Madoc. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
La Celestina vertaaldHenk de Vries, vertaling en toelichting van Knisters en Goziedemij ‘La Celestina’, Grote Bellettrie Serie (Athenaeum-Polak & Van Gennep; Amsterdam 2001), 446 bladzijden, ISBN 90 253 2743 5. Prijs: €34,-.Het middeleeuwse toneelstuk (of ‘voorleesroman’) La Celestina heeft als hoofdpersonage een oude koppelaarster die tussen Calisto en Melibea bemiddelt. Alonso HernándezGa naar eindnoot1. vat de hoofdlijn van het stuk als volgt samen: ‘Calisto, een adellijke jongeling, wordt verliefd op de eveneens adellijke en rijke Melibea, die hij toevallig gezien heeft. Zij echter wijst hem af. Op advies van zijn bediende Sempronio schakelt hij, om de liefde van Melibea te winnen, de oude Celestina in, wier naam vanaf dan synoniem wordt met koppelaarster. Celestina heeft verschillende keren een onderhoud met Melibea, die aanvankelijk geïrriteerd is door het bezoek van Celestina, maar uiteindelijk geeft zij toch toe aan de wensen van Calisto. Sempronio en Calisto's andere bediende Pármeno maken ruzie met Celestina over de verdeling van het geld dat zij aan Calisto heeft verdiend. Uiteindelijk vermoorden zij Celestina en worden op hun beurt in het openbaar terechtgesteld door de justitie. Calisto en Melibea zetten hun clandestiene liefde voort tot het moment waarop Calisto een dodelijke val maakt van de tuinmuur van Melibea, die daarop zelfmoord pleegt’. Als je La Celestina (1499) van Fernando de RojasGa naar eindnoot2. (een boek dat bijna honderd herdrukken tot 1635 en diverse vertalingen kent) in het Nederlands vertaald hebt zoals Henk de Vries dat heeft gedaan, dan zou je weer een boek kunnen schrijven om deze vertaling van commentaar te voorzien. Maar omdat de ruimte voor deze recensie beperkt is, zal ik mij concentreren op het onderwerp dat het meest in het oog springt. Gek genoeg is dat niet de vertaling zelf, maar de vertaler. Het is zeker niet overdreven om te zeggen dat de manier waarop De Vries La Celestina leest, binnen de hispanistiek uniek is. Wel zou je zijn lezing kunnen plaatsen binnen een algemene interpretatietendens, die reeds vanaf 1989 met een solide argumentatie in diskrediet is gebracht door Nicasio Salvador Miguel.Ga naar eindnoot3. De joodse afkomst van sommige schrijvers in het ‘Spanje’ van de Katholieke Koningen zou doorschemeren in hun werk door middel van cryptische sleutels, die toegang geven tot de bedoelde betekenis van hun teksten, uiteraard een andere dan de meest voor de hand liggende. Fernando de Rojas zou ook een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste representant hiervan zijn. Hij stamt uit een familie van ‘conversos’. Met ‘conversos’ worden de joden aangeduid die ten tijde van de Katholieke Koningen door de Inquisitie gedwongen werden zich te bekeren tot het Christendom. Een onoverbrugbaar probleem hierbij is dat De Vries zelf, zoals hier eerder gezegd is (zie Madoc 14.1, p. 2-10), Fernando de Rojas niet ziet als de auteur van La Celestina, maar als een verzamelnaam voor een ‘team’. Als ik het wel heb, is deze naam volgens De Vries een goede keuze, niet omdat deze ‘bachelor’ uit Salamanca de échte auteur geweest zou zijn, maar omdat de numerieke waarde van de letters van zijn naam in overeenstemming is met aritmetische calculaties die de Vries ontdekte als stramien waarop het ver- | |
[pagina 235]
| |
haal is gebouwd. Dit klinkt nogal cryptisch, maar volgens De Vries is La Celestina niets anders dan een satire op de kerk van Rome en tevens een parodie van de Divina Commedia van Dante. De berekeningen die De Vries gebruikt om dit aan te tonen zijn gebaseerd op de getallenkabbalistiek en zijn tot in de perfectie uitgevoerd. Als iemand anders dan De Vries in de eeuwen na het verschijnen van La Celestina dezelfde interpretatie gedocumenteerd had, dan zou geconcludeerd kunnen worden dat de uitwerking van De Vries geniaal is. Tot op heden is echter het bestaan van een dergelijke kritische receptie nog niet aangetoond, maar wie kan uitsluiten dat het alsnog gebeurt. Dat het accent op de interpretatie van de vertaler is komen te liggen, heeft vermoedelijk verschillende oorzaken. In de eerste plaats kan het zijn dat het niet volledig duidelijk is welke brontekst de Vries gebruikt voor zijn vertaling. Ik zeg niet volledig, omdat het wel duidelijk is dat het betrekking moet hebben op één van de eerste drukken, bijvoorbeeld die van 1499 (Burgos) of die van 1500 (Toledo). Dan spreken we immers pas over de tekst als de ‘comedia’ in zestien bedrijven, in tegenstelling tot de ‘Tragicomedia’ die samengesteld is uit eenentwintig bedrijven (de proloog, tussenvoegsels, schrappingen en slotverzen uitgezonderd). De titel in de vertaling luidt aldus: ‘Komediespel’ en betreft inderdaad de vertaling van de zestien bedrijven. De resterende tekst wordt door de vertaler zelf achterin toegevoegd. Hierbij wil ik twee kanttekeningen maken. De Nederlandstalige lezer behoort zich terdege bewust te zijn van het feit dat deze volgorde afwijkt van de tekst die de Spaanstalige lezer voorgeschoteld krijgt. Ten overvloede misschien, de laatste leest een complete versie zoals deze al in de zestiende eeuw bestond, met de proloog vooraan en de grote inlassing van vijf bedrijven ‘op zijn plaats’ en niet achterin, om een paar voorbeelden te noemen. In de vertaling wordt dit geheel achter de zestien bedrijven geplaatst (p. 212-291). Als deze vertaling de druk van 1500 als basis- en brontekst heeft (wat ik sterk vermoed omdat de houtsneden die het boek illustreren uit deze druk afkomstig zijn; p. 257-359), dan mis ik ‘op de juiste plaats’ de korte samenvattingen die aan ieder bedrijf voorafgaan.Ga naar eindnoot4. De Vries (p. 212) verantwoordt deze plaatsverschuiving door te zeggen: ‘Omdat de schrijver van de voorrede van de verlengde versie deze samenvattingen, die aan de afzonderlijke bedrijven voorafgaan, volstrekt overbodig noemde, plaats ik ze hier achter elkaar’. De vrijheid die de vertaler neemt om deze samenvattingen (‘argumentos’) achterin te plaatsen gaat mijns inziens verder dan het vertalen zelf. Laten we een onderdeel van de samenvatting die bij het eerste bedrijf behoort, als voorbeeld nemen. ‘Toen Knisters (Calisto) achter zijn valk aan een tuin binnenging vond hij daar Goziedemij (Melibea); in liefde voor haar ontvlamd sprak hij haar aan (...) (p. 212). Met deze woorden begint de samenvatting. Opvallend hierin is de vermelding van het valkmotief, waaraan ook later in de tekst gerefereerd wordt (bijvoorbeeld door Wijler (Pármeno) in het tweede bedrijf, p. 58: ‘Meneer, dat je onlangs je slechtvalk kwijt was, was immers de oorzaak dat je de tuin van Goziedemij binnenging om hem te zoeken’). Dat de Nederlandstalige lezer tot het tweede bedrijf moet wachten om te begrijpen waarom de komedie in ‘medias res’ begint, doet enigszins tekort aan het origineel. De Vries annoteert dit wel op p. 379, maar de lezer, die geen verwijzing vindt in de tekst naar deze verklaring, | |
[pagina 236]
| |
komt pas na de lezing van de komedie achter dit belangrijke gegeven. De bibliografie over het verlies van de valk met betrekking tot La Celestina is omvangrijk. Voor sommigen houdt dit verband met de symboliek van het valkmotief en voor anderen met nog ingewikkeldere onderwerpen, zoals het dubbele auteurschap en de bronnen die Rojas gebruikt.Ga naar eindnoot5. Hierbij moet wel gezegd worden dat, volgens De Vries, er geen sprake is van een dubbel auteurschap. Hij spreek over ‘één creatie’ in deze termen: ‘We kunnen de auteur van de Comedia Fernando de Rojas blijven noemen mits we ruimte laten voor het vermoeden dat zijn naam voor een team van ontwerpers staat’ (p. 330). Er zijn nog andere oorzaken waardoor de vertaler zoveel aandacht vergt in verhouding tot het vertaalde. Zo zijn er bijvoorbeeld de aanwijzingen die de lezer krijgt om het boek te lezen, de vragen die de vertaalde namen van de personages oproepen en, vooral, de interpretatie die De Vries heeft van het werk van Rojas in zijn geheel (p. 293-353). Laten we bij het belangrijkste beginnen: de interpretatie. Wat betreft de vertaling van de namen van de personages volgt De Vries het voorbeeld van de Franse vertaler die in 1578 de Spaanse namen verving, omdat die hem deden denken aan de Romeinse ‘comedia’, maar hij distantieert zich volledig van de manier waarop zijn Franse voorganger dat deed. De Vries (p. 356) is van mening dat de polysemie van de eigennamen meer onderzoek behoeft en verantwoordt zijn keuze als volgt: ‘Niet iedereen was blij met de vertaalde namen. Maar onvertaalbaar is alleen de koppeling van de namen aan hun getallen. De wel vertaalbare betekenis dient om de rol van de personen in de ironisch-satirische allegorie te onderstrepen. Melibea moest liefst ook in de vertaling van de gedichtjes rijmwoord blijven, en wie één naam vertaalt moet alle namen vertalen.’ Tenslotte moet ik toegeven dat het bijna aandoenlijk overkomt hoe De Vries (p. 6), volstrekt trouw aan zijn interpretatie, de Nederlandse lezer naar zijn doel begeleidt met de woorden: ‘Ik wens u veel leesplezier. Laat de noten eerst voor wat ze zijn, sla ook de inleidende stukken over en blader meteen door tot waar u leest: “Hier volgt het Komediespel van Knisters en Goziedemij...”’ Eindelijk beschikt de Nederlandstalige lezer nu niet alleen over een complete vertaling van La Celestina, zij het in een ‘originele’ volgorde. Daarbij dient bedacht te worden dat de op zich zeer goede vertaling in het teken staat van de unieke interpretatie van de vertaler. Ongetwijfeld vormt deze bijdrage van De Vries een belangrijke stap op weg naar de Nederlandse ‘definitieve’ versie van dit meesterwerk. Elena Carrillo |
|