Martin Codax Golven langs Vigo's kusten
In het westen van het Iberische schiereiland werd in de Middeleeuwen een taal gesproken die men Galicisch-Portugees noemt. Galicië, in het noordwesten, met als centrum de pelgrimsstad Santiago de Compostela, behoorde tot de kroon van Castilië; Portugal ontwikkelde zich tot een zelfstandig koninkrijk. In het Galicisch-Portugees is een omvangrijk corpus wereldlijke liederen overgeleverd, grotendeels bewaard in drie grote verzamelhandschriften of cancioneiros. Deze bevatten meer dan 1500 liederen, toegeschreven aan rond 150 bij name bekende dichters, die allen tussen 1200 en 1350 actief waren. Men onderscheidt drie typen liederen: de cantigas de amor zijn te vergelijken met de hoofse liefdeslyriek van de Occitaanse troubadours; bij de cantigas de amigo gaat het daarentegen om liefdesklachten die een vrouw in de mond worden gelegd; de cantigas de escarnio e maldizer, tenslotte, zijn spot- en scheldliederen.
Een van de beroemdste dichters was Martin Codax, die rond het midden van de dertiende eeuw als jogral (rondreizend speelman) optrad. Waarschijnlijk was hij afkomstig uit de havenstad Vigo, een stad die hij herhaaldelijk noemt in zijn liederen. Op zijn naam zijn zeven cantigas de amigo overgeleverd. Men kent ze uit de zojuist genoemde cancioneiros, maar daarnaast ook uit het zogenaamde Vindel-manuscript, een blad perkament dat in het begin van deze eeuw ontdekt is in de band van een Cicero-druk. Het blad is éénzijdig beschreven; waarschijnlijk gaat het om een zogenaamde rotulus of rol. Het bevat de zeven cantigas de amigo