ven voor hem gesponnen hadden. Buitenlandsche kleederdracht haatte de vorst’. Verder weet Elberts ons nog te melden dat ‘de Keizer (...) nooit zonder zijn kinderen’ at. Wat Elberts zijn lezers wil bijbrengen zijn nationale trots en burgerlijke deugden. Door het Nederland van 1900 - het
vaderland dat kon rekenen op de affectie en de loyaliteit van zijn lezers - terug te projecteren in de tijd, maakt hij de lezers deelgenoot van de gebeurtenissen in het verleden.
Hoewel Elberts' boek waarschijnlijk het saamhorigheidsgevoel onder zijn lezers wel heeft versterkt (het boek beleefde in 1896 zijn zesde druk), is het niet voorstelbaar dat Scheffer diens aanpak voor ogen stond toen hij pleitte voor de overdracht van geschiedenis om de integratie van nieuwkomers in onze samenleving te bevorderen. Beantwoordt het hedendaagse geschiedenisonderwijs dan misschien meer aan Scheffers oogmerk? Ik sla het geschiedenisboekje van mijn dochter van tien open en lees daarin over Karel de Grote dat hij net voor de Paasdagen Perzische gezanten ontving en dat iedereen aan zijn hof ‘schitterende kleren [droeg] met veel goud en sieraden’. Aan het banket durven de Perzen bijna niets te eten; ‘er was, in hun ogen, zulk raar voedsel bij’. Verder lezen we in het hoofdstuk over Karel de Grote nog iets over het leven op een palts, de Germaanse goden en de verspreiding van het christendom.
Is Elberts' geschiedbeeld er een van burgerlijke deugdzaamheid, Een zee van tijd, de geschiedenismethode waaruit ik net heb geciteerd, schotelt ons een sociologisch-antropologisch beeld van het verleden voor. Thema's als het ridderlijke leven (belegering, een toernooi, jacht, wie wonen en werken er op een kasteel, een feestavond) en de ontwikkeling van middeleeuwse steden hebben de plaats ingenomen van jaartallen, personen en historische gebeurtenissen die zo kenmerkend zijn voor het geschiedenisonderwijs à la Elberts.
Voor de bevordering van de door Scheffer zo gewenste saamhorigheid is het hedendaagse geschiedenisonderwijs naar mijn indruk niet zo geschikt. Ik vraag mij trouwens ook af of de bevordering van het saamhorigheidsgevoel een bij de huidige tijd passende remedie is om het script van het multiculturele drama in positieve zin bij te stellen. Een zee van tijd tracht (onbedoeld?) op een andere manier een bijdrage te leveren aan de toenadering van ingezetenen en nieuwkomers. Zo wordt bij de behandeling van de islamitische expansie in de zevende en achtste eeuw aandacht besteed aan de cultuur en de godsdienst van de islamieten en de invloed daarvan op onze West-Europese cultuur. Langs de weg van de historisch cultureel-antropologische benadering is het misschien mogelijk kinderen een open houding bij te brengen ten opzichte van andere, vreemde culturen. Dat lijkt mij eerlijk gezegd een begaanbaarder weg uit het multiculturele moeras dan het smeden van saamhorigheid, een emotie die maar al te vaak afweerreacties en uitsluiting met zich brengt (‘wij en de anderen’). En juist het aanleren van een open houding ten opzichte van andere gebruiken en culturen is een authentiek onderdeel van het geschiedenisonderwijs. Geschiedenis is immers per definitie een voortdurende confrontatie van het eigene van nu met het andere van vroeger.
C.M. Cappon