en de Uithof. De constructie van deze HOV-lijn (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) zal door de meesten vooral worden geassocieerd met toestanden: opengebroken asfalt, verkeersopstoppingen, en niet in de laatste plaats protesten van bewoners langs het traject. Minder bekend is dat de hele operatie, naast sneller transport, ook andere, positieve, effecten heeft gehad. Waar er ook maar gebroken of gegraven werd, was de archeologische dienst erbij en langs het hele tracé zijn daardoor vondsten gedaan die nieuwe gegevens toevoegen aan de geschiedenis van de stad. Naar aanleiding van de resultaten van dit archeologisch onderzoek heeft de afdeling Stedenbouw en Monumenten (sectie Cultuurhistorie) van de stad een boekje laten schrijven, het eerste deel van de serie ‘Utrechtse stadsgeschiedenissen’. Het is een mooi uitgegeven, rijk geïllustreerd werkje, dat in zes hoofdstukken vrijwel het hele HOV-traject van west naar oost bespreekt.
Wie interessante verhalen over opgravingen langs dit tracé verwacht, zoals de titel lijkt te beloven, komt echter bedrogen uit. Op een uitstekend vijfde hoofdstuk over de geschiedenis van en de opgravingen op het Janskerkhof na, gaat het boek eigenlijk maar in heel beperkte mate over opgravingen en hun resultaten. Het is veel breder dan dat: de auteur maakt vooral gebruik van bouwhistorische gegevens, van oude kaarten en historische bronnen. De archeologie komt er zelfs wat bekaaid af. Zo is het enige dat de auteur ons vertelt over een opgraving op het Vredenburg dat er ‘veel vette klei’ is gevonden (p. 22). Verder wijst hij er vooral vaak op wat opgravingen niet aan het licht hebben gebracht. Waar hij wel interessante vondsten meldt, zoals bewoningssporen aan de Nobelstraat (p. 123), gaat De Kam nauwelijks in op de vraag wat deze sporen zouden kunnen betekenen. Afbeeldingen die dit tekort goed zouden kunnen maken, zijn er nauwelijks - de weinige opgravingsfoto's die het boek bevat, zijn vaak slordig (plastic zakken en afgevallen bladeren horen immers op zulke foto's niet thuis), hoewel de bijschriften in de meeste gevallen uitstekend zijn. De indruk die het geheel wekt, is dat de Utrechtse archeologie het ondergeschoven kindje is in de zoektocht naar het verleden van de stad, en dat is zowel onwaar als erg jammer.
Het gebrek aan archeologie is echter een hobbel die de lezer kan nemen, want de auteur heeft zich wel degelijk verdiept in andere soorten bronnen. Dat levert vooral historisch getinte anekdotes op, die vaak leuke ‘weetjes’ bevatten. Zo leren we dat de Neude in het begin van de negentiende eeuw ooit een Kozakkenkamp heeft gehuisvest, dat de Janskerk na de Reformatie net is ontsnapt aan een nieuwe functie als opslagplaats van rogge en dat het Vredenburg ooit een rustig hooilandje was. Prima verhalen voor het brede publiek waar de auteur (en de serie) op mikt - althans, als de lezer goed thuis is in Utrecht of bereid is er een plattegrond bij te pakken. De tekst krioelt van de straatnamen en andere geografische aanduidingen, maar het boek bevat geen kaart (of, nog handiger: verschillende kaartjes) die het gemakkelijker zouden maken om te volgen wat er precies verteld wordt. Zeker waar het bijvoorbeeld niet meer bestaande rivierlopen betreft, raakt de lezer snel de weg kwijt (zelfs al heeft deze lezer een klein decennium in Utrecht gewoond). Ook dat is jammer en had gemakkelijk voorkomen kunnen worden.
Het feit dat het boek achtereenvolgens zes verschillende stukken van de stad