Madoc. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
• Marco Mostert
| |
[pagina 196]
| |
Afb. 1. Uurwerk uit de vijftiende eeuw in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Reims (uit: Patrick Demouy, Reims. La Cathédrale (La Pierre qui Vire 2000) afb. 64).
Naast het (verre) verleden en de manieren waarmee men gebeurtenissen ten opzichte van dat verleden kan dateren heeft tijdsbeleving immers ook te maken met het herinneren van het eigen, persoonlijke verleden, met gebeurtenissen die momenten memorabel maken zoals huwelijken, feesten of hofdagen. Ook toeval (geluks- en ongeluksdagen), rampen, dood en toekomst spelen een rol.Ga naar eindnoot7. Over de ideeën over de levensstadia komen we hierna ook een en ander te weten. Volgens de inzichten van de moderne psychologie beleeft de mens de tijd als een continue serie ‘hedens’, waarbij de tijd nu eens zeer snel, dan weer zeer langzaam voorbij lijkt te gaan. Het tijdsbesef is een compromis tussen de tijd van het individu en die van de samenleving, waarbij culturele en sociale verschillen een rol van betekenis spelen. Tijdsbesef heeft daarmee te maken met het wereldbeeld van het individu.Ga naar eindnoot8. Willen we het middeleeuwse tijdsbesef tot voorwerp van onderzoek maken, dan dienen we ons ervan bewust te zijn dat er binnen de Middeleeuwen vele verschillende groepen te onderscheiden zijn, die elk een eigen ‘cultuur’ kenden - en daarmee mogelijk ook een eigen tijdsbegrip. Men was zich in de Middeleeuwen bewust van het fundamentele onderscheid tussen een ‘natuurlijke’ tijd, die men bestudeerde, mat en berekende met behulp van astronomische waarnemingen, en een ‘sociale’ tijd, die niet door alle waarnemers op dezelfde manier beleefd of gewaardeerd werd. De Angelsaksische monnik Beda, bijvoorbeeld, onderscheidde in de zevende eeuw tijdrekening volgens de natuur (het zonnejaar), de gewoonte (de maand) en het gezag (de zondag).Ga naar eindnoot9. Het kan zinvol zijn om in het onderzoek naar tijdsbesef binnen de sociale tijd te onderscheiden tussen de historische of ‘kalendertijd’ van de gebeurtenissen en de ‘verteltijd’ van het verhaal van die gebeurtenissen. Rituelen en feesten, wonderbaarlijke gebeurtenissen, de tijd van de doden en de tijd van de koningen, maar ook de opeenvolging van de gebeurtenissen zelf blijken dan opmerkelijke verschillen te vertonen.Ga naar eindnoot10. In het historisch onderzoek wordt het tijdsbegrip, horend bij drie groepen, van elkaar onderscheiden. In agrarische samenlevingen is de opeenvolging van de seizoenen, en daarmee van zaaien en oogsten, belangrijker dan accurate jaartelling. De seizoenen worden gevierd en doordat ze steeds terugkeren is het mogelijk om de tijd als een kringloop te beleven. Dat wat geweest is, komt weer te- | |
[pagina 197]
| |
rug, en dat wat nog komen gaat kan voorspeld worden, omdat het al een beetje aanwezig is.Ga naar eindnoot11. Deze cyclische tijd krijgt concurrentie van de lineaire, christelijke tijd. Deze tijd, een onderbreking van de eeuwigheid, speelde zich of tussen de momenten van de schepping en de wederkomst van Christus, zoals duidelijk te lezen stond in de bijbelboeken Genesis en Openbaringen. Deze ‘tijd van de Kerk’ kende een kerkelijk jaar dat zich richtte naar de seizoenen en het werk op het land, en vieringen die de afwisseling tussen dag en nacht tot richtsnoer namen. Vervolgens zou zich de ‘tijd van de handelaar’ hebben ontwikkeld,Ga naar eindnoot12. of misschien beter de ‘tijd van de steden’.Ga naar eindnoot13. Voor het eerst in de late Middeleeuwen deed zich de behoefte voelen om niet alleen jaren, dagen en uren te onderscheiden, maar - zoals blijkt uit de ontwikkeling van mechanische uurwerken die ook de minuten konden aangeven - ook nog kleinere tijdseenheden. Dat zou uiteindelijk leiden tot onze ‘technologische tijd’ waarin duizendsten van seconden beslissen over winnen of verliezen, en de gemeten tijd (die we vereenzelvigen met de ‘natuurlijke tijd’) van dienaar tot meester geworden is. Iedereen kreeg te maken met de gevolgenAfb. 2. Jean van Orléans, 1424. Het sterrebeeld Tweelingen op de wijzerplaat van het astronomisch uurwerk in de Sint-Stefanuskathedraal in Bourges (uit: Jean-Yves Ribault, Un Chef-d'Oeuvre Gothique. La Cathédrale de Bourges (Arcueil 1995) 204).
van de invoering van deze tijden. De kerkklokken die de liturgische uren aangaven, gaven ook vorm aan de tijdsbeleving van de boeren die die klokken op het land hoorden. De feesten van het kerkelijk jaar vervingen in zekere zin de feesten die bij de opeenvolging van de seizoenen hoorden. De eerste torenklokken zetten in de veertiende eeuw een ontwikkeling in gang die ertoe leidde dat de liturgische uren zich zouden gaan voegen naar de uren en minuten van de klok.Ga naar eindnoot14. Eerder was het niet nodig geweest om precisie-uurwerken te ontwikkelen. De conventies waren anders, en daarmee ook de ideeën die middeleeuwse geleerden over ‘Tijd’ hadden. Wat tijd was, verschilde op essentiële punten van de ideeën die moderne kosmologen zoals Stephen Hawking huldigen.Ga naar eindnoot15. De moderne vraag of de tijd wel een begin heeft, speelde voor middeleeuwse denkers geen rol, omdat zij niet verder terugdachten dan de schepping van de wereld. Daarvoor lag de eeuwigheid, waarin alles wat geschapen was aan het einde der tijden zou terugkeren. Daarmee was ook de vraag van Hawking of de tijd zich kan omkeren, beantwoord. De verschillen in opvattingen over tijd zoals die toen en nu door spraakmakende geleerden werden verkondigd, zijn opvallend. | |
[pagina 198]
| |
De interesse van Beda en andere computisten gold niet zozeer de tijd zelf als wel de kalender, het correct meten en berekenen van jaren, maanden, weken en dagen opdat het liturgisch jaar in de pas liep met het zonnejaar. Het ging erom vast te stellen, op welke dag van het zonnejaar Pasen gevierd moest worden. Omdat het zonnejaar niet een precies aantal etmalen omvat (en we daarom schrikkeljaren nodig hebben), en omdat de tijdmetingen waarop de kalender berustte niet nauwkeurig genoeg waren geweest, kwam er een steeds groter verschil tussen de dag waarop Pasen werd gevierd en de dag waarop Pasen eigenlijk had moeten worden gevierd. Dit kon gerepareerd worden door een aantal dagen uit de kalender te schrappen.Ga naar eindnoot16. Paus Gregorius XIII decreteerde op 24 februari 1582 dat de dag die zou volgen op donderdag 4 oktober vrijdag 15 oktober genoemd zou worden. Het lukte maar in enkele landen om deze nuttige wijziging meteen ingang te laten vinden; vooral in orthodoxe en protestantse gebieden zou het soms nog eeuwen duren, voordat men op de Gregoriaanse kalender overstapte.Ga naar eindnoot17. In het kalenderwezen bleken conventies steeds belangrijker dan overwegingen van astronomische aard. Dat blijkt ook bij het hardnekkig vasthouden aan fouten in de telling van de jaren die verstreken sinds Christus' geboorte, omdat geen ‘evangelische waarheid’ tegen de conventies van de tijd van de Kerk op kon. Zoals de cyclische tijd niet verdween toen de tijd van de Kerk zijn intrede maakte, zo bleven beide bestaan toen de tijd van de steden zich bij de oudere tijden voegde. De studie van deze twee transformaties behoort tot de fundamentele opgaven van de mentaliteitsgeschiedenis. Toch is hier nog relatief weinig onderzoek naar gedaan. Misschien komt dat, omdat ontwikkelingen in het tijdsbesef langdurige processen zijn, waarin het moeilijk is om duidelijke cesuren aan te wijzen. Bovendien: men kan het verleden als een ander land opvatten, waar men de dingen anders aanpakt.Ga naar eindnoot18. Maar de Middeleeuwen zijn dan wel een buurland. Vreemd en eigen lopen in elkaar over en beïnvloeden de manier waarop we naar onze buren kijken. Dat geldt ook voor tijd, tijdsbegrip en tijdswaardering. |
|