Madoc. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harba lori fa (afl. 3)Dit is de derde aflevering in een kleine serie voorpublicaties uit een boek over middeleeuwse lyriek, waaraan de dichter Willem Wilmink en de Utrechtse hoogleraar middelnederlandse letterkunde W.P. Gerritsen gezamenlijk werken. Het boek zal teksten en vertalingen bevatten uit de voornaamste lyrische tradities van het middeleeuwse West-Europa. De kunst van de Zuid-Franse troubadours wordt vertegenwoordigd met een lied van hertog Willem IX van Aquitanië. Hijzelf noemde de taal waarin het is geschreven ‘romans’; in de romanistiek werd vroeger de term (Oud)provençaals gebruikt; thans geeft men de voorkeur aan de benaming Occitaans. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem IX van Aquitanië Omdat ik hunker naar een lied...Willem IX (1071-1126) was een machtig man. Als negende hertog van Aquitanië en zevende graaf van Poitiers heerste hij over een gebied dat groter was dan het domein van de Franse koning, zijn leenheer. Aan moed ontbrak het hem niet: in 1101 trok hij aan het hoofd van een legertje over de Balkan naar Constantinopel en vandaar door Klein-Azië in de richting van Jeruzalem. Bij Heraclea in het zuiden van Anatolië werden de uitgeputte kruisvaarders door Turkse ruiters overvallen en vernietigend verslagen; met een gevolg van slechts enkele personen wist hij te ontkomen. Met meer succes vocht hij in 1119 in Spanje tegen de Moren. Hij had weinig scrupules: twee maal trachtte hij vergeefs zich meester te maken van het graafschap Toulouse. Met de kerkelijke autoriteiten lag hij voortdurend overhoop, wat hem herhaaldelijk op excommunicatie te staan kwam. Zijn losbandige levensstijl bracht hem meer dan eens in opspraak; zijn biografen beschrijven hem als een groot verleider en bedrieger van vrouwen (trichador de dòmnas). Ook als dichter deed hij van zich spreken. Hij is de eerste Occitaanse troubadour die wij bij name kennen. Zijn oeuvre is klein: een tiental liederen. In sommige daarvan speelt hij in de stijl van de fin'amor de rol van een onderdanige minnaar die een onbereikbare geliefde vereert, in andere bezingt hij, cynisch en verzot op dubbelzinnige grappen, de geneugten van de vleselijke liefde. In het voor deze bundel gekozen gedicht klinkt een heel andere toon: de toon van een berouwvol man die op het punt staat een gevaarvolle reis naar verre streken te ondernemen en zich zorgen maakt over het lot van wie hij achterlaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aanleiding tot het dichten van dit lied moet vermoedelijk worden gezocht in zijn vertrek als pelgrim naar Santiago de Compostela, nadat in 1117 zijn excommunicatie was opgeheven. Zijn bezorgdheid geldt zijn zoon, de latere Willem X, die in 1099 was geboren. De koning van wie in het lied wordt gesproken, is Lodewijk VI van Frankrijk, bijgenaamd de Dikke, die regeerde van 1108 tot 1137; Folcó d'Angieus, vermeld in de strofen 3 en 4, is graaf Fulco van Angers (circa 1090-1143), een van de machtigste edelen van zijn tijd, die in 1131 de titel van koning van Jeruzalem zou verwerven. Via Willems vrouw was hij verwant met diens zoon. Het gedicht telt tien strofen, elk bestaande uit vier regels van acht lettergrepen, gevolgd door een zogenaamde tornada van twee verzen. De regels 1-3 van elke strofe hebben dezelfde rijmklank; het rijm op -i van de slotregels verbindt de tien strofen en de tornada.Ga naar eindnoot1. (In de vertaling is dit schema nagevolgd, met dien verstande dat hier de strofen twee aan twee met dezelfde rijmklank eindigen.) In de eerste helft van het lied (strofe 1-5) spreekt een vorst die vreest voor de gevaren die zijn domein bedreigen als hij er niet meer zal zijn om het te beschermen. Zal zijn jonge zoon wel tegen die gevaren opgewassen zijn? Zal Fulco zijn plichten als familielid wel nakomen? Vanaf strofe 6 richt zijn zorg zich op zijn eigen lotsbestemming, waarbij hij blijkbaar aanneemt dat hij niet zal terugkeren. Boetvaardig neemt hij afscheid van alles wat hem aan wereldse genietingen ter harte ging, en draagt zijn ziel aan God op. Maar hoe onthecht hij zich ook voelt van al het aardse, de grand seigneur die hij is verloochent zich niet: hij dringt er bij zijn vrienden op aan zijn begrafenis tot een groots evenement te maken. De tornada laat het lied uitklinken in een toon van berusting. Vreugde, feesten, het statussymbool van luxueuze kleding - van dat alles doet hij nu afstand. Waarom heeft hertog Willem dit lied gedicht? Wilde hij zijn dynastieke zorgen publiek maken om zodoende invloed uit te oefenen op de machthebbers van het moment? Wilde hij de wereld laten weten dat hij berouw had en zich als een vroom christen voorbereidde op de dood? De beginregels van het lied wekken de indruk dat hier ook nog iets anders meespeelt. Hij zegt te willen zingen over, of van, datgene wat hem treurig maakt. De verbinding van zingen met verdriet is opmerkelijk; het tegenovergestelde - zingen als uiting van vreugde - is bij de troubadours veel gebruikelijker. Als ‘zingen’ hier, zoals zo vaak, staat voor ‘dichten’, dan wijst dit erop, gezien de inhoud van de volgende strofen, dat wij te doen hebben met het werk van iemand die het niet in de eerste plaats om het effect van zijn lied op het publiek te doen was, maar die innerlijke rust tracht te vinden door een lied te dichten. Dat is, naar het mij voorkomt, een aspect van poëzie dat wij hier voor het eerst ontmoeten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertaling: Willem Wilmink Toelichting: W.P. Gerritsen |
|