Dirk Bouts, schilder van de stilte
Maurits Smeyers, Dirk Bouts, Schilder van de stilte (Davidsfonds: Leuven 1998). Geïll., 159 p. ISBN 90 6152 608 6. f56, -
Misschien hield Maurits Smeyers meer van het schrijven van boeken dan van het spreken met mensen. Althans, de buitenwereld zag de vorig jaar overleden Leuvense hoogleraar als een ietwat schuwe, maar onvermoeibare wetenschapper met een lange rij titels op zijn naam. Steeds ging het om onderzoek naar de middeleeuwse kunst van zijn dierbaar Vlaanderen. Onder zijn leiding kwam de grote serie Corpus of Illuminated Manuscripts from the Low Countries tot stand, vervolgens stond hij aan de wieg van een tweede serie The Flemish Primitives en kreeg het Studiecentrum Vlaamse Miniaturisten, door hem en Bert Cardon geleid, terecht van de minister-president van de Vlaamse regering in 1993 de vererende titel Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen.
Naast wetenschapper was Smeyers docent. Hij vond vooral dat alle mensen van kunst moesten kunnen genieten. Duidelijk visueel materiaal, mooie kleurenfoto's en heldere teksten moesten de toegankelijkheid vergroten. Zo heeft hij het grote werk Vlaamse miniaturen van de achtste tot het midden van de 16de eeuw. De middeleeuwse wereld op perkament, dat in een vorig nummer van Madoc (13.2) gerecenseerd is, expliciet voor een breed publiek geschreven en gaf hij het meer dan zeshonderd kleurenafbeeldingen mee. Tentoonstellingen over allerhande onderwerpen liet hij vergezeld gaan van indrukwekkende catalogi.
Zijn publicaties omtrent Dirk Bouts vallen in deze categorieën. De catalogus Dirk Bouts, een Vlaams primitief te Leuven uit 1998, één van de boekwerken bij deze tentoonstelling, telt bijna 600 bladzijden en weegt vele kilo's. En al viel er wellicht een kritisch geluid te horen over de tentoonstelling zelf, deze catalogus is in alle opzichten een bijzonder boek. Daarnaast en tegelijkertijd schreef hij een boek over Bouts met een veel eenvoudiger opzet: Dirk Bouts, schilder van de stilte. Dat is de publicatie die hier besproken wordt.
Niet voor niets begint hij het voorwoord met de zin: ‘Schilderijen dienen om te worden bekeken’. Doel is zoveel over Bouts te zeggen dat elke kijker zijn eigen ‘modus videndi’ ontwikkelt en kunstwerken in zijn eigen visuele belevingswereld kan plaatsen. Smeyers gaat nog verder: (p. 10) de toeschouwer kan ‘vanuit het eigen karakter en de eigen psychologie een vraagstelling opbouwen, waarbij de dynamische kracht van het kunstwerk aangewend wordt om een respons te krijgen op persoonlijke noden, inzicht te verwerven, vreugde te ondervinden en het eigen “heil” te bereiken. De toeschouwer gaat dan zelf deel uitmaken van het kunstwerk.’ Doelgroep: volwassen, staat er onverwacht droog in het colofon. Het is bijna of Smeyers zijn doorleefde lezer nog een laatste dringende boodschap heeft willen meegeven. Kunstwerken, met name schilderijen van Vlaamse primitieven zijn balsem voor de ziel. Hij wilde die binnen ieders bereik brengen. Van het begin tot het eind is het boek hierop gericht. De vijf hoofdstuktitels geven de lezer een behulpzame handreiking: ‘De ontdekking van een Leuvens schilder’, ‘Van Haarlem tot Leuven’, ‘Dirk Bouts herkennen’,