hand van de uitgifte in erfhuur van zeven erven aan de Breestraat uit het jaar 1302 een nauwgezette historisch-topografische analyse uitgevoerd. Deze leidt tot een zeer aannemelijke reconstructie van de nederzettingsplattegrond in de tweede helft van de dertiende eeuw. De auteurs benadrukken dat de tweeledigheid van, laat ons grofweg zeggen, voor en na 1276 in deze reconstructie te herkennen valt. Voordien was er sprake van een beperkte oevernederzetting aan de Wijkermeer met een aanlandingsplaats langs een korte oeverstraat en een parochiekerk een stuk verder landinwaarts, het geheel onder de naam Agathenkerk. Nadien verschoof het belang allengs naar een nieuwe, hoger op de oever gelegen en aanmerkelijk langere woonkern. Deze bestond uit een brede marktstraat (Breestraat) met lintbebouwing aan weerszijden. In deze woonkern, waarvan de naam Wijk of Beverwijk de oorspronkelijke naam verdrong, verrezen op de kerk na - dit bleef de oude afgelegen parochiekerk - typisch stedelijke bouwwerken als een lakenhal, een gasthuis en een stenen woontoren, alle drie sinds kort dankzij archeologisch onderzoek bekend.
Van de situatie uit de late dertiende eeuw met dubbele nederzettingskern langs het water is een kleurige computeranimatie gemaakt die vanuit vier verschillende gezichtshoeken weergegeven de tekst illustreert. Het zijn afbeeldingen à vol d'oiseau waarbij men de nederzetting van zowel de water- als de landzijde ziet. De hoofdzaken uit het Beverwijk van die tijd, zoals hierboven weergegeven, worden er beeldend mee aangeduid. Het zijn mooie, suggestieve plaatjes, dat wel. Het onvermijdelijke maar dat hierop volgt, betreft vooral de aankleding van het beeld, voor zover die niet op vastgestelde gegevens berust. Een voorbeeld: waar de afbeelding in het aflopende oevergebied tussen water en bebouwing palenrijen, steigers en aanlegplaatsen van schepen laat zien, vindt men hiervan in de tekst niets terug. Is dit nog wel ‘een reconstructie’ zoals het bijschrift steeds vermeldt? Ik zou eerder zeggen dat het een fantasievolle constructie, een veronderstelling is. In een dergelijk geval zou het misschien beter geweest zijn deze ook zo te noemen. Nu wordt er te veel gesuggereerd en dat is des te bezwaarlijker, aangezien de archeologische gegevens waarop de animatie vermoedelijk teruggaat in het boek slechts summier worden gepresenteerd en voor dit gebied in ieder geval niet zijn beschreven.
De historisch-topografische en de diplomatische bijdragen daarentegen zijn methodisch zeer verantwoord. Bovendien zijn zij, naar mijn smaak, prettig en helder geschreven, wat men bij een traditioneel ‘dor’ onderwerp als de diplomatiek heet te zijn nu niet bepaald zou verwachten. De nauwgezette analyses van zowel het oude kaartmateriaal als van verschillende oorkonden en akten leveren een boeiende speurtocht op die doelgericht leidt tot een overtuigende verklaring voor Beverwijks ontstaan en vroegste geschiedenis, zoals ik die in enkele punten boven heb weergegeven.
Het boekje wordt besloten met een aantal teksten in bijlagen, waarvan de keur van 1298 in een voorbeeldige moderne uitgave van de Latijnse tekst met een nieuwe Nederlandse vertaling ernaast uiteraard de belangrijkste is. Rest mij nog te zeggen dat het boekje er boektechnisch aantrekkelijk uitziet.
Herbert Sarfatij