derzoek en een beschrijving van de codex. De codicologische analyse, die ruim van scherpe afbeeldingen voorzien is, maakt een degelijke indruk. Overtuigend is onder meer de redenering waarmee op basis van de katernsignatuur m op het eerste blad van katern XI aannemelijk gemaakt wordt dat aan het begin van het handschrift niet meer dan één katern (een quaternio) ontbreekt. Dit impliceert dat de tekst die oorspronkelijk aan tekst nummer twee, de Brandaan, voorafging, maximaal zo'n 1140 vers- of prozaregels telde. (Wat een kwelling is het om bij gebrek aan gegevens te moeten aanvaarden dat we over deze eerste tekst, die vanwege zijn plaats in de codex wellicht zelfs diende als een soort visitekaartje voor de tekstenverzameling, niets weten!) Op basis van de watermerken in het papieren handschrift (afgedrukt in de bijlage op p. 1232-1244) stellen de editeurs verder vast dat de codex tussen 1405 en 1408 ontstond. Deze conclusie sluit goed aan bij de datering van de codex op tekstinhoudelijke gronden (de jongst dateerbare tekst werd na september 1399 geschreven).
De kopiist van het handschrift heeft 214 titels genummerd. In feite bevat de codex echter meer dan 700 teksten, omdat achter de titels nogal eens meerdere werken (toneelstukken) of zelfs hele verzamelingen teksten (rijmspreuken) schuilgaan. Deze overvloed aan materiaal krijgt de lezer aangeboden in de vorm van een diplomatische editie, die desgewenst eenvoudig te vergelijken valt met de tekst in het handschrift, dankzij de geslaagde facsimile-uitgave die recentelijk door R. Jansen-Sieben bezorgd werd (Brussel: Centrum voor de Bibliografie van de Neerlandistiek, 1999). De teksteditie is op verschillende wijzen toegankelijk gemaakt. Een kopregel op de oneven bladzijden vermeldt per opening van het boek de corresponderende folia en tekstnummering in de codex. Drie uitgebreide registers (van opschriften, van incipits en van namen en plaatsen) stellen de gebruiker van de editie in staat snel te vinden wat hij zoekt.
Zodra men de teksteditie in handen heeft, blijkt de grote winst van een volledige uitgave van het handschrift-Van Hulthem. Wie gewoontegetrouw ter oriëntatie wat bladert in het boek, valt van de ene verbazing in de andere (óók als men meende een ter zake kundige neerlandicus te zijn!). De codex bevat naast stukgelezen werken, zoals de Brandaan en de abele spelen, een schat aan nagenoeg of geheel onbekende teksten, die vrijwel steevast interessant zijn. Laat men zich verleiden tot bestudering van een van de vele teksten die om nader onderzoek vragen, dan is de eerste stap het Repertorium van teksten in het handschrift-Van Hulthem op het computerscherm op te roepen. Met een paar muisklikken is men op de hoogte van de stand van het onderzoek.
Het Repertorium, samengesteld door M.E.M. Jungman in samenwerking met J.B. Voorbij, heeft tot doel ‘alle op dit moment beschikbare formele en inhoudelijke informatie over de teksten in het handschrift-Van Hulthem in een systematische samenhang te presenteren’ (p. 17). Het bestaat uit twee delen: een boekje en een cd-rom. In het grafische gedeelte van de publicatie wordt een beknopte inleiding geboden op het handschrift-Van Hulthem, in de vorm van een codicologische beschrijving die op het repertorium toegesneden is, en een voorlopige analyse van de verzamelde gegevens (Jungman). In het afsluitende hoofdstuk wordt de inrichting van het repertorium besproken en wordt het gebruik ervan toegelicht (Voorbij).