Madoc. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
• Marco Mostert
| |
Historicus en ‘menseneter’Niemand heeft alle publicaties van Le Goff ook werkelijk gelezen. Het zijn er te veel. Het gaat om zestien boeken die hij alleen schreef, vijftien verzamelingen opstellen, congresverslagen en collectieve werken die hij, meestal met anderen, uitgaf, twee boeken met uitgebreide interviews, en een stortvloed van artikelen. In het kleine Festschrift dat hem aan het begin van 1999 ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag werd aangeboden is een bibliografie van zeventien dicht bedrukte bladzijden opgenomen, die echter volgens de samenstellers mogelijk incompleet is.Ga naar eindnoot4. Dat Festschrift heeft niet zonder reden de titel L'Ogre historien, een verwijzing naar Marc Bloch, Le Goffs grote voorbeeld, die in zijn postuum verschenen Pleidooi voor de geschiedenis of Geschiedenis als ambacht opmerkt dat ‘de | |
[pagina 23]
| |
ware historicus lijkt op de menseneter (“l'ogre”) uit de legende. Daar waar hij mensenvlees ruikt, weet hij zijn prooi te vinden’.Ga naar eindnoot5. Zelf schreef Le Goff in een egohistorisch essay over ‘l'appétit de l'histoire’Ga naar eindnoot6. - een onverzadigbare trek kennelijk. Zijn werk getuigt van een zich vastbijten in het vlees van de geschiedenis en er lijkt bijna niets te zijn dat aan zijn smaakpapillen ontsnappen kan. Le Goffs historische arbeid is nog lang niet afgesloten. Als hij tijd van leven heeft, zal hij nog menig artikel schrijven, en zijn recentelijk ontwikkelde interesse voor het genre van de biografie kan wellicht, na zijn monumentale studie over Lodewijk de Heilige,Ga naar eindnoot7. nog eens leiden tot een biografie van Abelard, één van de weinige personen uit de hoge Middeleeuwen die hem een dergelijke behandeling waardig schijnen. Toch duidt alles erop, dat hij zijn belangrijkste publicaties achter zich heeft. Op grond van het grote autobiografische interview Une vie pour l'histoire,Ga naar eindnoot8. het al genoemde Festschrift en het in 1997 door Miri Rubin uitgegeven The Work of Jacques Le Goff and the Challenges of Medieval HistoryGa naar eindnoot9. lijkt het mogelijk een voorlopig antwoord te geven op de vraag, welke invloed Le Goff heeft gehad op het verstaan van de Middeleeuwen. We bezitten in deze drie titels Le Goffs eigen visie op zijn werk en, verdeeld over de twee bundels, de visie van zijn belangrijkste leerlingen, en die van (al dan niet neutrale, voornamelijk buitenlandse) historici. In The Work of Jacques Le Goff vinden we zo essays over zijn invloed in Italië, Duitsland, de Verenigde Staten, België en Nederland, Spanje, Rusland en Hongarije. In L'Ogre historien wordt daar nog een essay over Polen aan toegevoegd. Bovendien wordt in de Franse bundel aandacht besteed aan zijn onderwijs, zijn relaties met de Annales, zijn werk voor de televisie en zijn rol bij de beroemde serie Bibliothèque des Histoires, uitgegeven door de Parijse uitgever Gallimard. In Une vie pour l'histoire kunnen we tenslotte lezen over zijn politieke en intellectuele vorming, zijn rol in de zesde ‘section’ van de École pratique des hautes études (ephe) (vanaf 1975 de École des hautes études en sciences sociales (ehess), waar hij in de jaren zeventig directeur was), en over zijn vele bezigheden buiten de academische wereld. | |
Leven voor de geschiedenisVoor een goed begrip van Le Goffs werk is zijn eigen visie van groot belang. Lezing van Une vie pour l'histoire bevestigt de indruk dat we te maken hebben met een intellectueel, die ook een belangrijke rol voor de geschiedenis ziet weggelegd buiten het academische milieu waarin zijn eigen werk tot stand komt. Omdat iedere generatie zijn eigen visie op het verleden geeft, is bij de beoordeling van Le Goff enige kennis van de Franse politiek en wetenschapsbeoefening vereist. Zo is het van belang te weten, dat hij studeerde aan de École Normale Supérieure, een instelling die ooit gesticht was om de Franse elite een gedegen culturele vorming te geven. Ook is belangrijk, dat de ehess waaraan hij doceerde een afsplitsing vormt van een instelling die onder Napoleon iii werd opgezet om het voortbestaan van de eruditie te waarborgen via séminaires waarin studenten van een geleerde de methode van diens vakgebied leren. In Frankrijk bestond en bestaat er aan de universiteiten nauwelijks de mogelijkheid om als mediëvist te worden opgeleid. Daarvoor moet men ofwel naar de | |
[pagina 24]
| |
1. Jacques Le Goff eind jaren '80, op het hoogtepunt van zijn roem. Foto © John Foley, Parijs.
École des Chartes, ofwel men moet colleges volgen aan de vierde ‘section’ van de ephe. Toen de zesde ‘section’ van diezelfde ephe zich meer en meer ontwikkelde in de richting die door de Annales was gepredikt, ontstond een situatie waarin een onhandige mengvorm ontstond van grootschalige onderzoeksvragen die vaak verwoord werden met veel retoriek, maar die slechts door gedetailleerde analyse van teksten beantwoord konden worden. Le Goffs werk wordt gekenmerkt door die vermenging van eruditie en retoriek. Voor Le Goff was zijn séminaire aan de ehess het laboratorium waar nieuwe onderzoeksideeën konden worden uitgeprobeerd. Veel van zijn invloedrijkste artikelen werden ontwikkeld in het onderwijs. De achterliggende idee kwam van Le Goff, de deelnemers aan het séminaire onderworpen de aangevoerde bronnen aan min of meer degelijke kritiek, en vervolgens werd het artikel gepubliceerd. In een aantal gevallen werd het vervolgens opnieuw afgedrukt in de twee bundels Pour un autre Moyen Âge. Temps, travail et culture en Occident: 18 essais en L'imaginaire médiéval. Essais.Ga naar eindnoot10. In de hier verzamelde artikelen blijkt Le Goff een meester in het identificeren van thema's waar vruchtbaar onderzoek naar kan worden gedaan. Zo schreef hij over ruimte en tijd, technieken, waardensystemen, geleerde cultuur en volkscultuur, het wonderbaarlijke, het lichaam, dromen, literaire teksten (zoals exempla-verzamelingen) als bronnen voor historisch onderzoek naar de verbeelding, en over de herinnering. Ook probeert hij ordening aan te brengen in ogenschijnlijk zeer uiteenlopende fenomenen. Wat waren, bijvoorbeeld, zo vroeg hij zich af in een in 1981 gepubliceerd | |
[pagina 25]
| |
artikel, de culturele modellen die de franciscanen in de dertiende eeuw kenden en propageerden?Ga naar eindnoot11. Buiten kringen van directe vakgenoten is Le Goff vooral bekend geworden als instigator van een ‘nouvelle histoire’.Ga naar eindnoot12. Zonder al te veel theoretische onderbouwing werden in twee door hem uitgegeven verzamelwerken nieuwe methoden en thema's voor historisch onderzoek gepresenteerd. Zijn eigen belangstelling ging steeds meer uit naar wat hij ‘historische antropologie’ ging noemen: naar het dagelijks leven in de Middeleeuwen en naar de rol van rituelen. De recentelijk door Le Goff met Jean-Claude Schmitt uitgegeven Dictionnaire raisonné de l'Occident médiévalGa naar eindnoot13. is een summa van 1236 bladzijden waarin in ruim tachtig artikelen, geschreven door (voornamelijk) Franse mediëvisten de thematiek van Le Goff en zijn school wordt samengevat. | |
Invloed in binnen- en buitenlandLe Goff werd opgemerkt in binnen- en buitenland. Hij werd gelezen door vakgenoten en door leken, die vaak via zijn werk (en dat van Georges Duby) voor het eerst met de Middeleeuwen in aanraking kwamen. Werd zijn werk ook in het onderzoek gerecipieerd? Hielden anderen zich bezig met de thema's waar hij over publiceerde? Uit de door Miri Rubin uitgegeven bundel blijkt duidelijk dat, hoe inspirerend Le Goffs werk ook was, er in het buitenland toch relatief weinig mee gedaan is. Een uitzondering is het boekje over de middeleeuwse intellectuelen, die door Le Goff als een sociale groep werden ontdekt. Verder is het toch vooral bij kritische opmerkingen gebleven. Ook in Frankrijk is de naam van Le Goff, buiten de school van de ehess, groter dan zijn invloed. Om dat te verifiëren is het voldoende om de jaarlijkse Bibliographie de l'Histoire de France door te bladeren en te zien wat er over de Franse middeleeuwse geschiedenis geschreven wordt en vooral: welke vraagstellingen men hanteert. In de Franse provincie bestaat er, net als buiten Frankrijk, een lichte irritatie over het aplomb waarmee ‘nieuwe’ onderwerpen aan de ehess gelanceerd worden. Die irritatie wordt nog vergroot wanneer blijkt dat opvattingen van Le Goff, zoals die over de tijd, de toets der kritiek niet altijd kunnen doorstaan.Ga naar eindnoot14. En als er fouten gevonden worden in zijn werk, dan worden die vrijwel nooit gecorrigeerd in nieuwe uitgaven.Ga naar eindnoot15. De felle kritiek op zijn La Naissance du PurgatoireGa naar eindnoot16. werd veroorzaakt doordat hij zijn tekst niet meer wijzigde toen hij op de valreep kennis had gekregen van een aantal bronnen en publicaties die zijn these (van een vagevuur is pas werkelijk sprake wanneer het woord purgatorium verschijnt) ernstig verzwakten. Ze werden in een laatste aanhangsel genoemd. Hoe is dat gebrek aan kritische zin te verklaren? Heeft het wellicht te maken met zijn steeds groter wordende rol in het Franse openbare leven? Hij schreef voor het middelbaar onderwijs, trad op voor radio en televisie, was geïnteresseerd in missies naar het buitenland en onderhield er contacten met vele geleerden en politici. Hij raakte geïnteresseerd in Europa en begon een serie boeken Faire l'Europe uit te geven, die in vijf talen tegelijk uitkomen. Dat zijn allemaal activiteiten die een academicus niet misstaan. Maar misschien ging de aandacht voor deze projecten ten koste van zijn eigen wetenschappelijke arbeid. De intel- | |
[pagina 26]
| |
lectueel in Le Goff begon misschien steeds meer de overhand te krijgen over de geleerde, en een Franse intellectueel heeft zoals bekend overal verstand van. Hij nam zelfs zitting in een urbanistische commissie van de Parijse metro... | |
Een nieuwe biografieEr werden heel wat wenkbrauwen gefronst toen Le Goff in 1996 kwam met zijn biografie van Lodewijk de Heilige. Was de biografie niet een vorm van evenementiële geschiedschrijving zoals die door de historici rond de Annales was bekritiseerd? Le Goff, protagonist van de historische antropologie die een biografie van één van de grote mannen uit de geschiedenis schreef: dat moest wel het einde van de school van de Annales betekenen! Lezing van het 976 bladzijden dikke boek leert echter dat dit geen biografie in de gebruikelijke betekenis van het woord is. En dat niet alleen omdat Lodewijk wordt behandeld als kristallisatiepunt van een ‘histoire globalisante’ waarin alle thema's van Le Goffs historische antropologie van de dertiende eeuw aan bod kunnen komen. In een eerste deel probeert de auteur een ‘ouderwetse’ biografie te schrijven, om te zien of dat mogelijk is. Dan wordt in een tweede deel de ‘productie van de herinnering aan de koning’ kritisch onderzocht. Lodewijk werd, zo blijkt uit het synthetische derde deel, ‘geprogrammeerd’ tot ideale koning, en ging leven naar het beeld dat men hem steeds voorhield. De uiteindelijke vraag ‘Saint Louis a-t-il existé?’ heeft daarom niets retorisch: het antwoord is bevestigend. Zoals hij tot heilige koning is gemaakt, in de herinnering, zo moet hij ook geleefd hebben. Le Goff gaat ongetwijfeld door met schrijven tot hij erbij neervalt. The Work of Jacques Le Goff bevat artikelen, voortgekomen uit een colloquium ter ere van Le Goff dat in 1994 te Cambridge werd gehouden. Toen het in 1997 verscheen, was het al verouderd, omdat intussen Le Goffs boek over Lodewijk de Heilige was uitgekomen. Ook L'Ogre historien zal snel verouderd blijken. Net als Une vie pour l'histoire zijn het momentopnames. Ook de publicaties van Le Goff kunnen gelezen worden als momentopnames in een lange, en heel persoonlijke wetenschappelijke ontwikkeling. Wat zal er van dit alles over vijftig jaar nog gelezen worden? Dat valt niet te voorspellen. Het hangt nogal af van de vragen die komende generaties historici interessant vinden. Ik durf twee dingen te voorspellen. In de eerste plaats, dat Le Goffs Saint Louis het lang zal uithouden. Zijn bronnenanalyse laat het stellen van belangrijke nieuwe vragen toe. Hoe, bijvoorbeeld, beïnvloedden rituelen en (geschreven) teksten het gedrag van hun publiek? Als het waar is dat een middeleeuwse koning geprogrammeerd kon worden om naar zijn voorbeelden te gaan leven, dan geldt dat misschien ook voor anderen. Zochten missionarissen als ten onzent Bonifatius misschien de martelaarsdood omdat ze daartoe geprogrammeerd werden door de verhalen die over hun collega's verteld werden? En: wat is eigenlijk de zeggingskracht van verhalende teksten als bronnen voor modellen van handelen? In de tweede plaats durf ik te voorspellen dat, als de nieuwe thema's van Le Goff werkelijk onderzocht gaan worden, zijn publicaties op korte termijn als verouderd zullen gelden. Dat is niet erg. Integendeel, die thema's zelf zijn veel belangrijker dan degene die ze voor het eerst aansneed. Wel zou ik het jammer | |
[pagina 27]
| |
vinden als Le Goffs naam over vijftig jaar alleen nog maar onder historiografen bekend zou zijn. Want ondanks alle kritiek is hij met afstand de meest vernieuwende mediëvist van de tweede helft van de twintigste eeuw. |
|