Madoc. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
artikel• José van Aelst
| |
[pagina 91]
| |
1. Schets westwand Dekenkapel, Pieterskerk Utrecht. Schets door Arie Saakes (Utrecht, 1998).
| |
[pagina 92]
| |
2. Plattegrond Pieterskerk door C.L. Temminck Groll. Uit: Ada van Deijk, Romaans Nederland (Amsterdam 1994) 164.
heid zich tot de tekst beperkt, heb ik specialisten van verschillende disciplines gevraagd met mij naar de muur te kijken en mee te denken. Algemeen was het oordeel dat de tekst en de tekening samen een intrigerend geheel vormen. Een verkenning van de wand roept nieuwe vragen op, maar leidt ook tot nieuwe inzichten. | |
Een korte geschiedenis van de DekenkapelDe Pieterskerk werd gewijd op 1 mei 1048, hoewel de bouw van de kerk toen waarschijnlijk nog niet geheel voltooid was. Aan weerszijden van het koor werden twee kapellen gebouwd, die in spiegelbeeld gelijkvormig geweest moeten zijn.Ga naar eindnoot3. De kapel aan de zuidzijde van het koor werd aan de heilige Nicolaas gewijd. Rond 1300 zijn het van oorsprong Romaanse koor en het dwarsschip van de kerk op bescheiden schaal verbouwd, waarbij gotische ramen en gewelven werden aangebracht. De Nicolaaskapel werd geheel afgebroken en vanaf een groter fundament opnieuw opgebouwd. Bij deze uitbreiding van de kapel is de westwand ontstaan (zie afb. 2).Ga naar eindnoot4. Twee strepen in het pleisterwerk van de huidige westwand geven aan waar de oude Romaanse buitenmuur heeft gelopen. In de kapel aan de noordzijde van het koor, die nog haar Romaanse vorm heeft, ontbreekt een vergelijkbare wand. | |
[pagina 93]
| |
De kapel wordt ook Dekenkapel of Dekenskapel genoemd. Deze naam dankt de kapel wellicht aan het feit dat de deken Henric Ghiselbertszoen er in 1325 twee nieuwe altaren stichtte.Ga naar eindnoot5. Er is echter ook verondersteld dat de begrafenis van dekens in de kapel de oorzaak is van de naam: verschillende dekens zijn in de zestiende en zeventiende eeuw in de kapel begraven, waarvan drie monumentale zerken getuigen.Ga naar eindnoot6. Als derde mogelijke verklaring voor de naam van de kapel is geopperd dat de Nicolaaskapel de privé-kapel van de deken was, waarin deze zijn missen las.Ga naar eindnoot7. Als deze hypothese juist is, biedt ze ook een verklaring voor de twee eerder genoemde observaties. Toen in 1581 de Beeldenstorm in Utrecht woedde, heeft ook de Pieterskerk daarvan zwaar te lijden gehad. De altaren in de kerk werden omver gehaald en daarbij zullen de altaren in de Nicolaaskapel niet gespaard zijn gebleven. Diensten waren daardoor onmogelijk geworden. Uit het weinige dat bekend is over de periode ná 1581 wordt duidelijk dat de Nicolaaskapel diverse oneigenlijke functies heeft vervuld. De ruimte heeft in de zeventiende eeuw vermoedelijk dienst gedaan als bewaarplaats van turf en heeft in de negentiende eeuw aan een schooltje onderdak verleend.Ga naar eindnoot8. In 1903 deed de kapel dienst als stovenbergplaats. De toestand waarin de houten zoldering verkeerde, kwalificeert Calkoen dan als ‘ergerlijk schandelijk’; in 1929 was de kapel gedeeltelijk in gebruik als rommelhok.Ga naar eindnoot9. Voor een goed begrip van de gehavende toestand van de voorstelling op de muur zoom ik nog even in op de lotgevallen van de westwand. In de westwand bevond zich van oorsprong de toegang tot de kapel: een Romaanse doorgang naar de zui-3. Plattegrond Pieterskerk. Situatie voor de restauratie.
| |
[pagina 94]
| |
4. Resten van afbeeldingen en tekst op de westwand van de Dekenkapel (uiterste maten 2,47 × 1,73 m.). Foto: Frans Verdonk (CIM, Universiteit Utrecht).
delijke arm van het dwarsschip. Deze doorgang werd aan het einde van de zeventiende eeuw dichtgemetseld op een klein deurtje na.Ga naar eindnoot10. Er bestond op dat moment ook al een opening aan de andere kant van de westwand. Wanneer deze zuidelijke doorgang precies gemaakt is, is niet bekend (vergelijk afb. 3).Ga naar eindnoot11. Tijdens de restauratie heeft men ernaar gestreefd de kapel te herstellen in haar functie van dienst- en gebedsruimte en terug te brengen in de toestand zoals die ongeveer na de verbouwing rond 1300 geweest moet zijn. De Romaanse doorgang werd heropend. De houten deur in het zuidelijk deel van de westwand is dichtgemaakt. Verder is de vloer van de kapel belegd met kleine plavuizen die overeenkomen met de veertiende-eeuwse vloer en is een altaarstuk uit 1554, dat in het Rijksmuseum werd bewaard, tegen de oostwand geplaatst, waar het oorspronkelijk op het hoofdaltaar heeft gestaan. Op deze muur heeft zich een schildering van de heilige Laurentius bevonden. Een restantje daarvan is tijdens de restauratie per abuis verwijderd.Ga naar eindnoot12. Nu zijn alleen nog de bovengenoemde resten van een schildering op de westwand te zien. | |
De muurschilderingGa naar eindnoot13.In 1956 kwam ‘in vage vorm, verbleekt en aangetast door tijd en andere factoren, te voorschijn de tekening van een kruisbeeld en een bij de rechter kruisbalk geplaatste tekst.’Ga naar eindnoot14. De tekening en de tekst werden van stof ontdaan en licht met een conserveringsmiddel bespoten om de lijnen te fixeren en afge- | |
[pagina 95]
| |
ven tegen te gaan.Ga naar eindnoot15. Globaal genomen bestaat het tafereel uit drie onderdelen. Midden op de muur is een kruis getekend waaraan Christus hangt. Links daarvan is een arm van een kruis te zien met een daaraan genagelde hand. Op de plaats waar de rest van het linkerkruis heeft gestaan, is nu een houten deur, de bovengenoemde zuidelijke doorgang. Geheel rechts, gedeeltelijk over de rechterbalk van het rechterkruis, staat een tekst die niet overal goed leesbaar is. De schildering staat op het onderste gedeelte van het muurvlak dat teruggehakt is ten opzichte van de doorbroken Romaanse muur. Door het terughakken vormt de onderste muurstrook een glad vlak met het zuidelijk muurgedeelte dat rond 1300 bij de vergroting van de kapel aan de muur is toegevoegd. De terugwijking van de zuidelijke muurbaan heeft de vorm van een vensternis. Later, vermoedelijk in de zeventiende of achttiende eeuw, werd de uitholling opgevuld met een muurtje van baksteen. In de periode tussen 1300 en 1600 heeft de muur de vorm gehad, die hij nu door de restauratie teruggekregen heeft. Op enig moment in deze drie eeuwen is het tafereel op de muur aangebracht. Van het kruis midden op de muur zijn de contouren vaag te onderscheiden. Boven de dwarsbalk van het kruis is een banderol getekend, waarvan de letters niet leesbaar zijn. Het hoofd van Christus is niet duidelijk zichtbaar. Met inspanning zijn de volgende contouren te onderscheiden: het hoofd neigt schuin naar links en heeft een kruisnimbus. De ogen zijn geloken. Resten van een baard zijn flauw zichtbaar. Lang haar valt over de linkerarm en is zichtbaar onder de rechteroksel van de gekruisigde. Zijn armen en lijf zijn erg dun en iel getekend. Onder de heupen zijn de lijnen van de tekening niet meer te volgen. Daar is de muur opnieuw gepleisterd. In de Domkerk is in de kapel-Van Avesnes een kruisiging met Christus in een vergelijkbare houding te zien. Deze muurschildering, die tot 1919 achter een stenen muurtje verborgen is geweest, wordt gedateerd op circa 1430 (zie afb. 5). De drie uiteinden van het kruis in de Dekenkapel eindigen in twee krullen, voluten genoemd. Voor de voluten zijn driehoekjes uitgesneden. Links van Christus (voor de toeschouwer rechts) zijn schuine lijnen getekend. Het is niet duidelijk wat deze lijnen uitbeelden. De mogelijkheid dat ze de lans voorstellen waarmee Christus' zijde werd doorstoken, moet verworpen worden: zijn rechterzijde werd doorstoken en niet de linker. Dat deze schuine lijnen de rietstok met spons zouden voorstellen lijkt ook niet waarschijnlijk, omdat de lijnen niet bij het gezicht van Christus eindigen en hij in de voorstelling reeds overleden lijkt te zijn. Wel kunnen het lijnen van een ladder zijn, die gebruikt werd om Christus van het kruis af te halen. De schuine dwarsstreepjes tussen de verticale lijnen ondersteunen die mogelijkheid. Rond het crucifix zijn nog allerlei lijnen te zien die erop lijken te wijzen dat er een achtergrondtekening is geweest. Zijn de lijnen links van de kruisboom de contouren van een van de Maria's? Boven de linkerarm is een rij verticale lijnen zichtbaar die nog het meest lijken op de palen van een omheining. Hoewel ze duidelijk zichtbaar zijn, is het moeilijk aan deze lijnen een betekenis toe te kennen. Alleen de zwarte contouren van de schildering zijn op de muur achtergebleven, er zijn geen kleurresten te zien. De verschillende verfkleuren zijn in de loop van de eeuwen van de muur afgebladderd of geveegd, doordat er over de schil- | |
[pagina 96]
| |
5. Kruisigingstafereel in de kapel-Van Avesnes, Domkerk Utrecht. Links van het kruis Johannes en Maria, aan de rechterkant de heilige Margareta. Uit: Middeleeuwse kerken in Utrecht (Zutphen 1988) 18 (foto Flip Delemarre).
dering heen werd gewit. De zwarte verf, die veel kleurstof en zeer veel bindmiddel bevatte, hechtte sterker en bleef daardoor op de muur achter. Over de banderol van het kruis zijn sporen van uitwissen te zien in de vorm van schuine, streperige vegen. Links van het hierboven beschreven crucifix is een linkerarm van een tweede kruis te zien. Er is een duidelijke hand getekend met een grote nagel erdoor en er druipt bloed van de hand naar beneden. De onderste punten van haarslierten zijn over de arm boven de elleboog nog zichtbaar. Boven de dwarsbalk van het | |
[pagina 97]
| |
kruis is nog het gekrulde uiteinde van een banderol zichtbaar. Aan het uiteinde van de kruisarm zijn twee voluten getekend. Er zijn duidelijk rode verfresten aan het uiteinde van de kruisarm te zien. Om de arm van het kruis zijn lijnen te zien die er als een kader omheen getrokken zijn. Hoe deze lijnen geïnterpreteerd moeten worden, is niet duidelijk. In het weinige dat over de tekening geschreven is, spreekt men van ‘een tafereel’. Daardoor is de indruk ontstaan dat wat op de muur staat een geheel zou vormen. Het kruis midden op de muur zou van Christus zijn en het linkerkruis van een van de twee moordenaars die tegelijk met hem gekruisigd werden. Een probleem bij die voorstelling van zaken is dat het kruis van de tweede moordenaar ontbreekt: rechts is geen kruis te zien en er is ook geen ruimte voor. Op die plek bevindt zich namelijk de Romaanse doorgang naar de zuidelijke transeptarm van de kerk. Daar is pas lang na het ontstaan van de schildering, aan het einde van de zeventiende eeuw, een muur gemetseld. Bij nadere beschouwing wekt de kruisarm links ook niet echt de indruk dat daar een van de misdadigers is afgebeeld. Zowel het neerdruipende bloed als de voluten wijzen op verering van de gekruisigde. Daar komt bij dat de moordenaars op voorstellingen gewoonlijk niet vastgenageld maar met touwen vastgebonden worden voorgesteld. Alleen Christus werd vastgenageld om zichtbaar te maken dat zijn lijden onvergelijkbaar veel zwaarder was dan dat van de twee moordenaars. Alles wijst erop dat de gekruisigde aan dit linkerkruis niet een van de moordenaars is. Het is een tweede, afzonderlijke tekening van de kruisiging van Christus. De conclusie dat we met twee crucifixen te maken hebben is onontkoombaar. De twee tekeningen lijken zo sterk op elkaar dat het voor de hand ligt te veronderstellen dat de ene van de andere is nagetekend of dat beide van een identiek voorbeeld zijn nagetekend. Als we de vorm van de armen van de gekruisigde in de twee tekeningen vergelijken dan zijn de armen in de rechtertekening erg iel en dun in vergelijking met de overgebleven arm van de linkertekening, die beter geproportioneerd is en waarin een elleboog is aangegeven. De voorstelling van de twee crucifixen is zo beschadigd en er is zo weinig van over dat het vooralsnog niet goed mogelijk is om duidelijke uitspraken te doen over de relatie tussen beide. Een studie van de stijl van de twee tekeningen zou wellicht meer aan het licht brengen. Maar dat laat ik graag over aan experts op het gebied van de kunsthistorie.Ga naar eindnoot16. | |
De tekstOnder en gedeeltelijk over de rechterbalk van het rechterkruis is een gebedstekst geschreven in een gotische cursiva. De lijnen van deze letters zijn veel duidelijker te zien dan de lijnen van het crucifix. Het wekt verbazing om een zogenaamd ‘lopend’ schrift op een muur aan te treffen, waardoor de muur lijkt op een bladzijde uit een handschrift. Doorgaans wordt voor tekst op een muur een gestileerder schrift gebruikt. Twee paleografen hebben naar de tekst gekeken en hun oordeel luidt dat het schrift globaal rond 1400 gedateerd kan worden, exacter uitgedrukt eind veertiende eeuw tot eerste kwart vijftiende eeuw.Ga naar eindnoot17. De tekst is behoorlijk aangetast door de tand des tijds. Het begin van de eerste negen regels staat in één lijn recht onder elkaar. De laatste drie regels zijn | |
[pagina 98]
| |
slecht leesbaar. Er is nog een tiende regel die iets inspringt. Wellicht geeft die een afsluitende opmerking, een ondertekening. Die regel is echter geheel onleesbaar. In de hier volgende diplomatische transcriptie van de tekst heb ik de regelindeling zoals die op de muur staat gehandhaafd. Met puntjes tussen vierkante haken geef ik aan dat een stukje niet leesbaar is. De letters tussen vierkante haken zijn voor mij onleesbaar. Deze heb ik overgenomen uit de transcriptie van Van Campen uit 1964.Ga naar eindnoot18. Wellicht waren die gedeelten toen nog wel leesbaar. Voor een deel betreft het de laatste woorden van regel 5-7. Op die plek is nieuw pleisterwerk aangebracht. Wanneer dat gebeurd is, heb ik niet kunnen achterhalen. 1[regelnummer]
O IHESU crist got ende here Doer dine hilighen namen ere
Doer dine grundelosen barmhercheyt. Make Dat mj
al myne s[u]nde werden leet Laet mj dencken aen
dinen noet Aen dinen bitteren doet Aen dinen
5[regelnummer]
vijf wonden dat ich aen dine ghenade w[erde bonden]
bescherm mj voer die helschen pinen dat [...]
v [...] dinen stralen moge schinen [Ende]
mj lieue here aen dine hoede w
O hilighen gheest [...] be...dden
10[regelnummer]
[...]
De tekst bestaat uit paarsgewijs rijmende verzen. Wanneer we de rijmregels als uitgangspunt nemen, punten en komma's toevoegen, hoofdlettergebruik moderniseren en overduidelijke verschrijvingen zoals ‘barmhercheyt’ corrigeren, dan ziet een ‘kritische’ versie er als volgt uit: 1[regelnummer]
O Jhesu Crist, Got ende Here,
Doer dine hilighen namen ere,
Doer dine grundelosen barmherticheyt,
Make dat mi al mijne sunde werden leet.
5[regelnummer]
Laet mi dencken aen dinen noet,
Aen dinen bitteren doet,
Aen dinen vijf wonden,
Dat ich aen dine ghenade werde bonden.
Bescherm mi voer die helschen pinen,
10[regelnummer]
Dat... v... dinen stralen moge schinen
Ende... mi lieve here aen dine hoede
W... o hilighen gheest... be..dden
...
Het is een gebed met zeer traditionele thema's. Beginnend met een aanroeping, vraagt de biddende omwille van de eer van Gods naam en vanwege diens eindeloze barmhartigheid om berouw over zijn zonden. Hij bidt dat Christus hem aan zijn lijden, zijn dood en zijn wonden doet denken opdat hij, de zondaar, genade verkrijgt. Tot slot vraagt hij dat God hem beschermt tegen de helse verschrikkingen en zijn lichtstralen over hem laat schijnen. Hij beveelt zichzelf aan in Gods hoede. Het is niet onwaarschijnlijk dat in de laatste regel een verzoek van de bidder staat aan de Heilige Geest om hem te beschudden, oftewel beschermen. De tekst bestaat uit drie zinnen van steeds vier regels die elk een duidelijk thema hebben. Samengevat komen de volgende drie onderwerpen aan de orde: be- | |
[pagina 99]
| |
rouw over de zonde, genade door Jezus' kruisdood en het bereiken van de hemelse zaligheid. Het middelste gedeelte van de tekst heeft betrekking op de kruisiging: daarin worden het lijden, de dood en de wonden van Christus gememoreerd als middel om genade te verkrijgen. De laatste vier regels gaan over het leven na de dood. De biddende hoopt beschermd te worden tegen de helse verschrikkingen en in Gods heerlijkheid opgenomen te worden. Daartoe vraagt hij om Gods bewaring en om de bescherming van de Heilige Geest. Er is een inhoudelijke ontwikkeling in het gebed te bespeuren: op het berouw over de zonde volgt de genadige vergeving en dit zijn twee noodzakelijke voorwaarden voor de biddende persoon om tenslotte de hemelse gelukzaligheid te verkrijgen. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat we met een gebedstekst te maken hebben. Omdat de paarsgewijs rijmende verzen inhoudelijk en grammaticaal vanzelf in drie gedeelten van vier regels uiteenvallen, kan de mogelijkheid dat de tekst een lied is, bestaande uit drie strofen, niet bij voorbaat uitgesloten worden.Ga naar eindnoot19. Er zijn veel berijmde Middelnederlandse gebeden en geestelijke liederen uit de late Middeleeuwen overgeleverd. Ik heb geprobeerd om de tekst op de muur te identificeren. Een identieke tekst heb ik niet gevonden.Ga naar eindnoot20. Johan Oosterman, deskundige op dit terrein, kent evenmin exacte parallellen van grotere delen van de tekst, wel vergelijkbare formuleringen die tot het standaardvocabulaire van dergelijke teksten behoren. In de berijmde gebeden komen dezelfde rijmparen veelvuldig voor. Het rijmpaar here-ere is zeer gebruikelijk. In plaats van het neutrale ‘Doer dinen hilighen namen ere’, komen ook uitdrukkingen voor als ‘doer uus ghebenediden crucen eere’ en ‘doer der zelver wonden ere’. Ook het rijmpaar noot-doot komt erg veel voor. De woordcombinatie ‘grundelose barmherticheyt’ is in dit verband uitzonderlijk; wel bekend is een combinatie met dezelfde betekenis, namelijk ‘grondelose genade’. Dit verschil in woordgebruik zou kunnen samenhangen met verschil in het gebruiks- en ontstaansgebied. In de Zuidelijke Nederlanden komt steeds ‘grondelose genade’ voor terwijl in het Noorden vaker van ‘barmherticheit’ gesproken wordt.Ga naar eindnoot21. Heeft de tekst inhoudelijk weinig verrassingen te bieden, in twee andere opzichten is deze wel bijzonder. Uitzonderlijk is in de eerste plaats de wijze van overlevering. Teksten als deze zijn gewoonlijk bewaard gebleven in handschriften of oude drukken. Zelden is een dergelijke Middelnederlandse tekst op een muur aangetroffen.Ga naar eindnoot22. Het is moeilijk uit te maken hoe bijzonder het in de late Middeleeuwen was zo'n tekst op een muur aan te brengen. Het feit dat er maar weinig teksten op die manier bewaard zijn gebleven, betekent niet noodzakelijk dat er ook maar weinig op muren geschreven werd. De kans dat een muurtekst overleefde is immers bijzonder klein. Wanneer een gebouw door nieuwe bewoners of gebruikers in bezit werd genomen zullen juist dergelijke gebruikssporen verwijderd zijn. Een tweede bijzonderheid aan de tekst is dat een Middelnederlands gebed aangetroffen wordt op een muur in een kapittelkerk. Daar zal Latijn toch de gewone taal voor gebeden zijn geweest, zeker in het begin van de vijftiende eeuw. Moeten we aannemen dat de kanunniken van het kapittel van Sint-Pieter deze tekst voor eigen gebruik op de muur lieten aanbrengen? Het lijkt waarschijnlijker dat de tekst mede bedoeld zal zijn geweest voor bezoekers van de kapel die minder in het Latijn geschoold waren dan de kanunniken. Maar wie waren die | |
[pagina 100]
| |
bezoekers dan en waarom bezochten zij de Dekenkapel? Rond de tekst en eroverheen zijn duidelijk rode lijnen, letters en figuren zichtbaar. Er is iets over de tekst heen geschreven of getekend geweest met rode verf. Wat het voorstelt weet ik niet en wat er geschreven staat heb ik niet kunnen ontcijferen. In ieder geval zijn nu meer lagen tegelijk zichtbaar, waarvan de rode laag jonger is dan de gebedstekst. Op het eerste oog lijkt het berijmde gebed de enige tekst die met zwarte verf op de muur is aangebracht. Bij nauwkeurige beschouwing blijkt er nog een stukje tekst op de muur te staan: onder de arm van het linker kruis zijn nog tenminste twee regels tekst te zien. Daarvan is niet veel leesbaar: op de eerste regel slechts een aantal losse letters. Van de tweede regel meen ik behalve een aantal letters en duidelijke halen onder de lijn alleen het laatste woord te kunnen identificeren: ‘Maria’. Het wekt de indruk dat er nog een derde en vierde regel zijn geweest, waarvan niet veel meer dan wat vage sporen zijn overgebleven. Maar dat er tekst gestaan heeft, lijdt geen twijfel. De vormgeving van de rijmende tekst rechts maakt duidelijk dat de twee teksten niet met elkaar in verband gebracht moeten worden. De tekst rechts heeft namelijk een duidelijk begin en einde. Het begin wordt gevormd door een grote kapitaal O met twee decoratieve golflijntjes. Het tweede woord, ‘Jhesu’, is in langgerekte letters geschreven. Naast het feit dat deze woorden een aanspreking vormen, waarmee een gebed gewoonlijk begint, is de vormgeving een duidelijke aanwijzing dat dit het begin van de tekst is. Aan het einde laat de tiende regel een kleine inspringing zien, iets wat op een soort ondertekenende afsluiting lijkt te wijzen. Uit deze vormgeving moeten we concluderen dat de tekst rechts een afgerond geheel vormt en dat de regels links dus op zichzelf staan. | |
Relatie tussen de onderdelenBij globale beschouwing van de westwand van de Dekenkapel in de Pieterskerk kan de indruk ontstaan dat het geschilderde en het geschrevene samen één lijdenstafereel vormen. Nadere bestudering maakt duidelijk dat die eerste indruk herzien moet worden. De stukken tekst en de voorstellingen die nu naast en over elkaar te zien zijn, zijn niet als één geheel gecomponeerd. In deze fase van het onderzoek kan ik niet meer doen dan een eerste poging wagen de vraag te beantwoorden in welke volgorde de verschillende onderdelen op de muur zijn aangebracht, welke relatie daartussen bestaat en wat de functie ervan geweest kan zijn. Twee experts op dit terrein hebben mij geholpen door hun analyse van en commentaar op de voorstellingen te geven.Ga naar eindnoot23. De twee kruisen lijken zo op elkaar dat het voor de hand ligt te veronderstellen dat er een relatie tussen de twee bestaat waarbij de een van de ander nagetekend kan zijn of beide naar een zelfde voorbeeld geschilderd zijn. Welke functie zouden de twee tekeningen naast elkaar gehad hebben? Zou een tweede crucifix gewoon naast het eerste getekend zijn, zonder dat men de moeite nam het vorige te verwijderen? Het is ook heel goed mogelijk dat een voorstelling werd weggewit voordat er een nieuwe op de muur werd aangebracht. De streperige vegen op de banderol van het rechter kruis kunnen als sporen van wegwissen | |
[pagina 101]
| |
geïnterpreteerd worden. Er zijn geen resten van witsel te zien. Die kunnen door de tijd heen verdwenen zijn, waarna de resten van oude lagen van zwarte verf weer zichtbaar werden. Het rechterkruis en het berijmde gebed moeten mijns inziens los van elkaar gezien worden. Het rechtercrucifix zal bedekt zijn geweest voordat de gebedstekst rond 1400 op de muur werd aangebracht. Het is zeer onaannemelijk dat de tekst over een bestaande, nog zichtbare muurschildering is heengeschreven. Een andere mogelijkheid is dat de letters zoals we die nu zien het resultaat zijn van het overtrekken van een oudere laag die onder het kruis was aangebracht. Niets wijst daar echter op: de letters zijn trefzeker getrokken en er zijn geen sporen te zien van zo'n oudere laag. Slechts in de bovenste regel van de tekst zijn sporen van restauratie te zien bij de letters he in ‘IHESU’ en de letter g van ‘got’. De lijnen van het kruis zijn veel meer vervaagd dan die van de tekst. Dat zou ook te maken kunnen hebben met de gebruikte verf. Maar alles wijst erop dat de tekst een jongere laag vertegenwoordigt dan de muurschildering. Als we aannemen dat het rechterkruis eerst werd getekend en dat daarna de tekst werd geschreven, dan zou de schildering in ieder geval zijn weggewit vóór 1425, de uiterste datering van het schrift van de gebedstekst. Dat betekent dat de muurschildering niet lang op de muur te zien geweest is, in ieder geval minder dan honderd jaar; zij kan namelijk niet eerder dan na de verbouwing van de kapel in het begin van de veertiende eeuw zijn geschilderd en ze is voor het aanbrengen van het gebed, eind veertiende, begin vijftiende eeuw weer verdwenen. De schildering maakt een wat onofficiële, bijna knullige indruk. Wellicht is zij ook niet als een permanent kunstwerk bedoeld geweest. Het berijmde gebed zal op zijn beurt weer weggewist zijn voordat de derde gebruikslaag op de muur werd aangebracht, namelijk de laag van de rode lijnen en letters. Die moet in ieder geval aangebracht zijn voordat het bakstenen muurtje in de muurholte werd gemetseld (rond 1600). Bovendien kunnen we veilig aannemen dat na de Beeldenstorm in 1581 geen nieuwe voorstelling is geschilderd. Is het bakstenen muurtje wellicht voor het kunstwerk gemetseld ter bescherming tegen het verwoestende geweld? Hoe dit ook zij, het berijmde gebed zal in ieder geval onder het witsel verdwenen zijn. Om te kunnen beoordelen of het linkercrucifix ook weggewit is geweest en of het jonger of ouder is dan het rechter, moet meer onderzoek verricht worden door deskundigen op dit terrein. | |
De functie van de wandschilderingDe schilderingen en de teksten hebben, zoals gezegd, geen lang leven gehad. Dat kan erop wijzen dat ze voor een bepaalde gelegenheid gemaakt zijn en misschien wel niet bedoeld waren om permanent op de muur te blijven. Het berijmde gebed geeft de meest concrete informatie over zijn functie omdat de biddende een verzoek tot God richt en daarmee prijsgeeft wat hij verlangt. Het belangrijkste verzoek van het gebed betreft het leven na dit leven: de bidder bepleit zijn eeuwige verlossing en vraagt in Gods heerlijkheid te worden opgenomen. Doordat het gebed op de muur is geschilderd, kunnen bezoekers van de kapel de tekst gebruiken om voor het zieleheil van de overledene bij God te | |
[pagina 102]
| |
6. Reconstructie-tekening van kruisiging in grafkist Pieterskerk (uit: E.L Hoffman-Klerkx, Sprekende graven (Utrecht 1987) 26.
pleiten en zodoende zijn verblijf in het vagevuur te bekorten. Maar de inhoud is zo algemeen geformuleerd dat het ook denkbaar is dat bezoekers het gebed gebruiken om voor hun eigen zieleheil te pleiten. We hebben in elk geval te maken met een funerair gebed. Dat inzicht biedt perspectieven voor een interpretatie. In de Dekenkapel hebben herhaaldelijk begravingen plaats gevonden. Er zijn vier grafkelders blootgelegd tijdens het archeologisch onderzoek in de kapel, waarvan de oudste gedeelten dateren uit het begin van de veertiende eeuw. In een van de kelders was met rode verf een kruis geschilderd met in gestileerde lelies uitlopende uiteinden. In de zuidelijke transeptarm is bij de restauratie een grafkelder gevonden met verschillende schilderingen, waaronder een kruisiging (zie afb. 6).Ga naar eindnoot24. Dit crucifix was, zoals gewoonlijk bij dit soort graven, geschilderd op het hoofdeinde, de westwand van de grafkelder.Ga naar eindnoot25. Na de begrafenis werd de grafkelder gesloten en het kunstwerk geheel aan het oog onttrokken. Dergelijke afbeeldingen in grafkelders geven uitdrukking aan leven en sterven in het geloof in Christus, die de opstanding en het leven is. De kruisiging is bij uitstek een motief dat naar de verlossing verwijst. Door de gekruisigde, de verlosser, af te beelden drukt men de hoop uit dat Christus bij zijn Vader zal pleiten voor de overledene.Ga naar eindnoot26. Het is heel goed mogelijk dat de twee crucifixen op de westwand van de Dekenkapel een vergelijkbare functie gehad hebben als de kruisigingstaferelen in grafkelders. Grafschilderkunst komt niet alleen voor in ondergrondse grafkelders maar ook ‘in nisbogen van wandgraven’ en ‘op de wanden van kerken en kapellen voor de vloerse begraafplaatsen.’Ga naar eindnoot27. Gezien het feit dat er in de Dekenkapel grafkelders zijn die teruggaan tot het begin van de veertiende eeuw, de eeuw waarin het rechtercrucifix op de muur is geschilderd, zouden de twee kruisigingstaferelen, die net als in de grafkelders op de westwand geschilderd zijn, met die graven in verband gebracht kunnen worden en geïnterpreteerd kunnen worden als be- | |
[pagina 103]
| |
grafeniskunst. Om het concreter te formuleren, voor het zieleheil van een overledene, die begraven werd in de Dekenkapel, werd een kruisigingstafereel op de muur geschilderd, dat de intercessie- en verlossing-gedachte in beeld brengt. Zo'n schildering kon binnen twee of drie dagen worden vervaardigd.Ga naar eindnoot28. Helaas zijn de twee kruisschilderingen zo aangetast dat bepaalde gedeelten niet meer te zien zijn. Wellicht zou de rest van de schildering aanknopingspunten geboden hebben voor een nauwkeuriger historische situering. Terzijde zij opgemerkt dat men veronderstelt dat de eerder genoemde kruisigingsvoorstelling in de kapel-Van Avesnes in de Dom eenzelfde, memoratieve functie gehad heeft.Ga naar eindnoot29. De wandschilderingen in de Dekenkapel vormen in deze interpretatie een onderdeel van de funeraire kunst waartoe ook grafzerken, memorietaferelen, grafpanelen en soms ook miniaturen behoren. Vanuit dat perspectief staat de westwand niet op zichzelf in de kapel. De drie grafzerken van dekens, tegenwoordig geplaatst tegen de wanden, zijn al even genoemd, evenals het altaarstuk tegen de oostwand. Dit is, getuige de inscriptie in de lijst van het schilderij, een memorietafel. Ernst van Schayck, kanunnik van Sint-Pieter, liet deze epitaaf in 1554 plaatsen ter nagedachtenis aan zijn overleden ouders.Ga naar eindnoot30. | |
Bidden om verlossingBehalve de laatste strofe van het berijmde gebed zijn er geen harde bewijzen voor de interpretatie van de functie van de schilderingen die ik hierboven gegeven heb. Met de huidige kennis is het echter het meest aannemelijk dat de verschillende onderdelen op de westwand van de Dekenkapel een verzameling funeraire kunst vormen. De bemoeienis met het lot van de ziel na de dood nam sterk toe na het midden van de dertiende eeuw, doordat het geloof zich verspreidde dat de ziel na het overlijden een bepaalde periode in het vagevuur zou verblijven. Op allerlei manieren deed men zijn best het verblijf in het vagevuur te bekorten. Zo ook de bidder van het berijmde gebed in de Dekenkapel: hij vertrouwde zich toe aan de hoede van Christus in de hoop door zijn verlossing de hemelse zaligheid te bereiken, de plaats waar volgens het gebed Gods lichtstralen schijnen.
Dit artikel heeft veel te danken aan verschillende deskundigen die in de noten worden genoemd. Zeer hulpvaardig waren de Waalse Gemeente, eigenaresse van de kerk, de beheerder dhr. J. Seyffert en mevr. H. van Midde-Witlox, die een verzameling met documentatiemateriaal van de kerk beheert en mij foto's van de westwand ter beschikking stelde. Mijn kamergenoten Marjolein Hogenbirk, Erwin Mantingh en Soetje Oppenhuis de Jong hebben mijn speurtocht met belangstelling en praktische adviezen begeleid. |
|