tegenwoordig.Ga naar eindnoot12. |
|