Madoc. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
• Aart Mekking en Marcel Zijlstra
| |
‘Hanentret’ en pluimveemarktNicolaas van der Monde noemt in zijn Geschied- en Oudheidkundige Beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der Stad Utrecht (etc.) uit 1844-1846 twee oude stegen die de naam Hanengeschrei droegen.Ga naar eindnoot1. De eerste, die in het verlengde van de Steenweg is gelegen en de Choorstraat met de Visbrug verbindt, wordt nog steeds zo genoemd (afb. 1). De tweede, die het verlengde van de Pauwstraat vormde, is door de sloop van een huizenblok opgegaan in een pleintje dat in het verlengde ligt van het Predikherenkerkhof (afb. 2). De precieze ligging van beide stegen is terug te vinden op een Plattegrond van Utrecht de Kadastrale opmeting gevolgd die door dezelfde Van der Monde in 1839 werd uitgegeven.Ga naar eindnoot2. Hij hanteert de gegevens waarop hij het vóórkomen en de betekenis van het toponiem baseert nogal onzorgvuldig. Zo gaat Van der Monde er in beide gevallen vanuit dat de naam een verbastering zou zijn van ‘Hanentret’, al zegt hij met zoveel woorden dat hij ook niet begrijpt hoe het één van het ander kan zijn afgeleid. In beide stegen zou volgens hem een huis hebben gestaan dat die naam droeg. Dat lijkt nogal toevallig en men kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de auteur gegevens heeft verwisseld. Als er al een huis van die naam in één van beide straatjes heeft gestaan, dan lijkt het waarschijnlijk dat het in de steeg in het verlengde van de Pauwstraat is geweest. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat dit straatje ooit naar dat huis Hanentret werd genoemd en la- | |
[pagina 26]
| |
1. Gedeelte van de parochie van Sint-Jacob met rechts van nr. 93 't Hanengeschrei (uit: Van der Monde (noot 1) deel III).
ter, naar analogie van de aanduiding van de steeg bij de Buurkerk, Hanengeschrei is gaan heten. Wat hier ook van zij, aan de betekenis-verklaring van het woord draagt dit alles niet veel bij. Dat doet onzes inziens evenmin de verwijzing naar het pluimvee dat op de Steenweg te koop was, een oplossing waarvoor de auteurs van het onlangs verschenen boekje Markten in Utrecht, van de vroege Middeleeuwen tot nu, hebben gekozen.Ga naar eindnoot3. Een dergelijk impressionistisch toponiem lijkt immers slecht te passen in het middeleeuwse denk- en vernoemingspatroon en een vergelijkbare benaming uit die tijd is ons dan ook niet bekend. | |
Statie in een passiespelEen geheel ander type verklaring, waaraan tot nog toe niet werd gedacht, lijkt veel meer voor de hand te liggen. Als we aannemen dat Hanengeschrei de vertaling is van het Latijnse woord gallicantus hebben we het opeens over een begrip dat de ontwikkelde, christelijke inwoner van het middeleeuwse Utrecht, bekend in de oren moet hebben geklonken, vooral de Jeruzalemvaarders onder hen die de heilige plaatsen zelf hadden bezocht. Het is namelijk de aanduiding van de plaats in Jeruzalem waar Petrus tranen van berouw zou hebben gehuild, toen hij bij het kraaien (cantus) van de haan (gallus) besefte dat hij Christus had verloochend, zoals deze hem had voorspeld (afb. 3). Waarschijnlijk al in de zesde eeuw werd binnen de Byzantijnse muur - tegenwoordig buiten de Sion-poort - een kerk ter herinnering aan de verloochening door Petrus opgericht. Deze heette sinds de verovering van de stad door de kruisvaarders S. Petrus in Gallicantu | |
[pagina 27]
| |
2. Gedeelte van de parochie van Sint-Maria minor (Buurkerk) met boven nr. 139 't Hanengeschrei (uit: Van der Monde (noot 1) deel III).
(afb. 4).Ga naar eindnoot4. In de Nederlandstalige editie uit 1488 van het enorm populaire verslag dat de Mainzer domdeken Bernhard von Breydenbach liet uitgeven van zijn reis naar het Heilig Land, staat het volgende over het bezoek aan deze kerk: ‘Vandair quamen wy ter stont gaende tot die selve stede dair die heilighe apostell petrus als hy god dreiwerff versaect hadde ghegaan hefft.’Ga naar eindnoot5. Het gebouw ligt ten oosten van de berg Sion waar nog steeds het huis van de hogepriester Kaiaphas wordt aangewezen, aan wie Jezus in het kader van het tegen hem aangespannen godslasteringsproces werd voorgeleid. Alle vier de evangelisten doen mededeling van het laffe gedrag van Petrus dat hij op de binnenplaats van het hogepriesterlijke huis zou hebben vertoond.Ga naar eindnoot6. 3. De verloochening van Christus door Petrus, met rechts de haan op een zuil. Paneel van de deuren van Santa Sabina, Rome, vijfde eeuw.
| |
[pagina 28]
| |
4. Plattegrond van de stad Jeruzalem ten tijde van de eerste kruistocht (1099) (uit: Gilbert (noot 4)).
Waarom zouden in Utrecht twee steegjes naar deze diep-menselijke episode uit het lijdensverhaal zijn genoemd? Zowel ten zuiden als ten noorden van de Alpen bestond al vroeg de wijdverbreide neiging om de heilige plaatsen te Jeruzalem op enigerlei wijze in de eigen woonomgeving na te bootsen. De bekendste uiting hiervan is de bouw van zelfstandige Heilig-grafkapellen en Heilige graven in kerken. Ook werden wel aan de buitenzijde van kerken bepaalde scènes uit het passie-verhaal in sculptuur uitgebeeld: de doodsbange Christus die tot zijn vader bidt in de hof van Gethsemaneh, Christus op de koude steen, de gegeselde Christus die door Pilatus aan het volk wordt getoond (Ecce Homo), de kruisdraging en Maria met de overleden Christus op schoot, om ons tot de voornaamste te beperken. Aan het einde van de Middeleeuwen wordt de systematische en stapsgewijze uitbeelding van de lijdensweg die Christus na zijn terdoodveroordeling tussen het Paleis van Pilatus en de berg Golgotha moest afleggen, zeer populair. Er worden zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van kerkgebouwen aanvankelijk - meestal zeven - ‘heilige voetvallen’ aangebracht en later ‘kruiswegen’ met veertien ‘staties’. Tegen de buitenzijde van de Nederlands Hervormde kerk in het Noord-Brabantse Vught kan men nog één van de zeer schaarse gebeeldhouwde reeksen ‘voetvallen’ aantreffen.7 Nog aanschouwelijker en directer waren de kruiswegen die, meestal buiten de steden, rond een kunstmatige of natuurlijke Calvarieberg werden opgericht. De soms levensgrote uitbeeldingen van de lijdensweg vonden hun hoogtepunt op de Calvarieberg, alwaar men Christus te midden van de moordenaars aan het kruis kon zien hangen.Ga naar eindnoot8. | |
[pagina 29]
| |
5. De haan van Petrus op een zuil in de voorhof van Pilatus in het S. Stefano-complex te Bologna (foto: A.J.J. Mekking).
Hoewel de scène van Petrus met de haan in de vroeg-christelijke tijd frequent werd uitgebeeld, komt dit later in de Middeleeuwen nog maar zelden voor.Ga naar eindnoot9. Deze scène maakt echter wel deel uit van één van de meest beroemde en aanschouwelijke nabootsingen van de verschillende fasen van Christus' lijden buiten Jeruzalem, die tot op de dag van vandaag door pelgrims wordt bezocht: het duizendjarige complex van de benedictijnenabdij van San Stefano te Bologna. In de zogenaamde ‘Hof van Pilatus’, tussen de nabootsing van de kerk van het Heilig Graf en de Kruisigingskapel bevindt zich in het midden van de zuidelijke porticus een zuil met daarop een haan (afb. 5), die in de liturgie rond Pasen een rol speelde.Ga naar eindnoot10. Het is opmerkelijk dat de beide Utrechtse stegen een vergelijkbare ligging hadden als de Hof van Pilatus in Bologna: de ene, die nu verdwenen is, bevond zich aan overzijde van de Oude Gracht ten oosten van het koor van de parochiekerk van Sint Jacob; de andere, die nog bestaat, loopt van de Choorstraat naar de Visbrug en ligt pal ten oosten van het koor van de andere grote parochiekerk die aan Maria is gewijd en vanouds de Buurkerk wordt genoemd. Het hoofdkoor van beide kerken werd aan de zuidzijde geflankeerd door een kapel die aan het Heilig Kruis was gewijd. Dit is niet de enige, voor ieder zichtbare verwijzing naar het lijden van Christus aan beide kerken. De inwoners van Utrecht konden in de nabijheid van beide kerken, elk jaar opnieuw, de gebeurtenissen rond de Verrijzenis zien uitvoeren. In het licht van het voorafgaande dringt de vraag zich op of in beide steegjes, tijdens de opvoering van dit drama, werd stilgestaan bij het verraad van Petrus? | |
[pagina 30]
| |
Spelen op het kerkhofAl sinds de tiende eeuw is de gewoonte gedocumenteerd om op ceremoniële wijze de gebeurtenissen op de allereerste Paasmorgen te dramatiseren. In twee Utrechtse antifonales (een boek met wisselende liturgische gezangen) uit de Mariakerk vinden we zo'n Visitatio Sepulchri (bezoek aan het graf).Ga naar eindnoot11. Ook het liber ordinarius van de Dom, een draaiboek dat voor het hele jaar de organisatie van de liturgie beschrijft, vermeldt zo'n ritueel.Ga naar eindnoot12. In deze korte spelen worden de vrouwen uitgebeeld die naar het graf van de gekruisigde Christus trekken om zijn lichaam te balsemen. Daar aangekomen treffen zij één of meer engelen aan die hun de Verrijzenis van de Heer verkondigen. Na zo'n kort dramatisch tussenspel herneemt de liturgie weer haar gewone loop. De documenten betreffende de uitvoeringen bij de Buur- en de Jacobikerk geven ondubbelzinnig aan dat deze Verrijzenisspelen weliswaar in de tijd rond Pasen werden opgevoerd, maar niet in de kerk, en evenmin als onderdeel van de liturgie.Ga naar eindnoot13. Ook van elders in de Nederlanden zijn er getuigenissen van dergelijke niet-liturgische spelen die buiten de kerk werden opgevoerd. In Dendermonde speelde men op het kerkhof ‘smaendaghs in de paeschdaghe’, te Delft op ‘beloken paschen’, de eerste zondag na Pasen.Ga naar eindnoot14. Zo'n openluchtspel had ongetwijfeld meer ampleur dan de eenvoudige scènes die ons in de twee Utrechtse antifonales zijn overgeleverd. Dat blijkt ook uit de rekening die van een uitvoering op het Delftse kerkhof is overgeleverd. Waar in de rubrieken voor liturgische spelen slechts sprake is van liturgische gewaden en spaarzame rekwisieten, worden hier uitgaven gemeld voor de ‘niewen rock daar onsen lieve heer mede speelde’, van een ‘dyadeem aan sijn hooft’ en van ‘leysten die de pharizeen an hair talbarden hadden van papier’.Ga naar eindnoot15. Dezelfde rekening laat ook zien dat kennelijk niet alleen de Verrijzenis werd gespeeld, maar ook de voorafgaande episoden. Er komen enkele duidelijke aanwijzingen in voor over de vorm van het spel. Zo worden zowel de attributen als de kostuums van de verrezen Christus vermeld. Bovendien komen de Farizeeën en de moordenaarskruisen ter sprake. Dit wettigt de veronderstelling dat deze figuren en attributen ook werkelijk een rol speelden in het drama.Ga naar eindnoot16. Maar er zijn ook spelen overgeleverd die behalve de Verrijzenis ook de voorafgaande gebeurtenissen dramatiseren. Zo is uit Delft de rol van de kruidenkoopman bewaard gebleven. Hij verkoopt de vrouwen op weg naar het graf de zalf waarmee ze het lichaam des Heren kunnen balsemen.Ga naar eindnoot17. In het gemeente-archief van het Italiaanse San Panfilo is een perkamenten fragment bewaard met de rol van vier soldaten. Deze rol moet afkomstig zijn uit een spel waarin de gebeurtenissen van Witte Donderdag (de soldaten arresteren Jezus, hier met Persona aangeduid), Goede Vrijdag (geseling en kruisiging, dobbelen om de kleren) en Paaszondag (wacht bij het graf, verslag over het lege graf aan Pilatus) achtereenvolgens werden uitgebeeld.Ga naar eindnoot18. Het lijdt derhalve geen twijfel dat er spelen bestonden waarin alle gebeurtenissen van het Pasen van de Heer de revue passeerden. De wijze van overlevering van deze spelen geeft tevens aan waarom er maar zo weinig van is bewaard gebleven: losse perkamenten vellen raken gemakkelijker in het ongerede dan complete liturgische handschriften.Ga naar eindnoot19. Maar hanengeschrei, speelde dat een rol in deze spelen? Voor zover ons bekend | |
[pagina 31]
| |
is er geen rubriek in enig spel die voorschrijft dat er een haan dient te kraaien. De enige maal dat Petrus' verloochening ten tonele wordt gevoerd, is in het spel uit een handschrift van de Carmina Burana.Ga naar eindnoot20. Hier komt, net als in het bijbelverhaal (Mattheus 25, 75), een dienstmaagd op Petrus af. Zij vraagt hem of hij niet ook één van hen [dat wil zeggen de mannen van Jezus] was. Petrus ontkent dit, tot driemaal toe. Opmerkelijk is, dat - hoewel in dit spel alleen lijden en sterven van Christus worden verbeeld - juist van dit Passiespel wordt verondersteld dat het samen met een Paasspel uit hetzelfde handschrift als één geheel werd opgevoerd.Ga naar eindnoot21. Er zijn dus duidelijke aanwijzingen dat Verrijzenisspelen niet alleen maar de gebeurtenissen van de Paasmorgen uitbeeldden, maar ook die van de voorafgaande dagen.Ga naar eindnoot22. Waar de Italiaanse rol het bestaan van zo'n compleet drama ondubbelzinnig aantoont, duidt de Delftse rekening aan dat dergelijke spelen ook in de Lage Landen werden gespeeld. De stadsdecreten die om stilte verzoeken bij zowel de Buur- als de Jacobikerk geven aan dat ook hier kennelijk uitgebreide Verrijzenisspelen werden opgevoerd.Ga naar eindnoot23. Uit het voorafgaande is gebleken dat beide kerken hun bijdrage hebben geleverd aan de geschiedenis van het Europese muziekdrama, al is misschien de enig overgeleverde rol uit hun spelen te vinden op een Utrechts straatnaambord. |
|