column
Negen Besten voor nu?
Het is in Nederland (en ook in andere landen) slecht gesteld met de historische kennis. En wat daarbij bijzonder opvalt is het ontbreken van het besef dat geschiedenis een tijdsverloop heeft, een diepte. Ik herinner mij een tv-quiz, waarbij de deelnemers voor de Franse revolutie de jaartallen 1568,1648 en 1871 (of zo ongeveer) suggereerden. Alsof men aarzelde of Florence in Griekenland, Portugal of België ligt! (Hoewel veel mensen daar wellicht inderdaad over aarzelen...)
Geschiedenis fungeert vaak als een achtergrond in twee dimensies, als een plat decorschilderij, een ongedifferentieerd ‘vroeger’ waarin alles even ver weg is; of op z'n best als een toneeldecor met kartonnen zetstukken, waarvan het er niet toe doet of het ene nu enkele centimeters naar voren of naar achteren wordt gezet, als het er, van het publiek uit gezien, maar aardig uitziet. Het heeft mijzelf ook enige moeite gekost te leren beseffen dat geschiedenis ‘diep’ is, en dat elke eeuw (de negende evengoed als de negentiende) honderd echte jaren duurde; en ik ben nog elke keer verbaasd als ik me weer eens realiseer dat Karel de Grote voor Karel de Stoute langer geleden was dan Karel de Stoute voor ons. Zelfs gerenommeerde historici overkomt het wel eens dat zij over, bijvoorbeeld, de stichting van een klooster in 613 spreken, en ‘korte tijd later’ is dan een ander voorval, en dat blijkt 689 te zijn, dus een lange mensenleeftijd later...
Zoals dat laatste geval laat zien, is een zwak dieptebesef niet simpelweg een gevolg van onvoldoende opleiding. Toch heeft die er vast iets mee te maken, en met name het verdwijnen van de vroeger zo tot vervelens ingestampte Jaartallen. Niet dat het wèl leren daarvan historisch besef garandeert (dat weet ik uit ervaring), maar het geeft toch een soort geraamte, waaraan men, desgewenst, zijn kennis kan ophangen. In het tijdsgewricht van Internet en zo, heet het, hoef je niets meer te weten, als je het maar weet op te zoeken; en inderdaad, als ik weten wil wanneer de Slag bij Lutjebroek was, of wanneer Willem de Dertigste overleed, kan ik dat heel goed opzoeken; maar als ik dan ‘1257’ of ‘1699’ als antwoord krijg, en de dertiende en zeventiende eeuw zijn voor mij volstrekt ledige, inhoudsloze begrippen, dan ben ik met de opgezochte informatie nog geen steek verder. Het schijnt gelukkig dat concrete kennis, waaronder jaartallen, in de komende tijd weer gaan ‘mogen’ in het geschiedenisonderwijs.
Maar het gaat er niet om véél jaartallen te weten. Veel nuttiger zou het zijn (heb ik altijd gedacht) als iedereen bijvoorbeeld één jaartal per eeuw zou leren, vroeg in zijn jeugd, en dus als onwrikbaar geraamte voor het hele verdere leven. Daarmee worden in het verleden als het ware piketpaaltjes gezet, en krijgt het diepte (hoop ik).
Nog leuker zou het misschien zijn om in plaats van jaartallen een reeks personen te leren. Dat was ook het idee van een inmiddels behoorlijk verouderd boek: George Sarton, Introduction to the History of Science, vanaf 1927. Hij deelt zijn geschiedenis in in halve eeuwen: The Time of Lucretius, The Time of Virgil (samen de eerste eeuw voor Christus). Er komen - terecht, gezien het onderwerp - veel Byzantijnen, Chinezen en vooral Arabieren voor onder zijn naamgevers; maar hoeveel respect die Arabieren ook verdienen, als geheugenanker kunnen hun namen