F. van Ingen m.m.v. U. Maché en V. Meid (red.), Philipp von Zesen, Sämtliche Werke XVI: Beschreibung der Stadt Amsterdam
(Berlin en New York: Walter de Gruyter, 2000, 627 blz., ISBN 3-11-016471-X, ca. 325 euro)
De uit de omgeving van het Duitse Wittenberg afkomstige Philipp von Zesen (1619-1689) publiceerde in 1664 een vrij omvangrijke Beschreibung der Stadt Amsterdam, in zijn Hoogduitse moedertaal. Von Zesen verbleef toen al ruim twintig jaar in de stad in de hoedanigheid van consul. Amsterdam vereerde hem in 1662 met het poorterrecht. In zijn voorwoord, gericht ‘an die Amstelinnen, die schönsten und herlichsten Töchter des gesamten Niederlandes’, schreef Von Zesen aan zijn boek te zijn begonnen uit dank voor deze burgerschapverering.
De door F. van Ingen bezorgde editie van de stadsbeschrijving bestaat uit een nauwgezette transcriptie van Von Zesens tekst zoals die in 1664 door de Amsterdamse boekdrukker Joachim Noschen - toen nog in gotische drukletter - werd uitgegeven. De originele interpunctie is rechtstreeks overgenomen. Aangezien tevens het gebruik van ‘Duitse komma's’ (schuine strepen) is gekopieerd, oogt het resulterende tekstbeeld voor moderne lezers enigszins onrustig. Een nieuwe index ontbreekt; in plaats daarvan is de oorspronkelijke index overgenomen.
Achterin de nieuwe editie is een bijlage opgenomen (p. 597-627) met Duitse vertalingen van Nederlandse en Latijnse citaten in het werk van Von Zesen. Bij deze citaten heeft de tekstbezorger Von Zesens bronnen vermeld; er wordt voornamelijk verwezen naar de stadsbeschrijving van Olfert Dapper. Het is jammer dat Van Ingen zijn onderzoek naar Von Zesens bronnen heeft beperkt tot de herkomst van genoemde citaten. Eerder is in de door Van Ingen geredigeerde bundel Philipp von Zesen 1619-1969. Beiträge zu seinen Leben und Werk (Wiesbaden 1972) door K.F. Otto jr namelijk geopperd dat Von Zesens beschrijving weinig meer zou zijn dan een parafrasering van Dappers werk. J. van der Zande heeft daar in zijn artikel ‘Amsterdamse stadsgeschiedschrijving vóór Wagenaar’ (Holland 17 (1985) 218-230, m.n. p. 224) tegenin gebracht dat Von Zesen óók de stadsbeschrijvingen van Johannes Pontanus en Melchior Fokkens aanhaalde. Over dit vraagstuk wordt in de voorliggende editie noch in de bijlage noch in het korte Nachwort met de verantwoording van de tekstbezorger (p. 579-594) uitsluitsel gegeven.
De nieuwe editie bevat aantrekkelijke reproducties van alle ruim 70 kopergravures uit de originele uitgave, afgedrukt op (uitvouwbaar) glanspapier. De prijs liegt er niet om: ca. 325 euro. Voor die prijs zou de particuliere koper wellicht liever een facsimile-uitgave met een mooie lederen boekband wensen. De nieuwe editie van deze stadsbeschrijving verschijnt echter als een deel in de reeks verzamelde werken van Von Zesen en dankt daaraan zijn grijze stofomslag.
Stadsbeschrijvingen vormden een zeer populair genre in de 17de-eeuwse Republiek; iedere stad van enige betekenis kon vroeg oflaat bogen op een eigen beschrijving. Tegenwoordig worden deze stadsbeschrijvingen door in lokale geschiedenis geïnteresseerde vrijetijds- en vakhistorici nog steeds geraadpleegd, niet alleen vanwege de mooie anecdotes en verhalen die in deze oude drukken zijn te vinden, maar ook omdat men ze bestudeert als serieuze bron voor het plaatselijke verleden. Vroegmoderne stadsbeschrijvingen vormen echter verraderlijke lectuur voor historici. De beschrijvingen ogen betrouwbaar omdat ze tot stand zijn gekomen volgens de regels van de humanistische oudheidkundige geschiedschrijving. Dit hield in dat de 17de-eeuwse stadsbeschrijvers veel nadruk legden op het presenteren van allerhande feitenmateriaal, op het verantwoorden van hun bronnen en op het geven van vaak omvangrijke citaten uit oude archiefstukken en kronieken. Tegelijkertijd echter liepen in dit genre werkelijkheid en fantasie onvermijdelijk in elkaar over, omdat de humanistische stadsbeschrijvers hun woonplaats wilden eren door de lezers een groots heden en verleden voor te schotelen. Vaak waren overigens niet alleen de teksten, maar ook de afbeeldingen van de stad en zijn gebouwen in sterke mate geïdealiseerd.
Voor historici is het dan ook een gemis dat in deze nieuwe editie een inleiding over de betekenis van Von Zesen als geschiedschrijver en over de karakteristieken van het genre waarbinnen hij werkzaam was geheel ontbreekt. Omdat Von Zesens tekst letterlijk is gereproduceerd en door Van Ingen nauwelijks van commentaar is voorzien, biedt deze peperdure nieuwe uitgave de historicus weinig extra's vergeleken met de originele 17de-eeuwse druk die in verschillende Nederlandse universiteitsbibliotheken - wel in die moeizaam lezende gotische drukletter natuurlijk - is te raadplegen.
Sandra Langereis