De roem van Josquin des Prés
Josquin des Prés and his contemporaries. The Binchois Consort o.l.v. Andrew Kirkman. Hyperion CDA 67183, 2000, 70:50 min. Prijs: ca. €20, -.
De reputatie van Josquin des Prés, de beroemdste Nederlander (in de ruime zin des woords) onder de Renaissance-componisten, was ook na zijn dood in 1521 nog formidabel. De vraag naar zijn composities was vele malen groter dan het aanbod. Wellicht om financiële redenen zijn vele werken die in werkelijkheid geschreven zijn door zijn tijdgenoten aan hem toegeschreven. In 1540 hoorde de Duitse uitgever en componist Georg Forster over hem zeggen dat Josquin na zijn dood welhaast productiever was dan bij leven.
Op deze cd laat de dirigent en musicoloog Andrew Kirkman het oordeel aan de luisteraar. Kirkman maakte een keuze van stukken die ooit aan Josquin zijn toegeschreven en later aan (minder bekende) anderen, of waarover nog steeds heftig getwist wordt onder musicologen. Het zijn alle meerstemmige vocale stukken, zonder instrumentale begeleiding, alle op Latijnse teksten voor liturgisch gebruik.
De cd opent met een statig en indrukwekkend motet, Inter natos mulierum, een lofzang op Johannes de Doper. Het Binchois Consort is in zijn volle veelstemmigheid te horen, diep en vol in de laagte en helder in de hoogte. De voor de Renaissance zo typerende curieuze dissonanten, daar waar leidtonen in de ene stem als het ware botsen met de harmonie van de overige stemmen, spitsen de oren van de luisteraar. De toeschrijving van dit stuk aan Josquin is onzeker. Dat geldt ook voor het Planxit autem David, een toonzetting van II Samuel 1:17-27, waarin beschreven wordt hoe David treurt om de in de strijd gesneuvelde Saul en Jonathan. Ook dit motet is heel vol en plechtstatig van klank, eerder beschouwend en waardig dan dramatisch of klagend, zoals het onderwerp wellicht zou doen verwachten.
Het derde lied, Tota pulchra es, een verzameling versregels uit het Hooglied, is heel anders van karakter. Het heeft een intieme sfeer, die goed past bij het onderwerp van de tekst. Het is van de hand van Nicholaes Craen (†1507), een componist van wie vermoed wordt dat hij in 's-Hertogenbosch geboren is en die met name populair was in Duitsland. De anekdote die het cd-boekje vertelt over het vierde stuk, Verbum bonum et suave van Adrian Willaert, illustreert goed hoe de roem van Josquin ons heeft opgezadeld met een groot aantal onzekere toeschrijvingen aan de grootmeester. In 1558 schrijft Willaerts leerling, de grote theoreticus Zarlino, dat hij Willaert zelf vele malen heeft horen vertellen hoe zijn loflied op Maria, Verbum bonum et suave, op haast iedere feestdag van Onze Lieve Vrouwe in de pauselijke kapel te Rome werd uitgevoerd onder de naam van Josquin. Het motet genoot er hoge aanzien, tot Willaert tijdens een bezoek aan Rome onthulde dat het eigenlijk van hem was. Men was zo verbolgen dat men het - zo vertelt de anekdote - nooit meer heeft willen uitvoeren.
Het lied Veni sancte spiritus, een gebed tot de Heilige Geest, is tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw gezien als een staaltje van Josquins vakmanschap: