lopige lijst zo'n dertig publicaties, waarvan sommige van groot wetenschappelijk belang, zoals de eerste (!) samenvattende studie over de architectuur van de moederabdij van Cîteaux: Martine Plouvier en Alain Saint-Denis (red.), Pour une histoire monumentale de l'abbaye de Cîteaux 1098-1998 (Vitreux-Dijon 1998). Een ander boek waar met spanning naar uit werd gezien, was L'Europe cistercienne door Terryl N. Kinder, specialiste op het gebied van de geschiedenis en kunst van de cisterciënzers en hoofdredactrice van Cîteaux: commentarii cistercienses, het officiële tijdschrift over de geschiedenis van de orde. Kort na elkaar verschenen een Franse en een nagenoeg identieke Duitse editie. Een editie van het oorspronkelijk Engelse manuscript is aangekondigd.
De Franse titel L'Europe cistercienne is misleidend: dit boek gaat nauwelijks over de verbreiding van de cisterciënzer orde over Europa, ook al komen er abdijen in heel Europa aan de orde. De enigszins ambigue Duitse titel Die Welt der Zisterzienser is veel beter gekozen. Kinder richt zich daarbij niet zozeer op de middeleeuwse wereld waarin de cisterciënzer orde gesticht werd en tot bloei kwam, als wel op de leefwereld en dagelijkse omgeving van de cisterciënzer monniken en nonnen. Uitgangspunt van het boek is de plaats waar de monnik zijn hele leven doorbrengt: het abdijcomplex.
In tien hoofdstukken wordt de wereld van de cisterciënzers ontvouwen. De hoofdstukken een tot en met vier vormen een inleiding. Hoofdstuk twee (hoofdstuk één is de eigenlijke inleiding) schetst in grote lijnen het ontstaan van het christelijke monnikendom, de stichting van Cîteaux en de geschiedenis van de orde tot de dag van vandaag. Daarbij heeft de auteur gelukkig geen poging gedaan om een volledig beeld te geven van de geschiedenis van het christelijke, en met name het westerse monnikendom, maar heeft ze vooral gekozen voor die passages die later de stichters van Cîteaux tot inspiratie zouden dienen of die voor een goed begrip van de cisterciënzers van belang zijn. Kinder spreekt ook over de cisterciënzerinnen, die nog altijd veel minder aandacht krijgen dan hun mannelijke ordegenoten.
In de hoofdstukken drie en vier komen de dagelijkse gang van zaken in een cisterciënzer abdij en de historische, geografische en hydrografische omstandigheden van een abdijstichting aan de orde. Met grote zorgvuldigheid kozen cisterciënzers de locatie van een nieuwe abdij en als deze na een aantal jaren niet beviel, schroomden zij niet te verkassen, soms zelfs meerdere malen achter elkaar. De waterhuishouding van het terrein speelde daarbij een voorname rol. De cisterciënzers waren pioniers op het gebied van waterstaat.
De rest van het boek volgt de min of meer gebruikelijke ordening van een abdijcomplex. Eerst wordt de lezer door de kloostergang en langs de essentiële delen van het abdijcomplex gevoerd, te beginnen met het spiritueel centrum van de abdij, de kerk, waaraan alleen al ruim honderd pagina's gewijd zijn. Vervolgens komen de sacristie, de kapittelzaal, de slaapzaal en latrines, de keuken en de eetzaal, en de vleugel van de lekenbroeders ter sprake. Verder gelegen van het centrum van het abdijcomplex zijn het scriptorium, de bibliotheek, het abtshuis, de ruimtes voor de novicen, de gevangenis, het ziekenkwartier, het gastenverblijf en het poortgebouw.
Kinder valt te prijzen voor haar opzet die uitgaat van de structuur, de functie