• Clara Strijbosch
De engelenval
Mij is gevraagd een verhaal te houden over engelen. Het verhaal moet de pauzes opvullen tijdens een maaltijd en tegelijkertijd de opening van een keramiekexpositie opluisteren. Het mag dus niet te zwaar op de maag liggen en ook niet de aandacht afleiden van de tentoongestelde potten en het sociale verkeer.
Ik ben gegrepen door engelen sinds ik over ‘neutrale engelen’ heb gelezen, engelen die niet konden of wilden kiezen tussen God en Lucifer en die daarom als monsters op aarde leven, vervuld van verlangen naar hun vroegere mooie uiterlijk en naar de hemel. Alle boeken die ik in de bibliotheek vind als ik ‘engelen’ in alle talen intik in de computer, vraag ik aan. Dat is niet veel. Na wat lezen besef ik dat ‘duivels’ en ‘demonen’ ook een soort engelen zijn. Als ik dat intik, komt er veel meer. De mens is misschien niet geneigd tot alle kwaad, maar aantrekkelijk is het kennelijk wel.
Ik lees en lees. Over hoe God er uitziet. Over hoe engelen rond zijn troon staan en hem dag en nacht prijzen. Hoe engelen de stem en het oor van God zijn, en na hun volbrachte opdracht weer verdwijnen in het grote vuur waaruit zij ontstonden. Over de diverse varianten van het verhaal van de val van de engelen. Hoe de engelen ‘lusted after the women on earth’ zoals mijn vertaling zegt (wat dat ook moge inhouden). Over hoe de kwaadaardige engelen de kennis van het wortelsnijden (idem) en van het oogverven op de wereld brachten. Enzovoort.
Het is een van de wereld vervreemdend onderwerp. Wat moet je zeggen als je vrienden vragen waar je je mee bezighoudt? ‘Ik heb vandaag van twaalf tot twaalf gelezen over hoe God en zijn engelen er uitzien. Verder gaat het goed met me’?
In een boek over het Eind der Tijden dat ik voor de gelegenheid raadpleeg, staat:
‘Wee hij, die zich bezighoudt met wat hoven, onder, voor en achter is, met andere woorden: in de hemel, de hel, in de toekomst en in het verleden. Hij zal de dag vervloeken dat hij geboren is.’
Die nacht doe ik geen oog dicht. Niet alleen vanwege het boven en onder en achter, maar ook omdat ik niet weet wat de titel van mijn lezing moet zijn, die ik de volgende dag moet doorgeven. Die ochtend verwens ik de slapeloosheid, haar oorzaken en haar gevolgen. Een beetje onderzoeker laat zich natuurlijk niet overmeesteren door haar onderwerp. Ik verban het boek uit mijn slaapkamer naar de studeerkamer, tegen ongewenst bezoek van woorden in de nacht. Ik doe de was. Ik zeem de ramen. De zon schijnt. Ik fiets naar de bibliotheek. Daar zit, verrassing, mijn vriend en als ik hem mijn nood klaag tovert hij zomaar een