Madoc. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
• Babette Hellemans
| |
Discussies over een eeuwenoud misverstandDe kruistochten die in de Middeleeuwen plaatsvonden hebben gezorgd voor een ernstige verstoring in de relaties tussen het Oosten en het Westen, die niet meer herstelbaar lijkt te zijn. Wat ligt hieraan ten grondslag? Vanuit het Westerse oogpunt wordt de kruistocht van 1095 tot 1099 gezien als de eerste in een serie van militaire campagnes die hebben plaatsgevonden tot in de vijftiende eeuw. In deze campagnes staat de wens van de christenen om het Heilige Land en Jeruzalem in veilige, en vooral christelijke, handen te stellen centraal. De onafgebroken stroom van studies over de kruistochten door Westerse onderzoekers richt zich veelal op oorlogstechnieken en christelijke beweegredenen. Deze eurocentrische benadering lijkt zelfs met de toenemende multiculturele samenstelling van de Westerse maatschappij nauwelijks te veranderen: westerse studies op het gebied van de kruistochten concentreren zich nog steeds voornamelijk op de aantallen deelnemers aan de campagnes, de belegeringen en het christelijke karakter van de kruistochtgedachte. Toch gaan er nu ook stemmen op om de kruistochten als een regelrechte ramp met vele slachtoffers en vèrstrekkende gevolgen te beschouwen.Ga naar eindnoot2. De laatste decennia verschijnen er steeds meer studies en publicaties uit zowel | |
[pagina 143]
| |
het Oosten als het Westen, waar de kruistochten een grotere plaats innemen in de vaderlandse geschiedenis van de islamitische landen aan de Middellandse Zee. Zo publiceerde de Libanese schrijver Amin Maalouf in 1984 de roman Les Croisades vues par les Arabes waarin beschreven wordt hoe de kruistochten werden gezien door getuigen uit de Oosterse wereld.Ga naar eindnoot3. Door het grote succes van deze historische roman is in bredere kring, ook in het Westen, steeds meer het besef doorgedrongen dat het kruistochtideaal niet louter bestond uit goede en christelijke bedoelingen. De poging van Maalouf om de kruistochten eens van een andere kant te bekijken heeft wetenschappelijke ondersteuning gekregen. Het zijn echter vooral Arabisten of Oriëntalisten die zich met deze vragen bezighouden. Deze andere kijk op de historische gebeurtenissen werpt een nieuw licht op oude vragen, waarbij hier vooral de vraag aan de orde zal worden gesteld welke rol de Kerk heeft gespeeld bij de aanzet van ‘de eerste kruistocht’. Afb. 1: Niet zelden wordt geschiedenis gebruikt ter rechtvaardiging van actuele politieke standpunten. Hier een voorbeeld van een standbeeld te Damascus (Syrië) waarin Saladin de strijder is van het Syrische volk tegen de overheersing van de Franken [met op de voorgrond de beeldhouwer 'Abdallah al-Sayed. Door sommige historici worden de kruistochten dan ook gezien als een eerste stap in de richting van Europees kolonialisme.] uit: C. Hillenbrand, The Crusades. Islamic perspectives (Edinburgh 1999) 599.
| |
Het ‘begin’ van de eerste kruistocht: het Concilie van Clermont?Vrijwel alle westerse studies die de eerste kruistocht tot thema hebben, beginnen met het Concilie van Clermont in 1095. Tijdens dit Concilie zou paus Urbanus II een oproep hebben gedaan om het symbolische kruis op te pakken. In de weinige bronnen die zijn overgeleverd (twee verslagen en een samenvatting) is echter geen spoor van een ‘oproep voor de kruistocht’ te vinden, noch is er sprake van een verwijzing naar bij een kruistocht behorende begrippen als milites Christi of milites sancti Petri.Ga naar eindnoot4. Overigens bestond het woord ‘kruistocht’ | |
[pagina 144]
| |
niet eens vóór de twaalfde eeuw. De Latijnse begrippen crucesignari en cruciari stammen uit de twaalfde eeuw en hebben de betekenis ‘het kruis opnemen’.Ga naar eindnoot5. Het is daarom opmerkelijk dat veel handboeken over de eerste kruistocht vermelden dat in 1095 paus Urbanus II te Clermont de oproep voor ‘de kruistocht’ deed, zonder verder in te gaan op de problematiek van dit fenomeen en de connotaties van het concept. Want in feite was het Concilie van Clermont niet meer dan een bevestiging van het Concilie van Plaisance dat een aantal maanden eerder had plaatsgevonden. Toch zijn er verschillende bronnen uit dezelfde tijd die melding maken van een grote groep mensen die op weg zou zijn naar Jeruzalem om daar het Heilige Graf van Christus te bevrijden. De exacte motivatie en de sociale achtergrond van de horde mensen zijn moeilijk te traceren. Wellicht hebben er meerdere ‘eerste kruistochten’ tegelijkertijd plaatsgevonden, met troepen bestaande uit edelen of uit eenvoudige lieden. Belangrijke Latijnse bronnen over de eerste kruistocht zijn de kronieken van Foucher de Chartres, Raymond d'Aguilers en de Anonymus. Daarnaast geven volkstalige verslagen, vaak in de vorm van een kroniek, kruisvaarderslied of chanson de geste ons informatie over deze onderneming. Eén van de meest bekende liederen in dit laatste genre, het Chanson d'Antioche, zal in dit artikel nader worden bekeken. | |
Peter de Kluizenaar, de bezongen held in het Chanson d'AntiocheAls eventuele leider van een kruistocht voor ‘het gewone volk’ wordt vaak Peter de Kluizenaar genoemd. Peter is in de Middeleeuwen zowel bewonderd in de volkstalige bronnen, als verguisd in de Latijnse, die voornamelijk werden geschreven door ‘mannen van de Kerk’.Ga naar eindnoot6. In de loop der eeuwen heeft de negatieve publiciteit rondom zijn persoonlijkheid de overhand gekregen. Toch lijkt Peter wat meer aandacht en respect te verdienen dan hij het afgelopen millennium heeft gehad. Zijn aanwezigheid in bronnen die verhalen over de gebeurtenissen rond de eerste kruistocht kan ons iets vertellen over het karakter van deze wonderlijke onderneming. Peter de Kluizenaar was vermoedelijk afkomstig uit het Noordfranse Picardië (de stad Amiens claimt hem nog steeds als haar held en heeft een standbeeld van Peter opgericht). Als Peter de Kluizenaar verschijnt op het toneel van de kruistochtgeschiedenis, heeft hij al diverse beroepen uitgeoefend. Historici veronderstellen dat hij aanvankelijk zijn toevlucht had gezocht in de ‘wapens’ en in het ‘wereldse leven’. Maar blijkbaar had Peter genoeg van dit bestaan en ruilde hij dit in voor een leven in de kerkelijke sfeer. Hij had echter nog meer behoefte aan stilte en ascese dan het klooster hem kon bieden en besloot tenslotte om kluizenaar te worden. Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan contemporaine bronnen en helaas weten we niets méér over Peter de Kluizenaar.Ga naar eindnoot7. Voor de bestudering van Peters achtergrond en identiteit wordt de Latijnse Kroniek van Albert d'Aix vaak als de meest nauwkeurige gezien. Een andere bron over Peter is het zojuist genoemde Chanson d'Antioche. Dit lied heeft zeer nauwe overeenkomsten met de Kroniek van Albert d'Aix en waarschijnlijk heeft Albert het lied gebruikt ter inspiratie.Ga naar eindnoot8. | |
[pagina 145]
| |
Het Chanson d'Antioche is overgeleverd in een bewerkte vorm afkomstig van Graindor de Douai die het lied bewerkte aan het einde van de twaalfde eeuw. Deze bewerking bevat oude delen, die zijn geschreven door een zekere Richard le Pèlerin.Ga naar eindnoot9. Deze pelgrim heeft vermoedelijk meegedaan aan de eerste kruistocht, en zou in dat geval dus ooggetuige zijn geweest van de gebeurtenissen tot en met de belegering van Antiochië (tegenwoordig Oost-Turkije). Zeker is dat het Chanson erg populair was. Misschien heeft het later, in de bewerkte vorm, gediend om kruisvaarders aan te trekken voor de derde of vierde kruistocht. Opvallend is, dat in dit lied noch paus Urbanus II, noch de nobele Godfried van Bouillon de held is, maar Peter de Kluizenaar, een eenvoudige monnik die de massa's op zijn ezeltje naar Jeruzalem leidde:
Or entendés l'estoire que promis vos avon:
Li commencemens iert de la mute Pieron.
Il fu nés en Ermine et s'i ot sa maison
Amés fut et servis de la terre environ.
Tros que li saint Apostele sermonerent cest mon,
Ne fut uns tels hom nés por bien dire un sermon.
Il monta sur un asne, prist eskerpe et bor don,Ga naar eindnoot10.
Droit al mostier Saint Piere a fait s'orison.
(Chanson d'Antioche, v. 266-273)
Welnu, hoort het verhaal dat ik u heb beloofd:
Het gaat eerst over de troepen van Pierre.
Hij was geboren in Amiens, en woonde daar.
De mensen hielden van hem en vertrouwden hem.
Vanaf de tijd van de heilige apostelen
heeft niemand zo goed gepreekt als hij.
Hij klom op zijn ezel en nam zijn sjerp en zijn pelgrimsstaf
En ging regelrecht naar de Sint-Pieterskerk.Ga naar eindnoot11.
Aangekomen bij de Sint-Pieterskerk in Rome, legt Peter volgens het Chanson aan de paus uit wat hij heeft gezien tijdens zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land. Hij vertelt aan de paus dat de situatie uit de hand dreigt te lopen en dat de oosterse christenen verschrikkingen moeten verdragen, terwijl ze gebukt gaan onder de overheersing van de ‘heidenen’. Peter voegt daaraan toe, dat het Heilige Graf van Christus dat zich in Jeruzalem bevindt, was geschonden en dat dit de patriarch van Jeruzalem die Peter had ontmoet tijdens zijn pelgrimstocht, grote zorgen baarde. Peter beëindigt zijn betoog met de conclusie dat de ernst en het belang van de zaak wel duidelijk is: er moet worden ingegrepen! Laten we aannemen dat de zorgen die Peter uitte gemeend waren en bovendien enigszins op waarheid berustten. Dit is niet eenvoudig vast te stellen, want feit en fictie zijn kunstig verweven in het Chanson d'Antioche. Immers, hoe kon een eenvoudige kluizenaar een grote groep mensen ertoe bewegen huis en haard te verlaten? Dit was mogelijk, zo zegt het Chanson, doordat Peter zijn autoriteit aan God ontleende. Na het verslag van de ontmoeting met de paus brengt het verhaal ons even terug in de tijd, naar het moment waarop Peter tij- | |
[pagina 146]
| |
dens zijn pelgrimstocht gaat slapen bij het Heilige Graf. Daar krijgt hij een visioen. Dit visioen zal de paus overtuigen van het feit dat er een goddelijke kracht achter de ‘eerste kruistocht’ zit:
Dans Piere s'en retorne, al Sepucre est alés.
Quant ot fait s'orison dormant s'est acoutés,
Dont s'aparu a lui de Diu li majestés.
Doucement l'apela: ‘Dous fius de me car nés,
De vostre bon service vos mercis et grés.
Alés au patriarche, mon seel li rovés,
En France dont venistes, bels frere, retournés.
Si dites a mon pule, li tans est aproismés
Que me viegne secorre sainte Crestïentés (...)’
(Chanson d'Antioche, v. 300-308)
Heer Pierre ging terug naar het Heilige Graf,
Waar hij zijn gebed opzei en ging liggen om te slapen
Toen God hem verscheen in grote heerlijkheid,
En met zachte stem zei: ‘Mijn dierbare zoon, vol goedheid,
Ik ben u erkentelijk voor uw dienst en ik dank u daarvoor.
Ga de patriarch zoeken en vraag hem mijn zegel en
Ga terug naar Frankrijk, schone broeder,
waar ge vandaan komt.
Zegt aan mijn volk dat de tijd is gekomen
Voor het heilige christendom om me te redden (...)’
Toen Peter wakker werd, ging hij terstond naar de patriarch van Jeruzalem toe, die hem inderdaad het goddelijke teken van het zegel kon geven. Met dit bijzondere bewijs in zijn knapzak reisde Peter naar Rome waar de paus zetelde. Zonder enige aarzeling vertrouwde de paus de missie om het Heilige Land te bevrijden van de heidenen aan Peter toe. Om deze expeditie kerkelijke kracht bij te zetten, besloot de Heilige Vader dat het nodig was om een Concilie bijeen te roepen in Clermont. Daar roept hij de christenen op om het kruis, de sjerp en de pelgrimsstok op te pakken en te gaan vechten tegen de ongelovigen. In het Chanson d'Antioche wordt het Concilie van Clermont dus gepresenteerd als een gevolg van Peters missie. Het lied suggereert dat er sprake is van een voorgeschiedenis, voorafgaand aan het Concilie, waarin de rol van de paus secundair is. Deze opmerkelijke tekst met zijn heel eigenzinnige interpretatie van de eerste kruistocht is heel verschillend beoordeeld door geleerden en wetenschappers. De polemiek over de aard, de auteur en de stijl van het lied is al ruim honderdvijftig jaar bezig, vanaf het moment dat Paulin Paris het lied ‘ontdekte’ in 1848.Ga naar eindnoot12. Het lied valt vaak tussen de wal en het schip van de verschillende disciplines. Enerzijds vinden literatuurhistorici het lied ‘te historisch’ en daarom niet passend tussen andere epische liederen of kruisvaarderliederen.Ga naar eindnoot13. Anderzijds hebben historici bijna geen interesse getoond voor deze tekst, met het argument dat het werk ‘te literair’ is, en bovendien bewerkt in de twaalfde eeuw, waardoor het Chanson niet bruikbaar zou zijn als een betrouwbare bron over de eerste kruistocht.Ga naar eindnoot14. | |
[pagina 147]
| |
Afb. 2: Een pagina uit het hs. B.N. fr. 12558 (f. 52), waarop linksboven het bezoek van Peter de Kluizenaar aan de paus te zien is. Rechtsboven is Peter zichtbaar, zittend op zijn ezel, terwijl hij zijn troepen aanvoert. Uit: Suzanne Duparc-Quioc, La Chanson d'Antioche, étude critique. Tome II (Parijs 1978) pl. I.
| |
Jeruzalem aan de vooravond van de kruistochtIn welke situatie was Peter terecht gekomen en in hoeverre schetste hij een reële situatie aan de paus? Contemporaine westerse bronnen geven de indruk dat de situatie destijds in het oostelijke Middellandse Zeegebied nimmer stabiel was, hetgeen voor ons niet zo moeilijk is voor te stellen. Dat Peter inderdaad bij het Heilige Graf is geweest, lijkt plausibel aangezien verschillende christelijke bronnen dit gegeven vermelden.Ga naar eindnoot15. Echter, voor een vollediger beeld van de politieke en historische context is het interessant om niet-christelijke bronnen aan te halen. Immers, veel van de christelijke bronnen beschrijven de gebeurtenissen met betrekking tot de eerste kruistocht in het licht van de overwinning op Jeruzalem, waardoor het oorspronkelijke beeld enigermate vertroebeld is. De religieuze identiteit van Syrië en Palestina aan de vooravond van de kruistocht werd voornamelijk bepaald door Sunnitische moslims, maar er waren ook Shi'iten, joden en christenen. De christelijke gemeenschap was verdeeld in diverse stromingen: Maronieten, Armeniërs, Nestorianen en Melkieten. Als we het verslag van al-Wasiti (een prediker in de Asqa moskee te Jeruzalem) mogen geloven, dan was er rond 1020 sprake van vijandigheid tussen de christelijke minderhe- | |
[pagina 148]
| |
Afb. 3: Het standbeeld van Peter de Kluizenaar in Amiens (Frankrijk). (Foto: auteur, juli 2000).
den en de moslims. Hij waarschuwt de islamitische pelgrims op weg naar Jeruzalem om vooral niet in de kerken te gaan.Ga naar eindnoot16. Wellicht is deze sfeer veroorzaakt door de - overigens door veel moslims veroordeelde - plundering van het Heilige Graf door al-Hakim in 1009. Toch was de situatie halverwege de elfde eeuw aanzienlijk verbeterd. De Perzische reiziger Nasir-i Khusraw schreef in 1046 op een neutrale toon dat Jeruzalem een pelgrimsplaats was voor die moslims die niet naar Mekka konden gaan. Hij noemt ook de aanwezigheid van joden en christenen: ‘De christenen en joden komen ook hier naar toe in groten getale, vanuit het Byzantijnse Rijk en andere landen, om de Kerk en de Tempel te bezoeken’.Ga naar eindnoot17. Over de situatie na 1090 hebben we een bron tot onze beschikking die afkomstig is van de Spaanse reiziger Ibn al-'Arabi, die met zijn vader in april 1092 vertrok van het Iberisch schiereiland.Ga naar eindnoot18. Het motief van zijn reis lijkt te liggen in de politiek-religieuze sfeer, hetgeen goed mogelijk is gezien de christelijke Reconquista-campagnes die in die tijd in Spanje plaatsvonden. In zijn reisverslag meldt Ibn al-'Arabi dat Jeruzalem de ontmoetingsplaats was voor religieuze studenten van alle drie de religies: de islam, het christendom en het judaïsme. Hij maakt geen enkele melding van onderdrukking van de ene religie ten opzichte van de andere. Als hij verslag uitbrengt van de stad Jeruzalem in het algemeen, dan merkt hij op dat de christenen hun bezittingen en kerken goed onderhielden.Ga naar eindnoot19. In een andere bron uit die tijd wordt de situatie echter wat minder rooskleurig voorgesteld. De islamitische kroniekschrijver al-'Azimi merkt in 1093 op: ‘De Franken en Byzantijnen worden bij de Syrische havens tegengehouden en kunnen Jeruzalem niet in. Diegenen die dit hebben overleefd, verspreiden het nieuws in hun land. Daarom maakten zij zich gereed voor een mi- | |
[pagina 149]
| |
litaire invasie (ghaza)’.Ga naar eindnoot20. Al-'Azimi's verslag is slechts fragmentarisch overgeleverd en uniek in zijn soort. Uit deze restjes informatie valt op te maken dat hij een duidelijke geopolitieke ontwikkeling zag van een ‘kruistochtbeweging’ die zich verplaatste van Spanje naar Noord-Afrika en tenslotte eindigde in het Midden-Oosten. Hij beschrijft de heroveringen van oorspronkelijk christelijke gebieden in Spanje (de Reconquista), met de verovering van Toledo in 1068 door Alfonso VI van Castilië als dieptepunt voor de moslims. Hij vervolgt zijn verslag met een omschrijving van het oprukkende westerse christendom naar Noord-Afrika en de verovering van al-Mahdiyya in 1086 door de Normandiërs die toen ook Sicilië in handen hadden.Ga naar eindnoot21. Het eindpunt in deze beweging ziet hij in de komst van de kruisvaarders in de Levant.Ga naar eindnoot22. | |
De croisade des pauvres gensHet Chanson d'Antioche suggereert, in samenhang met niet-westerse bronnen, dat de Eerste Kruistocht niet op een unilaterale wijze door de Kerk van Rome werd georganiseerd. De gedachte aan wat hier en daar in de vakliteratuur de croisade des pauvres gens wordt genoemd, wordt steeds aannemelijker. Wellicht is er sprake van meerdere ‘eerste kruistochten’, die kriskras door elkaar heen liepen en waar de Kerk nauwelijks grip op had. Misschien zijn de door de Kerk aangemoedigde pelgrimages een eigen leven gaan leiden. De historische figuur van Peter de Kluizenaar heeft zeker een rol in gespeeld in deze croisade des pauvres gens. In hoeverre de chronologische volgorde van de gebeurtenissen zoals deze worden voorgesteld door het Chanson d'Antioche correspondeert met de historische feiten is echter moeilijk te achterhalen. Helemaal duidelijk zal de periode vlak voor de eerste kruistocht wellicht nooit worden. En dit is zeker het geval als we blijven vasthouden aan het negentiende-eeuwse beeld waarin de Kerk als enige en oppermachtige initiatiefnemer van de eerste kruistocht wordt gezien. In deze korte bijdrage is hopelijk duidelijk geworden hoezeer de diverse vooronderstellingen het beeld vertroebelen. Dit gegeven wordt in het geval van de kruistochten nog versterkt, omdat de hedendaagse politiek (in zowel het Oosten als het Westen) de kruistocht aangrijpt om de heikele relatie tussen deze gebieden een historisch fundament te geven en aldus actuele beslissingen en stellingen te verklaren. ‘Nooit meer toevlucht zoeken tot de logica van geweld’, is een nobel streven, maar suggereert dat er sprake is van een terugkerend patroon in gebeurtenissen dat van te voren herkenbaar is. Als kijken in de toekomst even lastig is als kijken in het verleden, zal het waarschijnlijk bij een nobel streven blijven. |
|