| |
| |
| |
• Anne Margreet W. As-Vijvers
Het Trivulzio-getijdenboek
Begin maart 2002 maakte de Koninklijke Bibliotheek bekend dat ze van een anonieme gever een geschenk had mogen ontvangen ter waarde van bijna zes miljoen euro. Zelfs het journaal besteedde uitvoerig aandacht aan het kleinood. Het bleek te gaan om het zogenaamde Trivulzio-getijdenboek, een in Vlaanderen vervaardigd manuscript dat miniaturen bevat van drie van de beroemdste verluchters uit het einde van de vijftiende eeuw: Lieven van Lathem, Simon Marmion en de Meester van Maria van Bourgondië. Hoewel de landelijke opwinding alweer geluwd is, loont het de moeite om dieper in te gaan op het decoratieprogramma, de miniaturen en de margedecoratie van het Trivulzio-getijdenboek.
De aanduiding Trivulzio-getijdenboek vraagt om een uitleg. Zoals de ‘namen’ van vele middeleeuwse manuscripten, werd deze ontleend aan een voormalige bezitter. Het kostbare getijdenboek heeft vermoedelijk deel uitgemaakt van de verzameling van de prinsen van Trivulzio te Milaan. Tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw, toen delen van de collectie werden verkocht, verdween het getijdenboek uit het zicht. Pas toen het manuscript begin vorig jaar weer opdook, bleek dat het rond die tijd verworven was door een familielid van degene die het nu aan de Koninklijke Bibliotheek heeft afgestaan.
Het Trivulzio-getijdenboek telt 382 bladen op tamelijk klein formaat (13×9 cm). Over de tekstuele inhoud valt weinig bijzonders te melden. Getijdenboeken, in de late Middeleeuwen door leken gebruikt om uit te bidden, zijn in talloze exemplaren bewaard gebleven. Naast de teksten die men in bijna elk (Vlaams) getijdenboek vindt, zoals een kalender, gebeden tot heiligen die suffragia worden genoemd, speciale gebeden tot Maria, lezingen uit de vier evangeliën, de Mariagetijden, de boetpsalmen en de dodenvigilie, bevat het Trivulziomanuscript een uitvoerige cyclus van getijden en missen voor de zeven dagen van de week. De tekst is geschreven in een elegant schrifttype dat men in Vlaanderen graag voor luxe boeken toepaste.
Aan het begin van elke tekst bevindt zich een volbladminiatuur. De onderwerpskeuze volgt het gebruikelijke patroon: een Kindheidscyclus, dat wil zeggen voorstellingen uit de jeugd van Christus en het leven van Maria, bij de Mariagetijden, de bewening van het dode lichaam van Christus bij de Mariagebeden, de vier Evangelisten bij de lezingen, en een berouwvolle koning David bij
| |
| |
de boetpsalmen. De vigilie is geïllustreerd met een ‘Dodenmis’. Hoewel toepasselijk, vormt deze miniatuur waarschijnlijk de vervanging van een ‘Opwekking van Lazarus’, die verloren is gegaan. Bijzonder is de illustratiecyclus bij de getijden van de weekdagen. Elk daggetijde heeft een miniatuur die past bij het thema van die dag, bijvoorbeeld ‘Pinksteren’ bij de getijden van de Heilige Geest op dinsdag, en ‘Alle heiligen’ bij de getijden van alle heiligen op woensdag. Bovendien is de mis van elke dag geïllustreerd met een voorstelling waarin een onderdeel van de liturgische viering in beeld wordt gebracht: van de gebeden aan de voet van het altaar aan het begin van de mis tot aan de opheffing van de hostie. In totaal zijn er achtentwintig volbladminiaturen bewaard gebleven. De afbeeldingen van heiligen bij de suffragia zijn kleiner: deze zijn opgenomen in de grote initialen die het begin van elk gebed markeren.
| |
De verluchters
Het aantal miniaturen dat ieder van de al genoemde verluchters bijdroeg aan het illustratieprogramma van het Trivulzio-getijdenboek verschilt nogal. Verreweg het grootste deel is het werk van Lieven van Lathem, een verluchter die van 1462 tot zijn dood in 1493 lid was van het Antwerpse schildersgilde van Sint-Lucas. Eerder verliet hij het Gentse gilde vanwege een conflict over betalingen en bracht hij vermoedelijk enige tijd door in de Noordelijke Nederlanden. Gedurende zijn hele werkzame leven voerde hij daarnaast ook projecten uit voor het Bourgondische hof. In het Trivulzio-getijdenboek was hij verantwoordelijk voor alle volbladminiaturen behalve die bij de Maria- en de Kruisgetijden van vrijdag (in totaal achttien), en schilderde hij ook de voorstellingen in de initialen (zestien) bij de suffragia. Zijn palet wordt gekenmerkt door heldere, stralende kleuren. Dankzij hun vaak blauwe en rode gewaden steken de figuren levendig af tegen hun omgeving. Ze worden op de voorgrond geplaatst, terwijl achter hen het landschap in twee stappen naar atmosferische verten verglijdt. Het middenplan wordt veelal bepaald door steile rotsen die zich naar elkaar toebuigen, en waar men tussendoor kan kijken naar blauwe heuvels aan de oneindige horizon. Ook interieurs bieden gewoonlijk een perspectivische doorkijk naar een erachter gelegen ruimte. In de miniatuur van Lucas die een portret van de Madonna schildert, zien we de heilige achterin nogmaals verschijnen, bezig zijn evangelie te schrijven (afb. 1). Zoals gezegd begint een gedeelte daaruit op de tegenoverliggende bladzijde van het Trivulzio-manuscript.
Een achttal miniaturen werd geschilderd door Simon Marmion. Hoewel actief in het Noord-Franse Valenciennes, werkte hij regelmatig met Vlaamse verluchters samen. Uit contemporaine bronnen is bekend dat hij reeds tijdens zijn leven grote faam genoot. Voor het Trivulzio-getijdenboek verzorgde hij de illustratie van de Mariagetijden en de boetpsalmen. Wie de reproducties op de website van de Koninklijke Bibliotheek bekijkt, zal het grote verschil in kleurgebruik met Lieven van Lathem kunnen waarnemen. Marmions kleuren zijn veel lichter, bijna pastelachtig, de contrasten zijn minder groot. De figuren zijn veel sterker ingebed in hun omgeving. Regelmatig beeldt de verluchter hen af in gedraaide houdingen en perspectivisch verkort, zoals bijvoorbeeld in de Verkondiging van de geboorte van Christus aan de herders (afb. 2). Het landschap, hier
| |
| |
1. Lieven van Lathem, De evangelist Lucas schildert een portret van de Madonna. Trivulzio-getijdenboek (Den Haag, KB, Ms. SMC 1), f. 159v.
2. Simon Marmion, Verkondiging aan de herders. Trivulzio-getijdenboek (Den Haag, KB, Ms. SMC 1), f. 205v.
opgebouwd uit rijen heuvels die voor elkaar schuiven, is rijk gestoffeerd met schapen en boompjes. De schildertechniek, met dichtbij elkaar geplaatste korte streepjes en stipjes (zichtbaar in bomen en lucht), verleent de modellering een bijzondere zachtheid.
Blijft over de Kruisigingsminiatuur bij de vrijdaggetijden, die wordt toegeschreven aan de anonieme, maar tegelijkertijd beroemdste kunstenaar van de drie: de ‘Meester van Maria van Bourgondië’. Bij de presentatie van het Trivulzio-getijdenboek werd hij, om zijn belang bondig te verwoorden, de ‘Rembrandt onder de verluchters’ genoemd. Zijn faam berust op twee miniaturen in een getijdenboek dat vermoedelijk gemaakt werd voor Maria van Bourgondië (Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 1857). De randversiering rond deze miniaturen imiteert een vensteropening die uitzicht biedt op de voorstelling ‘erachter’. De Meester van Maria van Bourgondië werd voorheen gezien als de ‘uitvinder’ van de driedimensionale randversieringen van de Gents-Brugse school. Hoewel dit beeld inmiddels is genuanceerd, blijft zijn werk uniek. Helaas is onbekend wie deze kunstenaar was. Er zijn wel suggesties gedaan, maar die worden niet algemeen geaccepteerd. Intrigerend is ook dat van de Meester van Maria van Bourgondië maar weinig miniaturen bewaard zijn gebleven. Niet alleen is zijn oeuvre in de loop der jaren door de wetenschap flink ‘uitgedund’, maar ook droeg hij, net als in het Trivulzio-getijdenboek, meestal maar een paar miniaturen bij aan boeken die door andere verluchters worden gedomineerd. Waarom is dat? Was hij soms actiever op ander gebied, bijvoorbeeld als paneelschilder? We weten het niet.
| |
| |
De Meester van Maria van Bourgondië weet met ogenschijnlijk weinig middelen (de verf is in een relatief dunne laag op het perkament gebracht) een uitzonderlijk resultaat te bereiken. Zijn palet is relatief donker, met veel grijs en purper, aangevuld met tussentinten, zoals roze. Een feller rood, blauw en groen komen voor in de kleding. De belangrijkste handeling speelt zich veelal af op het tweede plan. De dieptewerking wordt versterkt door een figuur die op de rug wordt gezien of enkele rotsen op de voorgrond. De figuren hebben een grote innerlijke expressie. Vaak kijkt een van hen de beschouwer recht aan, zodat deze in het tafereel wordt betrokken. In vergelijking met de Kruisiging in het Getijdenboek van Maria van Bourgondië is het dramatische effect van de miniatuur in het Trivulzio-getijdenboek intenser (afb. 3). Terwijl de Weense Kruisiging nog vrijwel in het volle licht baadt, valt hier de schaduw van de zonsverduistering al bijna over het tafereel. Ook de positie van de beschouwer is anders: van net buiten de kring van mensen tot bijna onder het kruis.
De enkele miniatuur die aan de Meester van
3. Meester van Maria van Bourgondië, Kruisiging. Trivulzio-getijdenboek (Den Haag, KB, Ms. SMC 1), f. 94v.
Maria van Bourgondië werd toevertrouwd betreft de centrale voorstelling van het christelijk geloof. Blijkbaar hechtte de opdrachtgever van het Trivulzio-handschrift bijzondere waarde aan de tekst van de Kruisgetijden (de afzonderlijke delen daarvan zijn ook uitvoeriger gedecoreerd dan de overige teksten). Wie deze opdrachtgever was weten we niet. Hij liet zichzelf op diverse miniaturen afbeelden als toeschouwer bij de heilige Mis, maar het manuscript bevat geen aanwijzingen die het mogelijk maken hem te identificeren. Het enige aanknopingspunt vormt de opneming van een suffragium tot Nicolaas van Tolentino, die niet tot de gangbare heiligen behoort. Misschien heette de eerste eigenaar daarom Nicolaas, of wellicht woonde hij in Antwerpen. Nicolaas van Tolentino was patroonheilige van die stad, die tevens de woon- en werkplaats van Lieven van Lathem was. Duidelijk is in elk geval dat hij zich voor de verluchting van zijn getijdenboek heeft gewend tot de beste kunstenaars van zijn tijd.
| |
De margedecoratie
Tot nu toe werd alleen gesproken over de toeschrijving van de miniaturen, maar ook de margedecoratie van het Trivulzio-getijdenboek verdient de aandacht. Zowel rond de volbladminiaturen als rond het tegenoverliggende tekstbegin is versiering geschilderd; bij de gehistorieerde initialen is deze beperkt tot drie zijden. De basis bestaat uit ranken, acanthusbladeren en bloemstengels. Daartussen bevinden zich vogels, vlinders, drôlerieën en menselijke figuurtjes die in allerlei bezigheden zijn verwikkeld, waarbij de relatie tot de tekst lang niet altijd duidelijk is (zie afb. 1-3).
De vraag is nu of de randversiering door dezelfde verluchters werd geschil-
| |
| |
4. Lieven van Lathem, De heilige Martinus deelt zijn mantel met een bedelaar. Gebedenboek van Karel de Stoute (Los Angeles, J. Paul Getty Museum, Ms. 37), f. 34v.
derd als de miniaturen. En is de decoratie rond de miniaturen van dezelfde hand als die van de incipitbladzijde ertegenover? Hoe was in het algemeen de werkverdeling bij het schilderen van miniaturen en randdecoratie, en wat was de situatie in het geval van het Trivulzio-getijdenboek? Voor een antwoord op deze vragen zullen we enkele verwante manuscripten in het onderzoek betrekken: het al genoemde Getijdenboek van Maria van Bourgondië te Wenen, en het Gebedenboek van Karel de Stoute, dat deel uitmaakt van de collectie van het J. Paul Getty Museum in Los Angeles (Ms. 37).
Eigenlijk is er niet zoveel bekend over de werkverdeling tussen ‘miniaturisten’ en ‘margedecorateurs’. Ongetwijfeld zijn er verluchters geweest die zich in het ene of andere specialiseerden. Zeker wanneer randversiering voornamelijk uit zwarte inktlijnen, gouden bolletjes, acanthusbladeren en gestileerde bloemen bestaat, kan zij heel goed door een assistent worden uitgevoerd, terwijl de meester zich toelegt op de miniaturen. Er zijn voorbeelden van onvoltooide handschriften waarbij de basis van de randversiering al is uitgevoerd, terwijl de daarin op te nemen geschilderde figuren nog wachten op uitvoering door de miniaturist. Met het toenemend naturalisme in de margedecoratie in de vijftiende eeuw vervaagt waarschijnlijk het onderscheid tussen beide specialismen.
Bestudering van het Trivulzio-getijdenboek maakt duidelijk dat aan de randversiering verscheidene handen hebben bijgedragen. Vergelijken we bijvoorbeeld de decoratie rond de miniaturen met die van de bladzijden ertegenover, dan blijken beide in de meeste gevallen door een andere hand te zijn uitgevoerd. Ondanks deze stijlverschillen valt toch het grootste deel van de margedecoratie toe te schrijven aan Lieven van Lathem en zijn atelier. Bij sommige miniaturen schilderde Van Lathem zelf de versiering. De meeste bladen gaf hij over aan twee medewerkers, die gebruikmaakten van dezelfde modellen als Van Lathem en stilistisch tegen hem ‘aanleunen’. In hoeverre beiden daadwerkelijk in hetzelfde ‘atelier’ werkzaam waren als Van Lathem, of dat ze een paar deuren verderop in de straat als zelfstandige meesters optraden, moet hier in het midden blijven.
Laten we als voorbeeld de randversiering rond de Lucas-miniatuur van Lieven van Lathem (afb. 1) vergelijken met een bladzijde uit het Gebedenboek van Karel de Stoute (afb. 4). Twee parallellen springen onmiddellijk in het oog: de doedelzakspeler opzij van de miniatuur en het spotgevecht in de ondermarge, maar de overeenkomst gaat nog verder: ook het ‘stuk’ acanthus in de linker onderhoek is vrijwel identiek. De takkenwirwar waarin de doedelzakspeler zich bevindt lijkt in eerste instantie anders, maar verraadt zich door het blad dat om een van de takken krult: als men het stuk acanthus in Karels gebedenboek om- | |
| |
draait, van boven naar beneden, krijgt men de gespiegelde versie in het Trivulzio-getijdenboek, met het omkrullende blad onder de voeten van de drôlerie-figuur. Hieruit kunnen we concluderen dat beide randversieringen op hetzelfde modelblad zijn gebaseerd. Dat deze basis in beide handschriften voor het overige verschillend werd uitgewerkt, is gebruikelijk.
Ook de stijl is anders. De rand in het Gebedenboek van Karel de Stoute, die aan Lieven van Lathem kan worden toegeschreven (afb. 4), toont acanthusbladeren en (bloem)blaadjes die volume hebben dankzij arceringen en schaduwpartijen. De vogels (binnenmarge) hebben een tamelijk ruw verenkleed. De gezichten en bewegingen van de figuren komen sterk overeen met die in de miniatuur van de heilige Martinus die zijn mantel deelt met een bedelaar. Dezelfde stijl - Van Lathem dus - vindt men ook in het Trivulzio-getijdenboek, maar op de hier afgebeelde bladzijde (afb. 1) zijn de acanthusbladeren veel ‘droger’, is de modellering van de bloemstengels meer lineair, en de houding van de vallende figuur rechtsonder weinig overtuigend. Daarom is het aannemelijk de randen in deze stijl aan een medewerker toe te schrijven.
De tweede medewerker van Lieven van Lathem hield zich in het Trivulzio-handschrift vooral bezig met de decoratie van de recto-bladzijden tegenover de miniaturen bij de weekdaggetijden. Bovendien was hij verantwoordelijk voor de randversiering bij de gehistorieerde initialen in het suffragia-gedeelte. Net als de anderen voegde hij af en toe drôlerie-figuren in. Mede daardoor valt zijn hand ook te herkennen op een aantal (hier niet afgebeelde) bladzijden van het Gebedenboek van Karel de Stoute.
Gaan we nu over naar de Kindheidscyclus, waarvoor Marmion de miniaturen schilderde, dan blijkt de randversiering duidelijk af te wijken van de reeds besproken gedeelten van het Trivulzio-getijdenboek. De randen tonen als geheel ‘lichter’ (afb. 2). De stelen waaruit de acanthusbladeren voortkomen zijn slanker en de bloemhoofdjes groeien uit ijle, groengele stengels. Opnieuw zien we drôlerieën, maar deze bevinden zich nu alleen in het midden van de buitenen de ondermarge. Dezelfde stijl is te vinden rond Marmions miniatuur ‘David in berouw’ bij het begin van de boetpsalmen. Zijn deze randen afkomstig uit Marmions atelier? Dat is niet duidelijk. De randen in het zogenaamde Berlaymont-getijdenboek bijvoorbeeld (San Marino, Californië, Huntington Library, Ms. HM 1173), dat aan dit atelier wordt toegeschreven, zijn heel anders van opbouw en inkleuring. Een directe parallel voor deze stijl heb ik niet kunnen vinden. Argumenten om ze aan Marmions atelier toe te schrijven vormen de groen met gouden kalebassen en eikels, die in sommige randen voorkomen, en het feit dat de motieven de kaders van miniatuur en margedecoratie af en toe overschrijden. Dit zijn kenmerken die ook in latere handschriften uit het atelier van Marmion voorkomen. Uit de gezichtjes van de drôlerieën is wel duidelijk dat ze niet door Marmion zelf zijn geschilderd.
Op de incipit-bladzijden tegenover Marmions Kindheids-miniaturen vinden we nog weer een andere stijl randversiering, die ook voorkomt bij het begin van de boetpsalmen (met Marmion-miniatuur), de evangelielessen (miniaturen door Lieven van Lathem) én rond de volbladminiatuur met de Kruisiging door de Meester van Maria van Bourgondië (afb. 3). Opvallend zijn de kunstig gebo- | |
| |
gen, wat gemaniëreerd aandoende acanthusbladeren, fraaie takken roze erwtenbloesem, alerte vogels die vanuit een lichtgekleurde basis met slechts een beperkt aantal donkerder arceringen zijn opgebouwd, en de sterke neiging om lichtgekleurde (aardbei)bloempjes van schaduw te voorzien zodat ze beter afsteken tegen het perkament.
Voor deze randen bestaan wél parallellen: namelijk in het suffragia-gedeelte van het Weense Getijdenboek van Maria van Bourgondië. Daar omringen ze bladzijden met kleine miniaturen die in een aan de Meester van Maria van Bourgondië verwante stijl zijn uitgevoerd. In het commentaar bij de facsimile van het Weense getijdenboek heeft Antoine De Schryver deze randversiering toegeschreven aan de kopiist en verluchter Nicolaas Spierinc. Uit archiefmateriaal weten we dat Spierinc in 1469 voor Karel de Stoute een Stalmeesterverordening heeft verzorgd (nu Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. S. n. 2616). Ook het al genoemde Gebedenboek van Karel de Stoute is gedocumenteerd: de hertog betaalde hiervoor in hetzelfde jaar zowel Spierinc als Van Lathem. Nicolaas Spierinc was een specialist in cadellen (sierlijke verlengingen aan de stokken en staarten van de letters), die hij combineerde met geschilderde vogeltjes, drôlerieën, enzovoort. Dit soort decoratie was bedoeld voor tekstbladzijden die geen incipit-bladzijden zijn, ter uitbreiding van het decoratieprogramma van zeer luxueuze boeken. Spierinc schilderde zulke randversiering zowel in de Stalmeesterverordening, het Getijdenboek van Maria van Bourgondië (daar in samenwerking met Lieven van Lathem), als in het Gebedenboek van Karel de Stoute, en wellicht ook nog in het Getijdenboek van Engelbert van Nassau, voor zover bekend het enige manuscript waarin de Meester van Maria van Bourgondië alle miniaturen heeft uitgevoerd. In het Trivulzio-getijdenboek hoefden de marges van de tekstbladzijden geen versiering te krijgen en heeft Spierinc dus alleen een aantal volledige randen geschilderd.
Met de ontdekking dat Nicolaas Spierinc kan worden toegevoegd aan het rijtje illustere namen dat de verluchting van het Trivulzio-handschrift op zich nam, sluit de cirkel zich als het ware: hij was degene die nog ontbrak aan een select groepje verluchters dat eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vijftiende eeuw regelmatig heeft samengewerkt aan de vervaardiging van kostbare getijdenboeken voor de allerhoogste kringen van het Bourgondische hof. Wat de precieze bestemming van het manuscript betreft: al weten we niet meer dan dat hij misschien (ook) Nicolaas heette, het is als lid van die wereld dat we ons de opdrachtgever van het Trivulzio-getijdenboek moeten voorstellen.
| |
Verantwoording en literatuurverwijzingen
Over het Trivulzio-getijdenboek (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Ms. SMC 1)
- | Op de website van de KB <www.kb.nl> wordt het handschrift met toelichting gepresenteerd en zijn alle miniaturen in kleur te bewonderen. Het aantal illustraties bij dit artikel is daarom beperkt gehouden. |
- | Sinds de herontdekking werd het manuscript besproken in een themanummer van Kunstschrift over getijdenboeken (jrg. 46 nr. 6, 2002). |
- | De codex zal te zien zijn op de tentoonstelling ‘Illuminating the Renaissance - the Triumph of Flemish Manuscript Painting in Europe, 1467-1561’, die wordt gehouden in het Getty Center te Los Angeles (17 juni-7 september 2003) en in de Royal
|
| |
| |
| Academy of Arts te Londen (25 november 2003-22 februari 2004). Bij deze tentoonstelling verschijnt een catalogus. |
- | De auteur zal haar - hier beknopt gepresenteerde - bevindingen m.b.t. de margedecoratie uitvoeriger onderbouwen in een elders te publiceren artikel. |
Met dank aan KB Den Haag en Getty Museum Los Angeles voor de reproducties.
Over decoratieprogramma's van getijdenboeken
- | R.S. Wieck, Time Sanctified. The Book of Hours in Medieval Art and Life (New York/Baltimore 19881, 20012). |
- | R.S. Wieck, Painted Prayers. The Book of Hours in Medieval and Renaissance Art (New York 1997). |
Over vergelijkingshandschriften en verluchters
- | J.J.G. Alexander, The Master of Mary of Burgundy. A Book of Hours for Engelbert of Nassau [Gedeeltelijke facsimile-uitgave] (Londen 1970). |
- | E. Inglis, The Hours of Mary of Burgundy. Codex Vindobonensis 1857. Vienna, Österreichische Nationalbibliothek [Facsimile] (Londen 1995). |
- | Th. Kren, Masterpieces of the J. Paul Getty Museum: Illuminated Manuscripts (Los Angeles 1997) no. 38 |
- | F. Unterkircher & A. De Schryver, Gebetbuch Karls des Kühnen vel potius Stundenbuch der Maria von Burgund. Codex Vindobonensis 1857 der Österreichischen Nationalbibliothek [Facsimile] (Graz 1969). |
- | J. Thorpe, Book of Hours. Illuminations by Simon Marmion (San Marino CA, 1976). |
- | E. Wolf, Das Bild in der spätmittelalterlichen Buchmalerei. Das Sachsenheim Gebetbuch im Werk Lievin van Lathems (Hildesheim/Zürich/New York 1996). |
|
|