ook nog de eervolle functie van ‘wapenkoning der Ruwieren’, een soort opperheraut voor het gedeelte van het Duitse rijk tussen Maas en Rijn. In zijn functie van heraut vervaardigde Claes Heynenzoon enkele ambtsboeken, de met schitterende heraldische illustraties verluchte Wapenboeken Gelre en Holland. Daarnaast schreef hij twee grote geschiedwerken, te weten een Hollandse kroniek en een Wereldkroniek, die beide in twee versies zijn overgeleverd. Materiaal voor die kronieken verzamelde hij in het zogenoemde Kladboek. Een bijzondere omstandigheid is dat veel werken van de heraut in autograaf zijn overgeleverd, waarschijnlijk mede een gevolg van de fraaie illustraties daarin.
Ook het hier besproken Haagse handschrift is een door hem eigenhandig geschreven boek. Deze collectie teksten blijkt minder gemakkelijk te typeren als ambtsboek of als historiografie: zij vertoont trekken van beide. Erin opgenomen zijn korte rijmkronieken over de Brabantse, Hollandse en Vlaamse vorstelijke dynastieën, een stuk in Latijns proza over de afkomst van de Engelse koningen, nog wat korte stukjes van diverse aard (onder andere over Karolingers, de Capetingen, de Noormannen, de wereldtijden en het Onze Vader), waarna het boek afsluit met een cluster teksten over de Trojaanse oorlog. Het is opvallend dat de inhoud sterk Brabants gekleurd is: het openingsstuk, de Brabantse rijmkroniek, beslaat samen met de ermee samenhangende korte stukjes over Karolingers, Capetingen en Godfried van Bouillon twee derde deel van het boek, en bovendien staan ook de Trojaanse verhalen met Brabant in verband, gezien de mythologische afstamming van de Brabantse hertogen van de Trojanen. Voorts is opmerkelijk dat de dynastieke rijmkronieken zijn voorzien van heraldische illustraties, die een integraal onderdeel van de tekst vormen, terwijl in de andere, kortere teksten die afbeeldingen ontbreken. Uit deze gegevens, en ook uit de codicologische kenmerken van het boek, is door Verbij-Schillings en Van Anrooij de conclusie getrokken dat de heraut in eerste instantie een ambtsboek heeft gemaakt, ter grootte van twee katernen, dat waarschijnlijk door hem werd gebruikt in zijn functie van wapenkoning der Ruwieren. Dat zou dan de Brabantse kleuring verklaren van dit boek van een Hollandse functionaris: de wapenkoning was een soort protégé van de Brabantse hertog. Kort daarna breidde de heraut de codex uit met nog een katern, waarin eerst de Hollandse en Vlaamse kronieken werden opgeschreven, weer gestructureerd door heraldische illustraties. Deze laatste teksten zijn wel in verband gebracht met het sluiten van een Bourgondisch-Vlaams-Hollandse
alliantie op 25 juli 1405. Waarschijnlijk hebben we in dit eerste deel van het boek dus teksten voor ons die Claes Heynenzoon op officiële plechtigheden in zijn functie als heraut voordroeg, opgetekend in een fraai verzorgd ambtsboek, compleet met de bijbehorende afbeeldingen van wapentekens, zeker bedoeld om tijdens de voordracht te tonen aan het hoge publiek. Naderhand ging de heraut dit ambtsboek gebruiken als een persoonlijk naslagwerk: hij schreef er nog een aantal losse teksten in, uittreksels en bewerkingen uit andere boeken, en het geheel gebruikte hij bij het schrijven van zijn Hollandse kroniek en Wereldkroniek.
Het Haagse handschrift is al met al een fascinerend en kostbaar document, want het geeft ons op directe wijze inzicht in de professionele aciviteiten van Claes Heynenzoon als heraut én als geschiedschrijver. Op basis van de editie