nomen. Het blijft een raadsel dat zijn precieze sterfdag niet bekend is. Het Nijmeegse stadsbestuur heeft de Observantenkerk in 1595 laten slopen en van Brugmans graf ontbreekt sindsdien elk spoor. Thans weet niemand in de Waalstad meer wat voor een Bekende Nederlander avant la lettre daar zijn laatste levensdagen heeft gesleten.
Vervolgens wordt door Lettinck een aantal thema's uit Brugmans preken behandeld met pakkende paragraaftitels zoals ‘Lijden en erotiek’, ‘Het leven is een tranendal’ en ‘De hemel is bereikbaar’. De preken van Brugman zijn ons overgeleverd dankzij zijn toehoorders, in veel gevallen vrouwelijke religieuzen. Zelf heeft hij zijn preken niet op schrift gesteld. Het blijft daarom moeilijk om zich een voorstelling van Brugmans preekkunst te maken. Los daarvan kan men zich afvragen of zijn retorica bij de moderne toehoorder nog wel in de smaak zou vallen. Het is geen toeval dat de uitdrukking ‘praten als Brugman’ zowel een positieve als negatieve betekenis heeft.
Het volgende hoofdstuk schetst ‘De wereld van Jan Brugman’. Hier wordt ingegaan op de politieke context, de toestand van de kerk en het religieuze leven in de Noordelijke Nederlanden. De in dit hoofdstuk opgenomen paragraaf over de Italiaanse boeteprediker Girolamo Savonarola is bedoeld als ‘het voorbeeld’ van een boeteprediker, maar leidt eerder van het onderwerp af dan dat het verhelderend werkt. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de relatie van Brugman tot de oer-Nederlandse heilige Lidwina van Schiedam. Brugman heeft haar niet persoonlijk gekend. Hij kreeg ‘vanuit Schiedam’ (p. 53) het verzoek om een levensbeschrijving van de Schiedamse te maken, wier lijdensgeschiedenis hij aan zijn publiek ten voorbeeld wilde stellen. Het afsluitende hoofdstuk schetst de beeldvorming over Brugman in de vaderlandse geschiedschrijving.
De vlot geschreven tekst is niet geannoteerd, maar gaat wel vergezeld van bronnen en literatuuropgaven en een register. Talloze illustraties verlevendigen de tekst. Slechts een enkele keer was meer toelichting gewenst. Zo zal de betekenis van de op p. 48 vermelde en niet nader toegelichte uitdrukking ‘Maria Lactans’ niet alle lezers duidelijk zijn. De bijhorende afbeelding werkt hier niet verhelderend.
Met belangstelling zie ik in de reeks ‘Verloren Verleden’ de volgende delen, en niet alleen die over de Middeleeuwen, tegemoet. Met deze nieuwe reeks koestert uitgever Verloren, naar ik aanneem onbewust en onbedoeld, de ambitie de bekende Fibulareeks uit de jaren zestig en zeventig naar de kroon te steken. De tijd zal het leren of dit daadwerkelijk gaat gebeuren. Met spanning wacht ik af welk ander verloren verleden uit de Nederlandse Middeleeuwen in deze reeks nog aan de orde zal komen: wordt het de Cosmas-en-Damianus-vloed, het Utrechts Schisma, de Zwammerdam, de Jonker-Fransenoorlog, keizerin Theophanu, Mechteld van Gelre, Jan van Schaffelaar, Dionysius de Kartuizer, bisschop Gozewijn Comhaer, de slag bij Ane, Warns, Niftrik of die bij het Merwedewoud? Onderwerpen als Jacoba van Beijeren, Floris V, de Hoekse en Kabeljauwse twisten en de Moderne Devoten kunnen wat mij betreft wel even wachten. Daaraan is de laatste jaren al genoeg aandacht besteed.
Jan Kuys