Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
• Ineke van Beek
| |
Graven, kerkhoven en begravenEen studie naar de afbeeldingen van kinderen op middeleeuwse grafmonumenten dient men behoedzaam aan te pakken. Zo is het duidelijk dat onderzoek naar de nog overgeleverde middeleeuwse kindergraven zeker geen representatief beeld zal geven. Het overgrote deel van de bevolking, volwassenen en kinderen, werd begraven op het plaatselijk kerkhof rondom de kerk. Hier diende na een aantal jaren plaats gemaakt te worden voor nieuwe generaties overledenen, zodat slechts zeer weinig eenvoudige graven bewaard zijn gebleven. Daarbij moet men zich ook nog afvragen hoeveel van deze graven dermate rijk uitgevoerd waren dat er een gebeeldhouwde of geschilderde afbeelding op voorkwam. Alleen kerkhoven die in onbruik zijn geraakt, kunnen ons nu nog gegevens leveren over de mensen die er begraven werden. Zo was het in Zeeland nog mogelijk onderzoek te doen naar de kerkhoven van plaatsen in het ‘verdronken land’.Ga naar eindnoot3. | |
[pagina 261]
| |
1. Unterreichenbach, dorpskerk: grafmonument van twee Vrouwes van Weilnau en Gretichen, circa 1364 (uit: Kahsnitz (noot 17) 64).
De grafmonumenten in kerken waren bijna altijd bestemd voor belangrijke personen, zoals kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en leden van adellijke families. Deze ‘ereplaatsen’ achtte men van groot belang. Immers als aan het einde der tijden het Laatste Oordeel voltrokken zou worden, dan kon men maar het beste op zo'n heilig mogelijke plek begraven zijn: beter in de kerk, dan erbuiten en liever nog in het koor van de kerk dan in een zijkapel van het schip. Zo kon men optimaal profiteren van de missen die aan de altaren in de kerk werden opgedragen. Bovendien verbleven de overledenen in de kerk in de onmiddellijke nabijheid van de relikwieën van de heiligen die reeds de gelukzaligheid hadden bereikt, en die op de Dag des Oordeels tot voorspraak zouden kunnen dienen. Op de grafmonumenten treft men dikwijls symbolen aan die verwijzen naar het paradijs, waartoe men uiteindelijk toegang hoopte te hebben. Was men in de bevoorrechte (en uitzonderlijke) positie dat men een heilige in de familie had, dan wilden de latere bloedverwanten het liefst zo dicht mogelijke bij zijn, of haar, tombe begraven worden. Zo werden in de Westminster Abbey te Londen nog eeuwen lang familieleden bijgezet in de grafkapel van hun verre voorouder, de heiligverklaarde koning Edward de Belijder (†1066). Ook de kinderen kregen, zolang er plaats was, een plekje zo dicht mogelijk bij de heilige. Zij moesten echter als eerste plaats maken als belangrijke personen van latere generaties overleden. Sommige monumenten werden verplaatst, andere gingen verloren. Graven op kerkhoven werden na een bepaalde tijd geruimd of vergingen door verwaarlozing en erosie. Maar ook vele grafmonumenten in het interieur van de kerken verdwenen in de loop van de tijd: revoluties, godsdiensttwisten, | |
[pagina 262]
| |
2. Westminster Abbey, London: graven van Humphrey en Mary de Bohun (published by courtesy of the Dean and Chapter of Westminster Abbey, London).
beeldenstormen en andere gewelddadigheden eisten hun tol. Ook de vernieuwingsdrang van bestuurlijke en kerkelijke overheden moet men niet onderschatten: zonder enig besef van historische waarde werden kerken en grafmonumenten afgebroken en het materiaal herbruikt. | |
De dood van een kindDe opvattingen over hoe in de Middeleeuwen de dood van kinderen werd ervaren, zijn zeer tegengesteld. Ariès gaat ervan uit dat het kind eigenlijk als een soort huisdier werd beschouwd waar je je niet aan hechtte. Als het dood ging kwam er wel weer een nieuw.Ga naar eindnoot4. Lijnrecht hiertegenover staat de beschrijving die Le Roy Ladurie geeft over de kinderen van Montaillou. De katharen van Montaillou geloofden dat alleen de zielen van personen die een smetteloos leven hadden geleid het vermogen bezaten om de buik van een zwangere vrouw binnen te gaan. De ziel van een foetus was dus zonder meer puur. Daarom hielden ouders er al voor de geboorte van. Zij hadden ook verdriet als het kind ziek was, stierf, of zelfs als zij er tijdelijk van gescheiden waren.Ga naar eindnoot5. Ook Klaus Arnold geeft voorbeelden van een dergelijk verdriet.Ga naar eindnoot6. Hier geldt evenwel hetzelfde als bij de grafmonumenten: meestal zijn alleen beschrijvingen uit aanzienlijke milieus bewaard gebleven. Zo schreef de Ierse koningin Gormlaith (†948) een gedicht naar aanleiding van de verdrinkingsdood van haar zoontje over het kind dat zij had gebaard en dat in haar gedachten zou blijven leven.Ga naar eindnoot7. Lodewijk IX van Frankrijk liet in 1240 door Vincentius van Beauvais een Tracticus consolatorius opstellen naar aanleiding van de dood van zijn jongste zoon. En Giovanni di Pagolo Morelli uit Florence heeft in een jammerklacht het leven en de dood van zijn negenjarige zoon beschreven. Gedurende een maand na de dood kon de vader, overmand door verdriet, zijn huis niet betreden. Toen hij op de verjaardag van de sterfdag in de kerk was, verscheen aan hem de maagd Maria, samen met het jongetje, om te tonen hoe gelukkig hij in de hemel was. In 1304 stierf, slechts zes weken oud, Humphrey VIII de Bohun, zoon van | |
[pagina 263]
| |
Humphrey VII en Elisabeth. Deze Elisabeth hield een ‘huishoudboekje’ bij, waarin onder andere ook alle uitgaven werden vermeld die betrekking hadden op de geboorte, de ziekte, het overlijden en de begrafenis van de kleine Humphrey. Samen met een zusje dat zeer spoedig na hem overleed rust hij in een grafkist in Westminster Abbey. In 1949 opende men deze kist voor het eerst en zag men daarin de twee kleine kistjes met hun in doeken gewikkelde resten die men verder ongemoeid heeft gelaten (afbeelding 2). | |
Ongedoopt overledenDe uitspraak van Jezus: ‘Laat de kinderen tot mij komen...’Ga naar eindnoot8. kwam in de christelijke praktijk weinig tot zijn recht. Kerkvader Augustinus (354-430) ging ervan uit dat een kind vanaf zijn geboorte het symbool was van de macht van het kwaad, een onvolmaakt schepsel dat zwaar belast was met de erfzonde.Ga naar eindnoot9. Pas met de genadewerking van de doop verkreeg de nieuwgeborene de vergiffenis van de schuld van de erfzonde. Volgens de kerkelijke regels mochten ongedoopte kinderen dan ook niet in de gewijde grond van het kerkhof begraven worden. Ouders die het zielenheil van hun kinderen voor ogen hadden, probeerden hier een oplossing voor te vinden. Bij opgravingen in Zeeland, Groningen en Friesland werden binnen het kerkhof, maar wel tegen of zelfs in de buitenmuur, potten gevonden met een doorsnee van circa 25 cm. Een aantal van deze potten kwam intact, met onverstoorde inhoud, uit de grond. Ze bleken de botresten van zeer kleine kinderen te bevatten. Deze kinderen waren dood geboren, of direct na de geboorte, voor de doop, overleden. Het feit dat deze potten aan de rand van het kerkhof werden begraven doet vermoeden dat ouders toch poogden de officiële regels te omzeilen om zo hun kind een kans te geven toch in het paradijs te komen. De potten die werden gebruikt waren geen afdankertjes. Het waren gave, complete3. Scarcliffe: grafmonument van Lady Constantia, circa 1200 (foto auteur).
| |
[pagina 264]
| |
potten die ook andere doeleinden hadden kunnen dienen. Zij getuigen van een zekere aandacht voor de gestorven zuigeling.Ga naar eindnoot10. Het verschijnsel kinderpotten aan de randen van kerkhoven kwam meerdere malen voor en daarom werd voor dit specifieke stukje kerkhof een naam gecreëerd: het limbus infantum, de plaats voor de onnozele kinderen.Ga naar eindnoot11. | |
Mollige jongens met korte krullenDe mythe dat de middeleeuwse kunstenaars geen kinderen afbeeldden kan moeiteloos worden weerlegd met een verwijzing naar de vele afbeeldingen van het kindje Jezus en de apostelkindertjes in de weergave van de Maagschap van de Heilige Anna. Maar ook op grafmonumenten worden kinderen meermaals levensecht afgebeeld. Een goed voorbeeld is het monument van Lady Constantia en haar zoontje John in het Engelse Scarcliffe, dat van ongeveer 1200 dateert. De kleine John zit op de linkerarm van zijn moeder en reikt met zijn rechterhand naar haar gezicht. Het jongetje draagt een wijdvallend, voetlang kleed met aangeknipte mouwen. Hij heeft blote voetjes, is mollig en heeft een rond gezichtje met korte stevige krullen (afbeelding 3). Zo worden veel kleine jongens op grafmonumenten afgebeeld: mollig, blote voetjes, stevige korte krullen, een wijd speelkleed met splitten en soms een heupriem. Er zijn voorbeelden te over: het zoontje van Adelheid van Brunswijk (†1275) in het Duitse Marburg of prins Karel van Habsburg (†1276) in Bazel. De kleine Jean I (†1316) van Frankrijk is op zijn tombe in de koninklijke grafkerk van4. Weikersheim: graf van hertog Heinz von Sachsen Lauerberg, 1437 (foto auteur).
| |
[pagina 265]
| |
5. Mainz, Dom: graf van aartsbisschop Peter von Aichspalt (†1320) (uit: Erwin Panofsky, Tomb sculpture (New York 1992) 214).
Saint-Denis formeler gekleed. Dat is niet onbegrijpelijk: hij is de enige van deze jonge jongens die ook werkelijk bij leven, al was het maar vijf dagen, koning is geweest. Bij de vijfjarige hertog Heinz van Sachsen Lauenberg (1437, Weikersheim) is het kleed slechts knielang; de mode is veranderd (afbeelding 4). Hoewel dit monument al ruim twee eeuwen na dat van Scarcliffe is vervaardigd, is het uiterlijk van de jongen nauwelijks gewijzigd. Dat blijkt ook uit het grafmonument voor de twaalfjarige John Stanley die in 1470 bij een balspel kwam te overlijden: ook hij draagt zijn speelkleed en heeft de karakteristieke korte krullen. Een echt spelend kind is Friedrich von Castell die in 1325 op circa vijfjarige leeftijd overleed. Hij is afgebeeld met links van hem een kwispelende en rechts een naar hem opspringende hond. Hij houdt een vogel (mogelijk een valk) op zijn hand. Ondanks het feit dat het gedeelte met het kind beschadigd is, is nog duidelijk zichtbaar dat hij een wijd speelkleed droeg.Ga naar eindnoot12. | |
Conventies en traditiesVerhoudingen in de middeleeuwse kunst zijn zelden de afspiegeling van zichtbare verhoudingen in de ons omringende werkelijkheid: een persoon die groot is afgebeeld is belangrijker dan een persoon die klein is weergegeven. Een kleine figuur in een afbeelding is dan ook lang niet altijd een kind. Op het grafmonument van Peter van Aichspalt, aartsbisschop van Mainz (†1320) is de bisschop afgebeeld samen met drie koningen waarvan hij er twee kroont. De koningen reiken tot borsthoogte. Het gaat hier echter zeker niet om kindkoningen, maar om volwassen koningen die alleen maar kleiner zijn zodat de importantie van de aartsbisschop wordt benadrukt (afbeelding 5).Ga naar eindnoot13. | |
[pagina 266]
| |
6. Tekening van het graf van Heinrich III von Sayn, 1868 (uit: Kahsnitz (noot 17) 26).
Kinderen werden wèl regelmatig ouder afgebeeld dan ze bij hun overlijden waren. Men probeerde deze kinderen - het gaat dan meestal om adellijke of koninklijke graven - op deze manier een zekere waardigheid en status te geven: een grafmonument was immers een soort staatsieportret.Ga naar eindnoot14. De al eerder genoemde Jean I van Frankrijk (†1316) leefde slechts vijf dagen, maar hij was wel koning. Hij heeft het uiterlijk van een kleuter, terwijl de kleding met de oprijgen in de mouwen duidt op zijn koninklijke status. Oorspronkelijk lag het kind naast zijn al eerder overleden vader, wat hem extra status verleende. Momenteel ligt hij onder de voeten van de vader naast een zus. William Hatfield (†1337) leefde slechts twee maanden, toch is hij afgebeeld op circa twaalfjarige leeftijd. Maar de tijden veranderen. De Franse prinsjes Charles Orland en Charles, overleden in 1495 en 1496, waren respectievelijk vijfentwintig dagen en drie jaar en drie maanden oud. Op hun graf in de kathedraal van Tours zijn ze afgebeeld in vol ornaat, maar wel ongeveer op hun eigen leeftijd. Het oudste jongetje draagt een kroon en een mantel met een voering van hermelijn; de kleinste draagt een omslagdoek met een schoudermantel van hermelijn en een kap met een paarlen kruis op zijn hoofd. Uit de diverse voorbeelden mag ook blijken dat kindergraven reeds eerder dan in de late Middeleeuwen voorkwamen. Ariès ging er nog vanuit dat de oudste kindergraven (eind veertiende eeuw), in dit geval grafplaten, zich bevonden in de kerk van Taverny.Ga naar eindnoot15. In de gravures van de tussen 1670 en 1715 tot stand gekomen verzameling prenten van Rogier de Gagnières zijn in totaal 32 grafmonumenten voor kinderen afgebeeld, waarvan er meerdere uit de dertiende eeuw stammen. De meeste van deze monumenten bestaan nog steeds, zoals die in de kerk van Saint-Denis van Philips van Frankrijk (†1235), Blanche van Frankrijk (†1243) en haar broertje Jean (†1247).Ga naar eindnoot16. | |
Heinrich III von SaynIn de nacht van 31 december 1246 op 1 januari 1247 stierf graaf Heinrich III von Sayn kinderloos. Zijn vrouw was echter zwanger en de graaf liet op zijn sterfbed zijn familie, vazallen en onderdanen trouw zweren aan het kind dat nog geboren moest worden. Het meisje overleed reeds voor augustus 1247. Op het grote grafmonument van de graaf (thans in het Germanisches Nationalmuseum in Neurenberg) staat hij samen met zijn dochter. | |
[pagina 267]
| |
Het is een opvallend monument, waarin op verschillende manieren wordt verwezen naar het hemelse paradijs: als symbool voor de overwinning op de zonden, staan vader en dochter op een leeuw en een draak. Het baldakijn dat het monument bekroont is een ommuurde stad: het is het Hemelse Jeruzalem waar na het Laatste Oordeel de uitverkorenen in eeuwige gelukzaligheid zullen verblijven. Graaf Heinrich is niet traditioneel gekleed in ridderuitrusting, maar draagt een mantel. De mantel is een kledingstuk dat in de Middeleeuwen een belangrijke rol speelde bij adoptie en legitimatie en dus ook bij erfrecht. Heinrich had tijdens zijn leven zijn ongeboren kind al erkend en nu neemt hij haar in zijn mantel gewikkeld mee naar het Hemelse Jeruzalem. Tenslotte reikt hij haar een bloesemtak aan en kroont hij haar met een scapeel, een bloesemkroon, beide verwijzingen naar het paradijs.Ga naar eindnoot17. Diverse van deze aspecten komt men ook op andere graftombes tegen. Duidelijk is wel dat de weg naar het Hemelse Jeruzalem voor het meisje goed bereid was (afbeelding 6). 7. London, Westminster Abbey: graftombe van koning Edward III, detail: Mary of Brittany en William Hatfield (published by courtesy of the Dean and Chapter of Westminster Abbey, London).
| |
[pagina 268]
| |
8. London, Westminster Abbey: grafmonument van William of Windsor en Blanche of the Tower (published by courtesy of the Dean and Chapter of Westminster Abbey, London).
| |
Koninklijke kinderenRond 1380 liet Richard II van Engeland een grafmonument vervaardigen voor zijn grootvader koning Edward III (†1377). Op de lange zijden van de tombe werden alle twaalf kinderen van Edward III als weepers (treurenden) afgebeeld in aparte nissen. Ook de drie kinderen die vroeg waren overleden kregen hun plaats. Aan de zijde van de kooromgang staan de beelden nog op hun oorspronkelijke plaats: de Zwarte Prins (de vader van Richard), Joan (de la Tour), Lionel (hertog van Clarence), Edmund (hertog van York), Mary (gravin van Bretagne). Geheel rechts staat de al eerder genoemde William Hatfield (afbeelding 7) die, slechts twee maanden oud, in 1337 was overleden. Zijn eigen prachtige grafmonument, dat echter pas in 1370 werd opgericht, bevindt zich in York Minster. Zijn broertje William (of Windsor) en zusje Blanche (of the Tower), die oorspronkelijk ook op het graf van Edward III stonden, zijn samen afgebeeld op een kleine grafplaat in een zijkapel van Westminster Abbey recht tegenover het graf van hun vader. Ook dit graf werd pas zo'n dertig jaar na hun dood gemaakt (afbeelding 8). De drie kinderen komen echter op nog een derde grafmonument voor. Richard II had in 1397 zijn oom Thomas Woodstock, de jongste zoon van Edward | |
[pagina 269]
| |
III, ter dood laten brengen op beschuldiging van hoogverraad. Toch kreeg Thomas een fraaie koperen grafplaat in Westminster Abbey. Rond een afbeelding van de Genadestoel (God de Vader als oude man draagt voor zijn borst de aan het kruis genagelde Zoon, terwijl de Heilige Geest tussen hen in of boven het hoofd van de Vader zweeft) zijn alle broers en zussen van Thomas afgebeeld, ook de kleintjes die al waren overleden voor hij rond 1355 werd geboren. Ondanks het feit dat Thomas in ongenade was geraakt, kreeg zijn grafplaat nog een prominente plaats in de vloer van de kapel van de heilige Edward de Belijder. Het is interessant te bemerken hoe blijkbaar alle koninklijke nakomelingen van belang waren. Niet alleen die leden van de koninklijke familie die een belangrijke functie aan het hof hadden bekleed, kregen een eigen grafmonument. Ook de zeer jong gestorven kinderen kregen dat. In totaal werden zij drie keer afgebeeld: op hun eigen graf, op dat van hun vader en op dat van hun jongste broer. Richard II liet zijn grootvader uitbeelden als een pater familias. Ook de kin-9. Bielefeld, Marienkirche: graf van graaf Otto III van Ravensburg (†1305/06), Hedwig zur Lippe (†1320) en hun zoon (†1320), kort na 1320 (uit: Kahsnitz (noot 17) 64).
| |
[pagina 270]
| |
deren die al dertig jaar dood waren, hoorden daarom aanwezig te zijn.Ga naar eindnoot18. De stelling dat kinderen zo onbelangrijk waren dat ze na hun dood onmiddellijk werden vergeten, gaat hier in ieder geval niet op. | |
Moeder en kindBij een aantal jonge kinderen dat met één of meerdere ouders zijn afgebeeld, is een lichamelijke band zichtbaar gemaakt. Gretichen von Weilnau, met wie dit artikel begon, wordt als het ware aan de hand van haar moeder meegenomen op weg naar het Laatste Oordeel. De moeder (†1362) en de eveneens op de grafplaat afgebeelde tante (†1364) dragen zogenaamde kruselers (fijngeplooide kappen) en wijde mantels die onder de armen worden vastgeklemd. Hier is duidelijk te zien dat het meisje niet gekleed is als een kleine volwassene: ze is blootshoofds en draagt lange, loshangende vlechten. Haar schoudermantel heeft zijsplitten waardoor de armen veel bewegingsvrijheid hebben (afbeelding 1). Ook Hänslein von Rosenberk, begraven in Greglingen Waldmanshofen aan de Romantische Straße (†1412), wordt door zijn moeder aan de hand meegevoerd. Adelheid von Brunswijk, op haar graf in de Elisabethkerk te Marburg (circa 1275) houdt beschermend haar hand tegen het hoofd van haar zoontje. Ook op de grafsteen van Otto von Ravensburg en Hedwig von der Lippe (†1320) is dit motief aanwezig (Marienkirche, Bielefeld) (afbeelding 9). | |
ConclusieDe hierboven geschetste voorbeelden laten zien dat er veel meer kinderen op grafmonumenten voorkomen dan lang werd aangenomen. En hoewel bijvoorbeeld Ariès wel aangeeft Gagnières te hebben geraadpleegd, is hij hierbij duidelijk niet zorgvuldig te werk gegaan. Niet alleen in Frankrijk, maar ook in Engeland en Duitsland werden reeds in de dertiende eeuw grafmonumenten voor en met afbeeldingen van kinderen vervaardigd. Voor deze grafmonumenten werden niet minder kostbare materialen gebruikt dan bij graven voor volwassenen en ze kregen goede plaatsen in de kerk. Het betreft inderdaad voornamelijk adellijke kinderen. Maar hetzelfde geldt voor volwassenen. Ook van hen zijn alleen van hooggeplaatste personen grafmonumenten bewaard gebleven. |
|