Kees van der Wiel en Jan Zijlstra, Paradijs der runderen. Geschiedenis van de rundveeverbetering in Noord-Holland
(Wormerveer: Coöperatieve Rundveeverbeteringsorganisatie Noord-Holland (kortweg RON en Stichting Uitgeverij Noord-Holland, z.j. [2001], 424 blz., ISBN 90-71123-59-6, €47,87)
Op pagina 226 van dit monumentale boek kijkt de koe Trijntje 37 ons aan. Zij is een van de bijna vijfhonderd Noord-Hollandse koeien die in haar leven meer dan 100.000 kilo melk produceerden. Zo'n fenomenale melkproductie kwam in Noord-Holland tien keer zo vaak voor als in de restvan Nederland. De eerste koe die deze grens overschreed, was de zeventienjarige Clazina 48 in 1959. Nog tien andere koeien, geboren in de jaren 1940, evenaarden deze prestatie. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd begonnen met kunstmatige inseminatie, en zestig koeien uit dit decennium haalden de 100.000 kilo. In de jaren zestig waren het er honderdeneen en in de jaren zeventig eenennegentig. Vanaf de jaren tachtig werd steeds meer met Amerikaanse Holsteinstieren gefokt. Meer dan tweehonderd koeien geboren in de jaren tachtig haalden meer dan 100.000 kilo productie. Om zo'n productie luister bij te zetten, stuurden de veehouder en zijn gezin kaartjes rond met een foto van de koe, en vierden de grensoverschrijding met buren, familie en kennissen. De recordkoe stond naast de kring genodigden op vers stro, werd toegesproken door de burgemeester en de voorzitter van de fokvereniging, en haar foto kwam in de krant.
Zowel de groei in de productiviteit van de koeien, die een steeds groter aantal van dit soort feestjes mogelijk maakt, als de economie van het veeteeltbedrijf, de gebruiken en de petite histoire komen in dit boek aan de orde. Het bestaat uit twee delen. Het eerste deel biedt een geschiedenis van veeteelt, veeboeren en hun organisaties, door historicus Kees van der Wiel. De aanleiding tot het schrijven van het boek is de herdenking van het feit dat in 1896 de eerste veefokvereniging in Nederland is opgericht. De geschiedenis van de Noord-Hollandse rundveehouderij wordt echter in het eerste deel teruggevoerd tot de zeventiende eeuw. Het tweede deel is van de hand van Jan Zijlstra, oud-consulent voor de rundveehouderij in Noord-Holland, en behandelt de geschiedenis van de rundveestapel. Hoewel de aanloop van dit deel in de late negentiende eeuw begint, is de aandacht vooral gericht op de periode vanaf 1945. Hoewel de beide delen dus niet dezelfde periode behandelen en bovendien een duidelijk eigen accent hebben, is er ook veel overlap. Voor de lezer zou het plezieriger geweest zijn indien beide auteurs samen één lopende tekst hadden geproduceerd. Door het gebruik van kaderteksten heeft het boek toch al een enigszins verbrokkeld karakter gekregen, ook al verlevendigen ze de tekst wel.
Het hoofdbetoog handelt dus over de ontwikkeling van de veestapel, het boerenbedrijf en de fokverenigingen. Het houden van een of meer dorpsstieren was al langer een collectief aspect van de Noord-Hollandse veehouderij. Daarmee hadden de Noord-Hollandse boeren al uitstekend vee gefokt. In de jaren 1880 werden op spectaculaire wijze Noord-Hollandse runderen geëxporteerd naar Noord-Amerika, waar ze zeer gewild waren. Vanaf het eind van de negentiende eeuw droegen de fokverenigingen bij aan verdere verhoging van kwaliteit en melkproductie. De productie en het fokken werden in de twintigste eeuw wetenschappelijker, steeds meer geadministreerd, en grootschaliger. Er kwamen daardoor steeds minder boeren, en na een hoogtepunt in de jaren 1950 liep het aantal leden van de fokverenigingen sterk terug. Een eeuw na de export van Noord-Hollands vee naar Noord-Amerika kwamen in de jaren 1980 nakomelingen daarvan terug om het zaad te leveren voor verdere voortgang. Het succes van deze hele operatie brengt ons in een heden van melkquotering en handel in melkquota.
Dit hoofdbetoog wordt ondersteund door een schat van zeer diverse informatie, die op een aantrekkelijke wijze wordt opgedist, zowel in de tekst als in de talrijke illustraties. Boerderijvorm, onderwijs, financiële gegevens uit bedrijfsboekhoudingen, onderwijs, gezondheid, melkmachines, de techniek van de kaasmakerij, wedstrijden en stamboeken passeren zo de revue. Trijntje 37 en Clazina 48 vinden we terug in het register van runderen dat het boek afsluit. Het is een geslaagd werk. Dit boek is een must voor iedere liefhebber van koeien, en wie nog geen liefhebber van koeien was, zal het door dit boek worden.
De Noord-Hollandse boeren fokken via de stieren. Een goede koe wordt liever niet verkocht, terwijl een stier in het tijdperk van kunstmatige inseminatie tienduizenden nakomelingen kan hebben. In het tweede deel van het boek staan dan ook de stambomen van stieren centraal. Opvallend is dat bij het fokken en het kiezen van preferente stieren uitgegaan werd van een bepaald uiterlijk, niet