Madoc. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
• Maaike van Berkel
| |
Boeken kopenDoel van mijn werkbezoek aan Caïro is inderdaad het kopen van boeken; of, zoals ik vermeldde in mijn aanvraag bij NWO: het afronden van het bibliografisch onderzoek middels het raadplegen van een aantal bibliotheekcatalogi en het verwerven van in de Arabische wereld gepubliceerde tekstedities en secundaire literatuur. Inmiddels ben ik ruim twee en een half jaar bezig met mijn promotieonderzoek naar de sociale en culturele positie van kuttâb (de ambtenaren van het centrale administratieve apparaat) ten tijde van de Abbasidische kalief al-Muqtadir (906-932 A.D.). Voorlopig is dit mijn laatste bezoek aan Caïro en ik zal het benutten om mijn laatste bronnen te verzamelen en met behulp van een aantal Egyptische historici recente Arabische secundaire literatuur over mijn onderwerp te lokaliseren. Caïro is met Beiroet in de Arabische wereld de aangewezen plaats om boeken | |
[pagina 18]
| |
De Bab al-Muzayyinin, de belangrijkste poort van de al-Azhar moskee en universiteit, in 970 gesticht door de Fatimieden en daarmee het oudste hoger onderwijsinstituut in de Arabische wereld.
te kopen. Men vindt er de belangrijkste uitgevers, van zowel bellettrie als wetenschappelijke publicaties en historische tekstedities. Een groot aantal historische teksten verschijnt nog vrij regelmatig in een nieuwe editie of herdruk. Het zijn niet enkel historici die tot de doelgroep van deze uitgaven mogen worden gerekend. In de Arabische wereld bestaat er onder intellectuelen in het algemeen een grote belangstelling voor het verleden. Hierbij spelen zowel religieuze als nationalistische motieven een rol. Naast uitgeverijen telt Caïro talrijke boekhandels. Slechts één of twee hiervan presenteren hun fonds via een internationaal netwerk. Bij de rest moet je langsgaan. In bijna elke boekhandel vind je wel een aantal belangrijke historische teksten, meestal te herkennen aan de prachtige leren banden met opdruk in gouden letters. Ik begin mijn zoektocht bij boekhandel Al-Mutanabbî, vernoemd naar een klassiek Arabisch dichter uit de tiende eeuw. Eerdere bezoeken hebben uitgewezen dat zij een goede sortering hebben in historiografische teksten en klassieke adab (‘belles-lettres’), de belangrijkste twee genres in mijn bronnenonderzoek. Als ik binnenkom springen drie mannen op van hun stoelen. Ze herkennen me van twee jaar geleden. We wisselen begroetingsrituelen uit. Gesprekken in Caïreense boekhandels worden gevoerd in het Egyptisch; er is in Caïro nauwelijks een boekverkoper te vinden die het Engels of het Frans beheerst. Het Egyptisch is één van de spreektaalvarianten van het Arabisch. In het Arabisch wordt een groot onderscheid gemaakt tussen het geschreven en het gesproken woord. Dat wat men spreekt verschilt sterk per land, streek, stad en klasse. Dat wat men schrijft, het Modern Standaard Arabisch, is identiek over de hele Arabische wereld, van Marokko tot Irak. Deze scheiding is echter niet rigide en er zijn allerlei gradaties. Bij sommige gelegenheden, zoals in officiële toespraken en bij nieuwsuitzendingen, wordt het Modern Standaard Arabisch ook gesproken. Algemeen kan men stellen: hoe formeler en gewichtiger de situatie des te minder men zich bedient van de dialectische spreektaal. Verder is het opmerkelijk dat er binnen de schrijftaal relatief kleine ontwikkelingen hebben plaatsgevonden door | |
[pagina 19]
| |
de eeuwen heen. Het Arabisch van mijn tiende-eeuwse bronnen komt meer overeen met het Modern Standaard Arabisch dan dat deze moderne schrijftaal overeenkomt met het gesproken Egyptisch. Het spreken van het Egyptisch is niet mijn grootste talent, maar vandaag zet ik mijn beste beentje voor. Gisteravond werd ik nog uitgelachen als studeerkamergeleerde, toen ik mijn linzensoep niet in het Egyptisch kon bestellen. Tja, linzensoep, daar heb ik mijn tiende-eeuwse ambtenaren nog niet over gehoord. In Mutannabî slaag ik voor bijna de helft van mijn boekenlijst. Het verwerven van de rest vergt een andere aanpak. Belangrijker nog dan bekendheid met de verschillende Caireense boekhandels is een goed contact met een aantal boekverkopers. Deze mannen, die veelal in een boekhandel werken, proberen in hun vrije tijd een centje bij te verdienen door handel in zeldzame en kostbare exemplaren. Zij kennen de weg langs de vele magazijnen, antiquariaten en bibliotheken die Caïro rijk is. Als een boek niet meer verkrijgbaar is, bieden ze je een roofdruk of een gefotokopieerde uitgave aan, bijna altijd gebonden in een mooie leren band. Een van de boekverkopers bij Mutanabbî is bereid voor me op zoek te gaan. Over zijn commissie wordt niet gesproken en die zal ik ook nooit te weten komen. Enkele dagen later loop ik op straat een oude bekende tegen het lijf, Hamid Muhammad Sayyid. Een paar jaar geleden werkte hij in een boekhandel in het centrum en hielp me aan een zeldzame kroniek. Tegenwoordig is hij gepensioneerd en heeft een krantenstalletje langs een drukke weg in Muhandisîn, een wijk die naast Zamalek ligt. In zijn vrije tijd helpt hij mensen aan zeldzame boeken. Ook hem geef ik een lijstje met titels mee. Nu is het afwachten en kan ik me gaan bezighouden met mijn tweede doel, het afronden van het bibliografisch onderzoek. | |
Professoren en bibliothecaressenVia één van Egyptes bekendste mediëvisten, Dr Ayman Fuad Sayyid, probeer ik te achterhalen of er de laatste jaren voor mij interessant onderzoek is verricht en gepubliceerd in Egypte. Caïro telt vijf universiteiten, drie seculiere, één religieuze en een Amerikaanse, die alleen wordt bevolkt door rijkeluiskinderen. Alle vijf de universiteiten hebben een afdeling Arabische of islamitische geschiedenis. Uitzoeken waar Egyptische collega's mee bezig zijn en welke publicaties er zijn verschenen is onbegonnen werk zonder een aantal contactpersonen. Alleen de Amerikaanse universiteit heeft een goede catalogus. Geen probleem, want de gemiddelde Egyptische professor ontvangt je hartelijk en is bereid je te helpen. Mijn vermoeden dat er de laatste jaren weinig is verschenen op het gebied van de sociale en administratieve geschiedenis van de Abbasieden wordt bevestigd. Ik krijg een aantal verwijzingen naar publicaties van voor 1975. Het meeste historische onderzoek in Egypte is geconcentreerd rond dynastieën die hun residentie in Caïro hadden, zoals de Fatimieden, Ayyubieden en Mamlukken. Aandacht voor de Abbasieden, die in Bagdad gevestigd waren, is er nauwelijks. De twee boekverkopers zijn flink opgeschoten. Tegen het eind van de derde week heb ik zo'n 75% van de boeken in handen. De rest is ofwel onbetaalbaar of niet leverbaar, zelfs niet in kopie. Voor de zekerheid breng ik op de laatste dag | |
[pagina 20]
| |
zelf nog een bezoek aan één van Egyptes staatsuitgeverijen, Al-Hay'a al-Misriyya al-'Âmma li-l-Kutub. Deze uitgeverij heeft een boekhandel, of liever gezegd een opslagdepot, onder de Dâr al-Kutub, de Nationale Bibliotheek. Zij verzorgen de edities van veel handschriften die in de Dâr al-Kutub liggen. Eerdere ervaringen met de weinig klantvriendelijke houding van het personeel hebben ervoor gezorgd dat ik een bezoek aan dit depot zo lang mogelijk heb uitgesteld. Mijn vrees wordt bevestigd. Als ik binnenkom hangen zes medewerkers in hun stoelen rondom een gammel bureau. Onverstoorbaar wordt het gesprek voortgezet. Net als ik op het punt sta er maar weer vandoor te gaan, hijst iemand zich op uit zijn stoel. Hij staart ongeïnteresseerd naar mijn lijstje met titels en schudt nee. ‘Misschien kan ik iets voor je betekenen als je over drie dagen nog eens terugkomt,’ mompelt hij afwezig. ‘Helaas, dan zit ik weer in Nederland.’ Voor ik onverrichter zake terugwandel naar Zamalek, besluit ik een kort bezoek te brengen aan de derde etage van de Dâr al-Kutub, waar de handschriftenafdeling is gevestigd. Voorheen kwam ik hier regelmatig, maar helaas raakten de handschriften bij de noodzakelijke inperking van mijn onderzoek op de achtergrond. De handschriftenafdeling van Egyptes Nationale Bibliotheek is niet één van de meest uitnodigende onderzoekinstituten. Elk bezoek is in feite een les in geduld. De afdeling bestaat uit een grote hal, iets kleiner dan een voetbalveld, waarvan ongeveer een vierde deel in gebruik is. In een hoek staan een wankele tafel en twee bureaus met daarachter drie kleppende dames. De afdeling is uitgerust met in totaal zes stoelen, waarvan drie voor de genoemde dames, en drie met afgebroken arm- en rugleuningen voor de bezoekers. Deze hal ontbeert ramen. Dat is prettig in de zomer, maar in de winter blijf je zelfs met sjaals en dikke truien niet warm. Het is in de Dâr al-Kutub niet toegestaan de handschriften zelf te bekijken. De bezoeker moet zich tevreden stellen met de microfilms die van alle handschriften vervaardigd zijn. Langs de zijkant van de zaal staat een aantal microfilmapparaten. Zeven stuks, waarvan er meestal vier of vijf buiten werking zijn en bij de andere de film alleen handmatig doorgedraaid kan worden. Wat betreft stoelen en apparaten is het dus zaak er 's ochtends als eerste bij te zijn. Handschriften zoekt men op titel in de handgeschreven catalogus, waaruit overigens een groot aantal pagina's ontbreekt. In de catalogus vindt men slechts het nummer van de microfilm. Informatie over waar, wanneer en door wie het handschrift werd vervaardigd is op de hele afdeling niet vinden. De tijd waarin men wacht op de komst van de gewenste microfilm (de genoemde dames haasten zich niet), kan het best besteed worden aan het poetsen van het scherm van het microfilmapparaat. In tegenstelling tot de vloer, waarover driemaal per dag een plens water wordt gegooid, zitten de apparaten onder een dikke laag stof. Na een fikse poetsbeurt blijkt het handschrift dan ook opeens een stuk helderder. | |
Moeder der StedenMijn tijd in Caïro zit er weer op. In gedachten verzonken wandel ik terug naar het instituut op Zamalek. Links van mij honderden toeterende auto's. Het is twee uur, spitsuur, want de overheidsgebouwen sluiten. Rechts wandelen | |
[pagina 21]
| |
de verliefde stelletjes langs de oever van de kalme Nijl. Vóór mij de dril- en heimachines. Men is bezig met weer een nieuwe fly-over. Hoe kan ik mijn fascinatie voor deze stad nu onder woorden brengen? Dan realiseer ik me dat ik een beschrijving van Caïro beter kan overlaten aan een echte kenner, Ibn Battoeta (1304-1369), één van de grootste reizigers aller tijden. Vervolgens kwam ik in Caïro aan, de moeder der steden, de residentie van de Farao, de man der pinnen,Ga naar eindnoot1. met haar vele uitgestrekte districten en rijke landstreken, een zeer dichtbevolkte stad, die uitmunt door schoonheid en bloei. Het is een ontmoetingsplaats voor alle reizigers, zwak of machtig, en men kan er eenieder treffen die men wil, geleerd of onwetend, ernstig of spotlustig, wijs of dwaas, nederig of aanzienlijk, nobel of gewoon, onbekend of bekend. De bewoners zijn als golven in de zee, die de stad ondanks haar weidsheid nauwelijks kan bevatten. Caïro lijkt jong, maar is in werkelijkheid zeer oud en leeft onafgebroken onder een gelukkig gesternte. Ze heeft de andere volken overwonnen en haar vorsten hebben de bedoeïenen en vreemdelingen bedwongen. Haar bijzonderheid ontleent zij aan de Nijl, die van groot belang is en waardoor zij niet van regenwater afhankelijk is. Haar grondgebied strekt zich over een afstand van een maandreis uit, voor iemand die flink doortrekt, en is edelmoedig en troostrijk voor alle vreemdelingen.Ga naar eindnoot2. |
|