Madoc. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Het leven van Sint-MaartenSulpicius Severus, Het leven van de heilige Martinus, vertaald en ingeleid door Peter Nissen en Els Rose, Christelijke bronnen 11 (Kok; Kampen 1997). 72p. Geïll. ISBN 90-242-9312-X. f19,90.Een cavalerist die met een zwaard zijn mantel in tweeën snijdt ten behoeve van een bedelaar: het is waarschijnlijk de bekendste uitbeelding van een heilige in het westelijke Christendom. Martinus, de jonge cavalerist die monnik en bisschop van Tours werd, leefde in de vierde eeuw. Dat het beeld van zijn barmhartige daad bij de stadspoort van Amiens zich zo in onze cultuur heeft kunnen nestelen, is in de eerste plaats te danken aan Sulpicius Severus, een advocaat die na de dood van zijn vrouw in een persoonlijke crisis was beland en onder invloed van zijn schoonmoeder Bassula, zijn vriend Paulinus van Nola en, niet in de laatste plaats, Martinus zijn leven drastisch herinrichtte. Hij gaf zijn erfrechten op (waarschijnlijk zeer tegen de zin van zijn vader), verkocht het grootste deel van zijn bezit, gaf de opbrengst daarvan aan goede doelen en trok zich terug op zijn landgoed Primuliacum in Zuid-Gallië, waar hij een ascetische gemeenschap van gelijkgestemden inrichtte naar het voorbeeld van Marmoutier, de kloostergemeenschap die Martinus vlakbij Tours had gesticht. In Primuliacum schreef Sulpicius naast een wereldkroniek en een waarschijnlijk grote, maar verloren gegane hoeveelheid brieven, verschillende werken waarin hij Martinus en diens levenswijze verheerlijkte. Daarmee vervaardigde hij enkele van de belangrijkste teksten voor de ontwikkeling van de middeleeuwse hagiografie. In chronologische volgorde zijn dat de Vita Martini, drie brieven en de Dialogi. De drie brieven zijn in de overlevering al snel als aan- | |
[pagina 176]
| |
hangsel aan de Vita toegevoegd en, achteraf gezien, met goede reden. Sulpicius had de Vita nog tijdens het leven van Martinus geschreven en pas in de tweede en derde brief gaf hij informatie over diens dood en begrafenis. Gezien in het licht van de middeleeuwse hagiografie is het opvallend dat deze tekst is ontstaan vóór de dood van de heilige die erin geprezen wordt. Een verklaring is dat er in het Latijn slechts vijf heiligenlevens ouder dan de Vita Martini bekend zijn: Pontius' Vita Cypriani, Evagrius' vertaling van Athanasius' Vita Antonii en de Vita Pauli, Vita Malchi en Vita Hilarionis van Hiëronymus. Sulpicius werkte niet binnen een bekend genre met vaststaande regels, terwijl zijn navolgers de Vita Martini met de brieven voor zich hadden en zich aan dat geheel conformeerden. Al werkte hij niet binnen een bestaand genre, Sulpicius stond geheel in de wereld van het Romeinse rijk, dat in zijn dagen ondanks vele crises één van de grootste, culturele bloeiperiodes uit zijn bestaan kende. Uit al zijn geschriften spreekt de gedegen klassieke opvoeding die hij moet hebben ontvangen. Met zijn geschriften over Martinus richtte Sulpicius zich behalve tot zijn mede-bewonderaars van de bisschop van Tours ook op de (christelijke) critici van Martinus en op de (Gallo-)Romeinse aristocratie die er moeite mee had om de klassieke cultuur in te ruilen voor de christelijke. Vanwege dat verschillende publiek hebben zijn teksten veel weg van uitstekend geschreven propaganda voor het ascetisch ideaal zoals belichaamd door Martinus, een ideaal dat tijdens Martinus' leven nog allerminst in brede kring werd geaccepteerd, zoals blijkt op verschillende plaatsen in Sulpicius' werk. In zijn eerste brief zag Sulpicius zich bijvoorbeeld voor de taak gesteld om Martinus te verdedigen tegen een scepticus die zich had afgevraagd hoe het kon dat, als Martinus zo'n groot wonderdoener en thaumaturg was, hijzelf kort daarvoor brandwonden had opgelopen. Als volleerd retor voerde Sulpicius deze verdediging. Mede dankzij de enorme populariteit van Sulpicius' teksten zijn de door hem gebruikte, klassiek-retorische middelen doorgegeven aan de Middeleeuwen. Vanwege die grote invloed van Sulpicius' werk is het verheugend dat nu, zestienhonderd jaar na de dood van Martinus, een nieuwe, Nederlandse vertaling van de Vita Martini, inclusief de brieven, is verschenen. De vertaling van Mönnich uit 1962 is alleen nog antiquarisch te verkrijgen en heeft een gedateerd taalgebruik.Ga naar eindnoot1. De auteurs van de nieuwe vertaling, Peter Nissen en Els Rose, bieden een gedegen en prettig leesbare tekst aan. De vertaling is ontstaan vanuit de jaarlijkse, oecumenische viering van het Sint-Maartensfeest in de Dom van Utrecht en wil een breed publiek laten kennismaken met het leven van de heilige Martinus. De vertaling wordt voorafgegaan door een korte inleiding waarin een grote verscheidenheid aan onderwerpen ter sprake komt. De auteurs geven niet alleen een overzicht van het leven en werk van Sulpicius en Martinus, maar ook van de eerste eeuwen van de Martinuscultus, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de vraag hoe hij uitgroeide tot beschermheilige van de Frankische vorsten. Bovendien wordt in een laatste paragraaf nog ingegaan op de Martinusverering in Nederland (hoewel de paragraaftitel spreekt van ‘de Nederlanden’). Binnen vijftien pagina's kunnen over zulke veelomvattende onderwerpen natuurlijk niet meer dan enkele algemene lijnen worden geschetst, maar voor de lezer die meer wil we- | |
[pagina 177]
| |
ten over Martinus en het uitgebreide onderzoek naar deze heilige is een beknopt en beargumenteerd literatuuroverzicht opgenomen. Met alle begrip voor de beperkte ruimte die de auteurs hadden, moet toch opgemerkt worden dat zij hier en daar een steekje hebben laten vallen. Zo presenteren ze een enkele keer een (gegrond) vermoeden als een vaststaand feit: het is weliswaar aannemelijk dat Sulpicius evenals Paulinus zijn klassieke opleiding heeft genoten bij Ausonius in Bordeaux, maar het is niet bewezen. Ook is het nogal vreemd om te spreken van ‘de stam der Karolingers’ die de Merovingische koningen langzaam van hun plaats drong. Het woord ‘stam’ kan in principe als synoniem voor geslacht worden gebruikt, maar dat is toch weinig gebruikelijk en zorgt in deze context voor nodeloze verwarring. Dergelijke kleine punten daargelaten is dit een uitstekende publicatie die een tekst van uitzonderlijk belang voor de Middeleeuwen gemakkelijk toegankelijk maakt. Het valt daarom te betreuren dat de auteurs besloten hebben om niet ook een vertaling van de Dialogi op te nemen. Wolfert van Egmond |
|