Madoc. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
• Babette Hellemans
| |
[pagina 96]
| |
Afb. 1. Het Bonnefantenmuseum gezien vanaf de Maas, voorkant van Rick van Wegen en Ton Quick (red.), Bonnefantenmuseum Maastricht (Maastricht 1995)
ker goed te begrijpen plan te maken, waarin de collectie de belangrijkste plaats krijgt toebedeeld. Net als zijn vroegere werken, zoals het drijvende Teatro del Mondo te Venetië, toont Rossi hier opnieuw zijn bescheiden opstelling, waarin hij zijn architectonische kunstwerk in dienst stelt van de functie van het gebouw. In de museumarchitectuur is dit helaas nog steeds een uitzondering. Mede dankzij het dienstbare uitgangspunt van de architect zal de bezoeker zich vooral de prettige lichtval, de overzichtelijke indeling en de smaakvol samengestelde collectie herinneren. | |
Een korte rondleidingBij binnenkomst verveelt de bezoeker zich niet. In de entreehal staat een modern kunstwerk in een cirkelvormige lichttoren die dwars door alle verdiepingen heen loopt, waardoor het beeldhouwwerk zowel op ooghoogte als van bovenaf zichtbaar is. Het licht is schitterend geprojecteerd op het voorwerp, zo- | |
[pagina 97]
| |
dat schaduwen de driedimensionale diepte van het voorwerp benadrukken. Deze smalle toren staat planmatig diametraal tegenover de ‘zeppelin’. Alleen het trappenhuis scheidt beide torens. Naast de hal bevinden zich op de begane grond allerlei faciliteiten, zoals een bibliotheek met uitzicht op de rivier, een klein restaurant, een winkeltje en de kassa. Via het centrale trappenhuis loopt de bezoeker automatisch naar de verdiepingen, die zowel chronologisch als thematisch (de collecties beeldhouwkunst en schilderkunst staan gescheiden opgesteld) van beneden naar boven zijn ingedeeld. We beginnen het bezoek met de omvangrijke collectie middeleeuwse sculpturen, waarover dadelijk meer. Ook staat hier een groot aantal laatmiddeleeuwse schilderijen met topstukken van onder meer Pieter Breughel de Jongere, Colijn de Coter en Pieter Coecke van Aelst tentoongesteld. Dan gaan we naar boven, waar we aankomen bij een tijdelijke tentoonstellingAfb. 2. Pasqualino Veneziano, Madonna met kind, Venetië circa 1500. Uit: Rick van Wegen en Ton Quick (red.), Bonnefantenmuseum Maastricht (Maastricht 1995) afbeelding 87.
van Venetiaanse prenten uit de tijd van Titiaan en een aantal fraaie voorbeelden van vroege Italiaanse schilderkunst (afb. 2). Op de laatste verdieping zien we de hedendaagse kunstvoorwerpen. Onder de moderne kunst zijn de Arte Povera (letterlijk ‘arme kunst’) en de Minimal Art goed vertegenwoordigd. In de Arte Povera wordt gebruik gemaakt van simpele materialen zoals takken en zand die vaak op een eenvoudige manier aan elkaar gerelateerd worden. Deze stroming heeft bijgedragen tot nieuwe ontwikkelingen en ideeën over beeldende kunst. De Minimal Art is eveneens een vernieuwende stroming uit de jaren zestig, afkomstig uit Amerika. De bedoeling was de beeldhouwkunst terugbrengen tot haar meest elementaire vorm. De eenvoud in de kunstvoorwerpen wordt door de fellere lichtval op deze hogere verdieping versterkt en doet op de kijker een indringend beroep zich bewust te worden van de vormen die om hem heen worden getoond. Het spectrum van de collectie is zeer breed en verdient in zijn geheel te worden bekeken. Maar wij beperken ons hier tot de Middeleeuwen. | |
Middeleeuws MaastrichtIn Maastricht stond in de vijfde en zesde eeuw een laat-Romeins fort dat nadien eeuwenlang bewoond bleef. Daarnaast was er de begraafplaats rondom het graf van bisschop Servatius. Deze begraafplaats groeide snel omdat men, met het oog op eventuele bemiddeling van Servatius voor de rust van het zielenheil tijdens het Laatste Oordeel, het liefst zo dicht mogelijk bij de heilige begraven wilde worden (afb. 3). Dit kunnen we sinds kort goed zien als we de | |
[pagina 98]
| |
Afb. 3. Versierde benen kam in etui, 7de eeuw, gevonden in een vrouwengraf in de pandhof van de Sint-Servaasbasiliek. Uit: Rick van Wegen en Ton Quick (red.), Bonnefantenmuseum Maastricht (Maastricht 1995) afbeelding 49.
Sint-Servaasbasiliek aan het Vrijthof bezoeken, waar de graven voor het publiek zijn opengesteld. Blijkbaar groeide Maastricht snel, want al in de zesde eeuw werd de plaats door niemand minder dan Gregorius van Tours (538/539-na 594) gezien als een stad (urbs).Ga naar eindnoot4 Uit opgravingen is duidelijk geworden dat al in de vroege Middeleeuwen, ruim vóór de tijd waarin de stad Maastricht bekend werd om zijn aardewerk (in de achttiende eeuw), grote hoeveelheden pottenbakkers werkzaam waren in de stad. Zo zijn er maar liefst vier geheel bewaarde pottenbakkersovens gevonden, met een grote hoeveelheid ‘misbaksels’.Ga naar eindnoot5 Daarnaast zijn er importproducten aangetroffen, zoals glaswerk uit het verre Syrië met de adelaarsmotieven die verwijzen naar één van de eerste islamitische dynastieën, die van de Sassaniden.Ga naar eindnoot6 Tot voor kort was de collectie middeleeuwse archeologie in het Bonnefantenmuseum te zien. Het museum heeft echter besloten dat het zich vooral wil profileren als een kunstmuseum, waarin de gebruiksvoorwerpen uit archeologische opgravingen niet passen. Dit is jammer. Op deze manier wordt vanuit een modern oogpunt bepaald wat tot ‘kunst’ hoort en wat daarbuiten valt. Aan de andere kant valt er ook wat te zeggen voor deze keuze, als men bedenkt dat het museum een collectie bezit waarin het thema kunstbeschouwing de rode draad bij uitstek vormt. Deze draad wordt consequent door het museum gehandhaafd, wat de homogeniteit in de grote collectie bevordert. Overigens ligt de toekomst van de archeologische collectie nog in het ongewisse. Waarschijnlijk zal zij een ander onderkomen krijgen in een archeologisch museum. Hoewel we het als bezoeker nu zonder de middeleeuwse archeologie moeten stellen in het Bonnefantenmuseum, is er veel te zien voor de mediëvist. De collectie middeleeuwse sculpturen is bijvoorbeeld één van de belangrijkste in Nederland. | |
Het maken van beeldenDe discussie rondom het al dan niet mogen maken van driedimensionale plastische beelden - de associatie met afgoderij is immers snel gelegd - was tijdens de hele Middeleeuwen actueel. Het tolerantie-edict van Milaan (313) is in dit opzicht van grote betekenis geweest doordat vanaf dat jaar het christendom officieel werd erkend.Ga naar eindnoot7 Hierdoor konden de verhalen van de martelaren van het christendom openlijk afgebeeld worden en kon de christelijke kunst haar definitieve stempel op de westerse kunst drukken. Boven de graven van martelaren werden kapelletjes en kerken gebouwd, versierd met schilderingen die de bezoeker herinnerden aan de gruwelijke dood. Dit waren meestal muurschilderingen. De oorsprong van de driedimensionale kunst in het westerse christendom wordt meestal zeven eeuwen later gedateerd. De vergulde reliekhouder van de | |
[pagina 99]
| |
heilige Fides uit Conques (Frankrijk) uit de elfde eeuw geldt als een van de eerste voorbeelden van driedimensionale plastische kunst.Ga naar eindnoot8 Het betreft een zogenaamde ‘sprekende reliekhouder’: een meer dan levensgroot hoofd waar restanten van de schedel van de heilige in zitten. Hier is de beeldhouwkunst nog duidelijk in dienst gesteld van het relikwie dat erin bewaard wordt. Want hoewel de kunstenaar er een levensecht hoofd van gemaakt heeft, is en blijft de functie in de eerste plaats die van een reliekhouder. Een verandering in het begrijpen en waarderen van beelden vindt plaats als het beeld niet meer in eerste instantie gemaakt wordt om relikwieën in te bewaren. Vanaf begin dertiende eeuw ging men altaarstukken of altaarpanelen in steen of hout maken, veelal met de passievoorstelling, waarin geen relikwie meer werd bewaard. Toch bleef het beeld ook toen dicht in de buurt van het sacrale, omdat in een altaar immers ook relikwieën worden bewaard. Deze spirituele verbintenis werd pas in de veertiende eeuw - in Italië begint dit al in de dertiende eeuw - losgelaten. Er ontstond een ware mode in het laten maken van houten beelden, vooral van heiligen, die dienden om een kerkgebouw te versieren en daarmee de godsvrucht van de gelovigen te bevorderen.Ga naar eindnoot9 | |
Maaslandse gotiekHet Maasgebied heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de beeldhouwkunst in de middeleeuwse Nederlanden. Reeds in de twaalfde eeuw kende Maastricht en omstreken een levendige productie van steensculpturen. Recentelijk heeft Elizabeth den Hartog in opdracht van het museum de collectie Romaanse beelden uit het museum, en die uit de Sint-Servaasbasiliek en uit de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek aandachtig bestudeerd en in kaart gebracht.Ga naar eindnoot10 Centraal in haar studie staat een groep beeldhouwers uit Maastricht en omgeving, die werkzaam was in de periode 1140-1200. De omvangrijke productie van beelden in het Maasgebied blijft ook in de vroege Gotische periode belangrijk. In deze tijd neemt met name de houtsculptuur een grote vlucht. Het is daarom niet verwonderlijk dat we hiervan de weerslag goed kunnen zien in het museum. De collectie Neutelings, genoemd naar de oorspronkelijke eigenaar die een fervent liefhebber was van voorwerpen uit hout, albast, ivoor en email uit Limoges, beslaat een aanzienlijk deel van de verzameling. In de sobere en lichte gangen van het museum zijn uiteraard veel taferelen uit de Passietijd te zien, zoals de Kruisdraging, de Kruisiging en de Kruisafname van Christus, en niet te vergeten de Opstanding. Opvallend is vooral het grote aantal heiligen dat onder invloed van verhalen uit de Gouden Legende (Legenda Aurea) van Jacobus de Voragine (circa 1228-1298) is gemaakt. Dit encyclopedisch werk waarin allerhande heiligenlevens en kerkelijke feestdagen staan beschreven, diende als een naslagwerk voor priesters en predikers. Het boek kende een immense populariteit en is van een nauwelijks te overschatten betekenis geweest voor het ontwikkelen van de beeldtaal in de Middeleeuwen. Bovendien werden er in de eeuwen na het verschijnen van de Gouden Legende diverse lokale heiligen toegevoegd aan het corpus. De populariteit van heiligen is goed terug te zien in de talloze houten beelden die van hen gemaakt zijn in het Middelrijns gebied rond Maastricht, Aken | |
[pagina 100]
| |
en Luik, en die horen onder de noemer ‘Maaslandse gotiek’. In de catalogus van het museum is een overzicht te vinden van de houten beelden uit de periode 1300-1550, geschreven door Peter te Poel.Ga naar eindnoot11 De collectie van het Bonnefantenmuseum toont opmerkelijk grote stilistische overeenkomsten tussen de beelden. Door wie deze gesneden beelden werden gemaakt en hoe de organisatie zowel binnen als buiten de verschillende ateliers verliep, zijn vragen die tot dusver grotendeels onbeantwoord zijn gebleven. Niet alleen is duidelijkheid over de vroege beeldsnijkunst ons ontnomen door de verwoestende stadsbrand in 1185 te Luik, maar ook de plundering van Luik in 1468 door de Bourgondiërs heeft veel kapotgemaakt. Hoewel er dus veel twaalfde en dertiende-eeuwse houten beelden zijn verdwenen, waardoor een vergelijkend onderzoek naar stilistische kenmerken tegenwoordig moeilijk is, was Luik als kerkelijk centrum van deze regio onomstotelijk het middelpunt van de vroege beeldsnijkunst.Ga naar eindnoot12 Rondom Luik en Maastricht zijn bijzonder productieve ateliers actief geweest, met een verwante stilistiek. Vaak worden deze ateliers tegenwoordig aangeduid met ‘noodnamen’ die verwijzen naar geografische plaatsen, zoals de Meester van Elsloo, de Meester van Siersdorf, de Meester van Maaseik of de Meester van Neeroeteren. Dit betekent overigens geenszins dat de beelden ook werkelijk in die bepaalde plaats zijn gemaakt. Het gaat hier veelal om het groeperen van beelden naar stilistische verwantschappen. Zo dankt de Meester van Elsloo zijn noodnaam aan de plaats Elsloo, waar zich in de Augustinuskerk een indrukwekkende Anna-te-Drieën van zijn hand bevindt. | |
Jan van SteffenswertGelukkig is er één beeldsnijder geweest die met naam en toenaam bekend is, de Maastrichter Jan van Steffenswert (circa 1470-circa 1526). Deze kunstenaar was niet alleen in artistiek opzicht zijn tijd vooruit. Hij heeft zijn beelden, zoals wel vaker gebeurde, gesigneerd met een zgn. ‘meesterteken’. Hiermee gaf de kunstenaar aan dat hij een gevestigde meester in de beeldsnijkunst was. Wat Jan van Steffenswert zo bijzonder maakt, is dat hij bovendien enkele van zijn werken heeft gesigneerd met zijn voornaam: ‘IAN’ (afb. 4)]. Het eerste beeld dat hij signeerde was de ‘Zittende bisschop’, gedateerd rond 1500. Onlangs heeft het Bonnefantenmuseum een ander gesigneerd beeldje van deze kunstenaar weten te bemachtigen, mede dankzij een gift van de Stichting Rembrandt. Het ‘Magdalenabeeldje’ dat wordt gedateerd rond 1525, is een fijn gesneden beeldje uit notenhout (afb. 5) De polychromie die op het beeld is aangebracht, bevindt zich in zeer goede staat. Hierdoor kunnen we een goede indruk krijgen hoe fraai houten beelden in de Middeleeuwen beschilderd waren. Deze Magdalena heeft zeer waarschijnlijk tot een beeldengroep behoord. In totaal heeft Jan van Steffenswert, voor zover we weten, veertien beelden gesigneerd. Met dit aantal is de beeldsnijder de enige uit zijn tijd van wie zo veel gesigneerd werk bekend is. Dankzij aanvullende bronnen zoals rekeningen en archiefstukken, kunnen we een kijkje nemen in het reilen en zeilen van de Maastrichtse meester. Op die manier weten we dat hij leerlingen heeft gehad, tegen wie hij een rechtzaak aanspande omdat sommigen van hen vóór het aflopen van het contract weg waren gelopen. Ook heeft hij nauw samengewerkt met andere | |
[pagina 101]
| |
beeldsnijders die hun ateliers vlak bij elkaar in de buurt hadden, naar schatting binnen een straal van honderd meter.Ga naar eindnoot13 Dankzij deze kennis kunnen wij ons makkelijker iets voorstellen van het ‘kunstenaarschap’ in deze tijd en gaan de beelden nog meer leven. Het museum doet er veel aan om de bezoeker inzicht te geven in het kunstenaarschap. Niet alleen zijn de korte teksten bij de voorwerpen helder, er is bovendien interessante achtergrondinformatie voor belangstellenden te krijgen. | |
MuseumeducatieHet Bonnefanten doet zijn naam eer aan: talloos zijn de activiteiten georganiseerdAfb. 4. Het meesterteken van Jan van Steffenswert. Foto: Bonnefantenmuseum.
voor kinderen uit zowel de basisschool als uit het middelbaar onderwijs, waarin de nadruk op kunstbeschouwing ligt. Onder leiding van een door het museum aangestelde docent, kunnen de kinderen op een actieve manier ‘leren kijken’. Deze museumdocent begeleidt groepen door middel van projecten die zijn opgezet door de educatieve afdeling van het museum in samenwerking met de scholen. Museumeducatie begint in het Bonnefantenmuseum al heel jong. Zo zijn er programma's ontwikkeld voor peuters. Voor leerlingen uit de basisschool is er bovendien een ‘doe-programma’ waarin zij door middel van diverse opdrachten kennis maken met sculpturen. Daarnaast biedt het museum voor middelbare scholieren rondleidingen aan die specifiek zijn toegespitst op het vak CKV. Dit schoolvak, waarin een museumbezoek en/of een theaterbezoek voor alle leerlingen verplicht is, heeft zich sinds de invoering van de Tweede Fase snel ontwikkeld. Het Bonnefantenmuseum leent zich uitstekend voor zo'n bezoek, vanwege het diachrone karakter van de collectie. Toch maakt het museum niet optimaal gebruik van de mogelijkheden. Jammer genoeg gaat veruit de meeste aandacht uit naar de hedendaagse kunstcollectie van het museum en is de afdeling Oude kunst weinig aanwezig in de educatieve programma's. Overigens worden de thema's elk jaar vernieuwd, dus wellicht zal de aandacht in andere jaren evenwichtiger worden verdeeld over de collecties Oude en Nieuwe Kunst. Voor volwassenen zijn er rondleidingen door afgestudeerde kunsthistorici. Ook bestaat de mogelijkheid om een middeleeuwse wandeling aan te vragen waarin zowel het Bonnenfantenmuseum wordt bezocht, als de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek en de Sint Servaasbasiliek. Naast de talloze activiteiten gericht op bepaalde doelgroepen, is het museum bedrijvig in het verwezenlijken van tijdelijke tentoonstellingen met leningen uit gerenommeerde musea en instellingen uit binnen- en buitenland. Tijdens de verbouwing van het Rijksmuseum in Amsterdam is een groot deel van de Zuid-Nederlandse kunstcollectie van dat museum te zien in het Bonnefantenmuseum. Dit najaar en deze winter staat een tentoonstelling rond het Romaans beeldhouwwerk uit Maastricht gepland, | |
[pagina 102]
| |
Afb. 5. Het Magdalenabeeldje van Jan van Steffenswert, notenhout en polychromie, ca. 1525. Foto: Bonnefantenmuseum [vooraanzicht]
onder de titel Operaii lapis. Er zullen op deze expositie naast Romaanse beelden uit de collectie van het museum en daarbuiten, ook gipsafgietsels van sculpturen uit Maastrichtse kerken te zien zijn, evenals negentiende-eeuwse tekeningen van deze kunstvoorwerpen. | |
Tot slotHet Bonnefantenmuseum heeft de bezoeker veel te bieden. Wat het museum zo uniek maakt, is juist het gegeven dat de tijdslijn van de collectie doorloopt tot op heden. Door deze opstelling krijgt de liefhebber van zowel twee- als driedimensionale kunst een fascinerend inzicht in de wijze waarop de mens omging, en nog steeds omgaat, met kunst maken en kunst beschouwen. Naast al het schoons uit de Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance dat uitsluitend figuratief van aard is, contrasteert de hedendaagse kunst op een bijzondere manier door de eenvoud in de vormen en de nadruk op ‘geestesbeelden’. Omdat de chronologische lijn in de architectuur van het gebouw duidelijk is gevolgd, is de bezoeker in staat voor zichzelf de rode draad aan te houden. Daar waar de middeleeuwse beelden stonden ter verering van het heilige dat eeuwig zal duren, staat de driedimensionale kunst uit het heden voor het efemere. Ook fysiek beleeft de bezoeker deze sensatie: hoe hoger de etages, hoe conceptueler de kunst. |
|