geleverd en fragmenten vormen het schamele restant van nog eens drie handschriften. Dus in totaal moeten er minstens vijf handschriften hebben bestaan. Dat is een fiks aantal wanneer men bedenkt dat we dikwijls slechts over één handschrift beschikken.
En dan is er het vervolg. Tussen 1350 en 1375 herschreef een - eveneens anonieme - West-Vlaming uit de streek rond Diksmuide de oorspronkelijke tekst en voegde er ruim 4000 verzen aan toe: Reynaerts historie. In die toevoeging wordt Reynaert wederom gesommeerd aan het hof te verschijnen. Ofschoon alle dieren gewaarschuwd hadden kunnen en moeten zijn, is Reynaert hen weer te slim af: op superieure wijze troeft hij iedereen verbaal af. Uiteindelijk verlaat hij het hof als vrij man, maar voor de dierenwereld (en bij uitbreiding de hoofse wereld in het algemeen) ziet het er somber uit: het onrecht zegeviert, ondeugden hebben vrij spel. Reynaerts historie is slechts in één handschift (laat-vijftiende-eeuws) compleet overgeleverd en er zijn zo'n duizend verzen uit een ander handschrift (gedateerd 1477) bewaard.
Van Van den vos Reynaerde zijn de laatste halve eeuw regelmatig nieuwe edities en vertalingen op de markt gekomen, maar voor Reynaerts historie moest men enig antiquarisch speurwerk verrichten en een fikse portie geluk hebben. De laatste (diplomatische) editie stamt immers uit 1952, voor een kritische uitgave moet men nog verder terug in de tijd: 1874. Daarin is nu verandering gekomen. In de Deltareeks verschenen in april 2002 beide teksten in een gloednieuwe editie; elk in een eigen band. De editeurs zijn vakspecialisten: voor Van den vos Reynaerde tekenden André Bouwman en Bart Besamusca, terwijl Paul Wackers Reynaerts historie voor zijn rekening nam.
Beide delen hebben eenzelfde opbouw: na de kritische tekst met een overvloed aan annotaties, volgt een nawoord waarin een aantal - voor inleiding of nawoord geëigende en geijkte - onderwerpen aan de orde komt: de auteur, de literaire traditie, de tekst (waarin de tekst als literair fenomeen wordt bekeken), het publiek, de overlevering en de receptie, een opsomming van vorige edities en een status quaestionis van het onderzoek, een verantwoording van de illustraties en literatuurverwijzingen. Daarna volgen uitvoerige aantekeningen bij tekstepisodes, de verantwoording van de editie inclusief een lijst met emendaties, een bibliografie en een lijst van eigennamen. Beide delen zijn uitbundig geïllustreerd, met zwart-wit afbeeldingen van houtsneden en gravures bij de tekst. Als extraatje bevat het eerste deel kleurenfoto's van de handschriftelijke bronnen en een summiere cursus Middelnederlands (Aanwijzingen bij het lezen van Middelnederlands).
Deze editie is zonder meer een aanwinst voor de medioneerlandistiek. De parallelle opbouw maakt het bestuderen van de twee teksten een stuk makkelijker. Dat beide boekbanden lekker open vallen, kan de vreugde alleen maar verhogen. Valt er dan niets op aan te merken? Natuurlijk wel. Twee voorbeelden.
In het tweede deel worden de onderschriften bij de illustraties telkens afgesloten met een mededeling tussen ronde haakjes. Bijvoorbeeld op pagina 284 ‘correspondeert met open ruimte t tussen v. 6748-9’. Tijdens de lectuur dacht ik steeds dat men bij de drukproeven deze aantekeningen over het hoofd had gezien. Pas bij het lezen van de verantwoording werd me duidelijk dat die aante-