Madoc. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||
• Jeroen Laemers
| |||||||||||||||||||||||
De Imitatio Christi en Suso's Buechli der WahrheitSuso stelt in zijn Buechli der Warheit (BdW) dat een rationeel schepsel verondersteld wordt zich in zichzelf te keren en zich naar God te richten (BdW iii, 332).Ga naar eindnoot2. De enige manier waarop dit volbracht kan worden, is door onthechting (gelazenheit) na te streven. Deze onthechting staat voor Suso gelijk aan het opgeven of verachten van het individuele zelf (BdW iv, 336). Dit individuele zelf zorgt er namelijk voor dat de mens zich van God afkeert en zich op de buitenwereld richt. Indien een mens zich nu van zijn individuele zelf afkeert, of met andere woorden, zich van al het uiterlijke en aardse losmaakt, richt hij zich als vanzelf naar zijn innerlijk (BdW iv, 335).Ga naar eindnoot3. Deze stap is noodzakelijk, omdat in het innerlijk van de mens een (nog onvolledig) beeld van Christus bestaat. God heeft immers de gelovige mens voorbestemd om ooit gelijkvormig te zijn aan het beeld van zijn zoon (Rom. 8:29). Dit beeld van Christus in de mens is evenwel door de (erf)zonde aangetast en daardoor niet meer volledig.Ga naar eindnoot4. Het is echter mogelijk om dit beeld te herstellen door alle zonde uit het leven te bannen. De eerste stap die hiervoor noodzakelijk werd geacht, was een oprecht geloof, aangezien Christus de gelovige mens met zijn bloedoffer van de erfzonde had bevrijd. Vervolgens diende men zich in persoonlijk opzicht van verder zondigen te onthouden. Ook hierbij speelde onthechting een belangrijke | |||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||
1. De mystieke weg. Deze afbeelding laat zien op welke wijze de ziel zich in eerste instantie van God verwijdert, maar later toch tot spirituele volmaaktheid komt. Linksboven bevindt zich de ‘bodemloze afgrond van de eeuwige Godheid’. Van hier gaat een lijn naar rechts, richting de heilige drie-eenheid (rechtsboven). Vanuit Christus daalt de lijn af via een engel en een gevallen engel (symbool van het kwaad) naar de zondige mens. Van hieruit keert de lijn via de gekruisigde Christus weer terug naar de boezem van God de Vader. Twee wereldse figuren rechtsonder, een ridder en een hofdame, staan buiten de lijn van de mystieke vooruitgang. Hen wacht dan ook de (spirituele) dood, uitgebeeld door het figuur met de zeis. (Uit: Nikolaus Seller (ed.), Des Mystikers Heinrich Seuse O. Pr. Deutsche Schriften. Vollständige Ausgabe auf Grund der Handschriften (Heidelberg 1926) 179).
rol. Het is immers logisch dat, indien men zich van al het uiterlijke (lees: aardse) losmaakt en zich uitsluitend naar het innerlijke beeld van Christus richt, het onmogelijk is geworden nog verder te zondigen. Deze toestand definieert Suso als volledige vrijheid (BdW vi, 353).Ga naar eindnoot5. Deze vrijheid van zonde betekent vervolgens dat het zelf, zoals in Romeinen 8:29 voorzegd was, kristfoermig is geworden (BdW iv, 335).Ga naar eindnoot6. Suso impliceert met dit alles een duidelijke parallel tussen Christus en de mens. Christus heeft het voorbeeld gegeven door zijn uiterlijke zelf, i.e.: zijn sterfelijke lichaam, te offeren aan het kruis. Doordat hij dit uiterlijke zelf vrijwillig opgaf, veranderde hij van een nederig offerlam in de triomferende Koning. Het kruis is voor Suso dan ook het ultieme symbool van onthechting (BdW v, 338). Evenzo moet de mens, in navolging van Christus, zijn uiterlijke zelf vrijwillig opgeven om hierdoor mogelijk te maken dat het lagere individuele zelf overgaat in een hoger kristfoermig zelf. Dat het kristfoermige zelf inderdaad hoger en beter is dan het individuele zelf, blijkt alleen al uit het feit dat het kristfoermige zelf noodzakelijkerwijs volledige vrijheid (van zonde) kent. Immers, ‘Als de Zoon u vrijmaakt, zult u echt vrij zijn’ (BdW vi, 353; vergelijk Joh. 8:36). Het individuele zelf daarentegen, is niet in staat de zonde te vermijden (BdW iii, 332) en bevindt zich daardoor in een permanente vorm van slavernij: ‘wie zonde | |||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
doet is een slaaf, een slaaf van de zonde’, zo citeert Suso Johannes de Evangelist (BdW vi, 353; Joh. 8:34). Het hogere, kristfoermige en van zonde bevrijde zelf is tenslotte, na het aardse leven, in staat op te gaan in een gelukzalige eenwording met God (BdW i, 328-329). Christus wordt gezien als het uiterste voorbeeld van onthechting en verachting van het uiterlijke zelf. Hierdoor vormt hij de opgang voor de terugkeer van de mens naar God. Het is daarom voor de gelovige, en met name de kloosterling, nuttig of zelfs noodzakelijk om over zijn het leven van Christus, en met name over zijn passie, te mediteren en om hem, ook in het dagelijkse leven, in zijn onthechting na te volgen. In de rest van dit artikel zal ik aan de hand van twee andere werken van Suso, namelijk het Buechli der ewigen Wisheit (BdeW) en zijn zelfgeschreven Vita dieper ingaan op de vraag hoe dit in de praktijk plaats kon vinden. | |||||||||||||||||||||||
Meditatie als imitatie: het Buechli der ewigen WisheitIn de proloog van het Buechli der ewigen Wisheit (BdeW) vertelt Suso hoe een dominicaan, dat wil zeggen: Suso zelf, voor een kruisbeeld stond en niet in staat was op een juiste manier over de passie te mediteren. De broeder betreurde dit zeer, maar op datzelfde moment ‘kwamen zijn innerlijke zintuigen in een ongewone staat van vervoering en werd hij plotseling in zijn innerlijk verlicht.’ Dankzij deze verlichting begreep Suso dat hij zich honderd keer ter aarde moest werpen en daarbij iedere keer over een ander aspect van de passie moest mediteren. Dit resulteerde in zijn geschrift Honderd meditaties. Elk aspect van het lijden dat Christus had moeten ondergaan, zou dan een spirituele indruk in hem maken en vervolgens zou zijn zelf, voor zover dit mogelijk was, dit lijden mentaal ondergaan (BdeW 196). Christus fungeert hier in feite als een imaginair Andachtsbild dat het de toeschouwer mogelijk maakt om tot op zekere hoogte Christus' lijden te ondergaan. Hieruit blijkt dat Suso meditatie beschouwde als een mentale, of beter nog: een innerlijke vorm van de imitatio Christi. Meditatio is dus een onderdeel van de imitatio en kan daardoor de mens helpen om tot een grotere mate van onthechting te komen. De schriftelijke neerslag van de Honderd Meditaties die Suso van hogerhand ontvangen zou hebben, zijn als een apart aanhangsel in het BdeW opgenomen.Ga naar eindnoot7. Deze meditaties zijn tot op heden in geen enkel onderzoek voldoende tot hun recht gekomen. Ze nemen echter een centrale plaats in Suso's leven en werk in, niet alleen chronologisch, maar vooral omdat ze de verbindende schakel vormen tussen theorie en praktijk. De meditaties vangen aan met Christus' dodelijke bedroefdheid na het laatste avondmaal op de Olijfberg en eindigen met zijn bewening door Maria. De meditaties zijn gerangschikt in dertien groepen van vijf of tien. Tien van deze groepen zijn van toepassing op de opeenvolgende stadia van onthechting die Christus aan het kruis onderging. De drie overige groepen betreffen de smarten die Maria onderaan het kruis moest doormaken. De groepen worden vergezeld van in totaal twaalf verzoeken in de vorm van een gebed die verband houden met de beschreven aspecten van Christus' of Ma- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
2. Suso knielt voor de gekruisigde Christus in de vorm van een serafijn. De betekenis van dit visioen was dat Suso nog veel lijden te wachten stond (zie: Vita xliii, 147). Het kruis staat hier symbool voor het streven naar onthechting. (Uit: Nikolaus Seller (ed.), Des Mystikers Heinrich Seuse O. Pr. Deutsche Schriften. Vollständige Ausgabe auf Grund der Handschriften (Heidelberg 1926) 135.)
ria's lijden. Deze gebeden bieden aanwijzingen voor de stappen die een mens moet zetten om tot volledige onthechting en zaligheid te komen, of vragen om voorspraak en genade van Maria, de Moeder Gods, bij dit proces (BdeW 315-322). Bij nadere beschouwing blijkt dat de twaalf gebeden, of stappen op weg naar de volledige onthechting, nog nader zijn onder te verdelen in drie opeenvolgende stadia. Deze stadia komen, conform de traditie, respectievelijk overeen met purificatio, illuminatio en unificatio. De purificatio loopt van gebed één tot en met vier. In dit stadium staat het fysieke lijden van Christus centraal. Door dit lijden werd de mensheid immers van de erfzonde gereinigd. Om daarnaast ook van de persoonlijke zonde gereinigd te worden, moet de mens het fysieke lijden van Christus zo goed mogelijk zelf trachten na te volgen. Het volgende stadium is de illuminatio. Deze begint als de mens vervuld raakt van Christus' liefde. Het gevolg hiervan is dat de mens, zoals uit het zesde en zevende gebed blijkt, over de eigenschappen meegaandheid, zachtmoedigheid en vergevingsgezindheid komt te beschikken. Als laatste volgt de unificatio. Deze is echter, zoals het achtste gebed al duidelijk maakt, pas mogelijk indien het aardse, inclusief ruimte en tijd, definitief | |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
overstegen wordt. Deze unificatio zorgt tenslotte voor de volledige onthechting van het menselijke zelf en de vereniging met God. | |||||||||||||||||||||||
De Imitatio Christi in de praktijk: Suso's VitaHet drievoudige schema en de twaalf stappen die Suso met zijn gebeden de lezer van zijn Meditaties aanreikt, heeft hij ook op zijn eigen leven betrokken. Suso wil met zijn Vita een duidelijke voorbeeldfunctie vervullen en laten zien wat de imitatio Christi in het dagelijks leven betekent. Immers, dit boek beschrijft door middel van ‘vele voorbeelden [...] hoe een beginner zijn innerlijke en uiterlijke zelf naar Gods dierbare wil zou moeten richten’ (Prologus 3).Ga naar eindnoot8. Een gedeelte van Suso's Vita concentreert zich dan ook op zijn lichamelijke lijden, waarmee Suso ‘door zijn onverstorven uiterlijke zelf’ wilde breken om zo ‘grote en lofwaardige heiligheid’ te verkrijgen (Prologus 3). Dit fysieke lijden nam de vorm aan van een aantal zelfkastijdingen. Suso maakte hierbij veelvuldig gebruik van zelfgeconstrueerde hulpmiddelen die niet zelden met puntige spijkers beslagen waren en bijzonder bloedige wonden konden veroorzaken (Vita xv-xvii, 39-46). Bovendien voerde hij deze praktijken zo ver door dat hij op een gegeven moment, naar eigen zeggen, de keus had om als gevolg van deze kastijdingen te sterven of om ze op te geven (Vita xviii, 52). De kwellingen hadden, afgezien van de vraag of ze nu wel of niet als werkelijk gebeurd aanvaard moeten worden, een duidelijke plaats in de context van3. In een visioen bieden Maria en het Christuskind Suso een beker water aan om zijn grote dorst te verlichten (MS Strasbourg Bibliothèque Nationale et Universitaire 2929, f. 22r; uit: K. Bihlmeyer, Heinrich Seuse. Deutsche Schriften (Stuttgart 1907; herdruk Frankfurt 1961) 53.)
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
Suso's streven naar onthechting in navolging van Christus. Een van de belangrijkste lichamelijke kastijdingen die hij zichzelf aandeed - Suso wijdt er een heel hoofdstuk aan - was het dragen van een klein, met spijkers beslagen houten kruis dat hij onder zijn pij, op zijn naakte rug, droeg en dat hem tot bloedens toe verwondde (Vita xvi, 41-44). Deze kwelling komt overeen met het lijden van Christus, zoals Suso dat in zijn tweeëndertigste meditatie voor zich zag: ‘Uw vermoeide, zachte rug leunde pijnlijk tegen het harde kruis’ (BdeW 319). Een ander voorbeeld is de strenge beperking die Suso zichzelf gedurende enige tijd oplegde door slechts heel weinig te drinken (Vita xviii, 46-53). Hierdoor onderging hij dezelfde kwelling als Christus die volgens de negenenzestigste meditatie ‘door zijn uitdroging [...] hevig dorstte’ (BdeW 319). De versterving van het lichaam, of uiterlijke zelf, was echter slechts een eerste stap in het onthechtingsproces. Ook het innerlijke zelf moest immers volledig naar Gods wil gericht worden. In een visioen kreeg Suso daarom op een gegeven moment te horen dat hij door zijn veelvuldige kastijdingen ondertussen voldoende vergevorderd was op zijn pad naar onthechting om deze lichamelijke oefeningen op te kunnen geven. In plaats daarvan zou hij nu toegelaten worden tot de hogere school, waar door middel van innerlijke beproevingen onderwezen wordt in ‘niets anders dan [de kunst van] volledige en perfecte onthechting van het zelf’ (Vita xix, 54). Deze promotie markeert tevens de overgang, zoals Suso die al in de Meditaties beschreef, van purificatio naar illuminatio.Ga naar eindnoot9. Suso zelf omschrijft dit echter in zijn Vita als een bevordering van schildknaap tot ridder (Vita I, xx, 55).Ga naar eindnoot10. Aangezien Suso zijn schema uit de Honderd meditaties bij de beschrijving van zijn eigen leven heeft toegepast, zou hij zich vanaf dit punt in zijn Vita moeten concentreren op de deugden meegaandheid, zachtmoedigheid en vergevingsgezindheid, deugden die centraal stonden in het zesde en zevende gebed van de Meditaties. Suso krijgt vervolgens dan ook te horen dat hij de volgende drie beproevingen moet ondergaan. De eerste beproeving is dat Suso's lijden voortaan niet langer door hemzelf, maar door anderen zal worden toegebracht, zonder dat hij zich daartegen zal mogen verzetten. Bovendien zal zijn reputatie in de ogen van zijn omgeving aangetast worden. (Vita xx, 56-57). Zoals Christus aan het kruis te lijden had van beschimping en bespotting, zo zal ook Suso deze kwellingen moeten ondergaan. De volgende beproeving houdt in dat Suso ontrouw en lijden zal ervaren op die plaatsen waar hij op zoek gaat naar liefde en loyaliteit (Vita xx, 56-57). Suso zal dus net als Christus door zijn vrienden verlaten worden, zoals wordt vermeld in de zevenenveertigste meditatie: ‘Uw vrienden hebben zich van U teruggetrokken’ (BdeW 318). Tenslotte zal hij zelfs door God en de hele wereld verlaten worden, zodat alle vreugde en troost verdwijnen en enkel lijden overblijft. Daarnaast zal Suso zijn ‘zelf’ zo compleet moeten vergeten, dat hij al dit lijden niet alleen zachtmoedig ondergaat, maar dat hij ook degenen die hem dit aandoen oprecht vergeeft, en hen met deemoedigheid tegemoet treedt om zo ‘hun woedende harten te kalmeren’ (Vita xxix, 85). Voortaan dient Suso zich zo onverstoorbaar te gedragen als een voetdoek, een soort deurmat, in de bek van een spelende hond (Vita xx, 58). Het laatste stadium in Suso's drievoudige schema is de unificatio. Suso ruimt | |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
voor dit stadium geen plaats in voor zijn levensbeschrijving, omdat unificatio uiteraard pas mogelijk was ná het aardse leven. Wel wijdt hij een hoofdstuk aan de manier waarop God een persoon in dit leven beloont voor al het lijden op aarde in zijn naam. In het begin van dit hoofdstuk vertelt Suso hoe hij in een verlichte en contemplatieve staat aan God vroeg hoe hij lijdende en onthechte mensen op aarde beloont. God antwoordde hier onder andere op: ‘Ik zal hen zo innig kussen en zo liefdevol omhelzen, dat ik hen, en zij mij zullen zijn, en wij tweeën voor eeuwig een enig Eén. Het gevolg hiervan is dat deze mensen geen lijden en verdriet meer kennen, enkel nog vreugde en vredigheid in God’ (Vita xxxii, 93-94). Het enige wat volgens Suso de volledige unificatio nu nog in de weg staat, zijn de menselijke zwakheden die een persoon in de zonde verstrikt doen raken. Voor zover de mens echter de zonde weet te vermijden en zich daardoor van zichzelf onthecht, betreedt hij in werkelijke vredigheid het vreugdevolle pad naar God. | |||||||||||||||||||||||
ConclusieIn zijn hierboven besproken werken toont Suso hoe de mens één kan worden met God. Ten eerste laat Suso in zijn BdW zien dat Christus het middel is om deze eenwording te bereiken. Ook introduceert Suso hier het begrip ‘ont- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
hechting’. Suso toont vervolgens dat de mens door onthechting nader tot Christus kan komen en zelfs tot op zekere hoogte gelijk aan hem wordt. Kortom: onthechting leidt de mens tot Christus en Christus leidt de mens tot God. Ten tweede reikt Suso met zijn Honderd meditaties een ‘stappenplan’ aan dat bedoeld is om de mens in navolging van Christus tot volledige onthechting te brengen. Meditatio moet dus opwekken tot imitatio. Imitatio leidt weer tot de begeerde onthechting en deze uiteindelijk tot de daaruit voortvloeiende eenwording met God. Aan deze eenwording, of unificatio, zijn eerst echter nog twee voorgaande stadia in de imitatio Christi voorafgegaan, namelijk de purificatio en illuminiatio. Tenslotte laat Suso door middel van het voorbeeld van zijn eigen leven zien op welke wijze hij de Honderd Meditaties in de praktijk heeft toegepast.11. Alle in dit artikel besproken werken van Henricus Suso hebben in wezen de navolging van Christus tot onderwerp. Bij elkaar genomen vormen ze een eenheid en vertellen een verhaal dat loopt van het theoretische fundament van de imitatio Christi tot de praktische uitwerking ervan. | |||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|