Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
artikel• Ineke van 't Spijker
| |
De vitaIn minstens één opzicht is de vita van Theodericus uitzonderlijk: het deel van het verhaal dat over de kindertijd van de heilige gaat, is ongebruikelijk lang. Dat maakt deze levensbeschrijving voor ons uiteraard erg interessant. Meestal wordt de kindertijd van een heilige in zijn of haar vita immers in een paar regels afgedaan. Allerlei elementen uit de jeugd van Theodericus komen echter, veel korter, in veel heiligenlevens uit de Middeleeuwen voor, zoals ik met een enkel voorbeeld zal illustreren. Ook hier is meer variatie dan de hagiografische stereotypering op het eerste oog doet vermoeden. In het bestek van dit artikel kan echter niet ingegaan worden op bijvoorbeeld verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke heiligen of op verschuivingen in de presentatie van de kindertijd in heiligenlevens in de latere Middeleeuwen. In het volgende permitteer ik me een wat uitvoerige parafrasering van het verhaal, vergezeld van commentaar. De vita van Theodericus stelt ons door haar levendigheid in staat een indruk te krijgen van wat er, in de Ardennen in de elfde eeuw, achter allerlei hagiografische gemeenplaatsen over de kindertijd van een heilige kan schuilen. Net zo goed als men tegenwoordig voor een geslaagd schrijverschap een niet al te gelukkige jeugd lijkt te moeten hebben doorgemaakt, leverde de nodige malheur, zo lijkt het, indertijd een belangrijke bijdrage aan de latere heiligheid van Theodericus. | |
VoorspellingenTheodericus' moeder kreeg eens een droom waarin zij zichzelf, gekleed in een priestergewaad, in aanwezigheid van eerbiedwaardige mannen, in een | |
[pagina 207]
| |
kerk bij het altaar zag staan. Hoewel ze nauwelijks geletterd was, zong ze het hele officie en droeg de mis op alsof ze nooit anders gedaan had, zegende de aanwezigen, trok haar gewaad weer uit en keerde huiswaarts. Toen zij wakker werd, schrok zij zeer van haar droom: nog nooit had een vrouw zich aangematigd de mis te vieren. Maar ze bedacht ook dat als God haar haar dood of onheil voor haar huis had willen voorzeggen, Hij niet het mysterie van de mis daarvoor gebruikt zou hebben. Ze verzweeg haar droom voor iedereen, ook voor haar man, bad en waakte en ging uiteindelijk te rade bij een oude vrome vrouw uit de omgeving, die haar na hartelijke omarmingen en gesprekken zei dat er niets te vrezen was: de zoon van wie ze zwanger was, zou priester worden. Haar man, een ridder en wereldlijke zaken toegedaan, aan wie ze nu wel haar droom en de uitleg ervan vertelde, deed een en ander af als vrouwengeklets.Ga naar eindnoot2. Vele elementen in dit fragment nodigen uit tot commentaar. De inhoud van de droom is nogal buitengewoon, zoals de moeder zelf besefte. Haar contact met een wijze vrouw onthult interessante informele netwerken. Het commentaar van de echtgenoot is maar een voorproefje van wat er nog zal volgen aan onbegrip binnen het huwelijk. Waar het hier om gaat, is de droom, de voorzegging van de geestelijke carrière op zichzelf. Een droom vooraf past in de hagiografische stijl: van de meeste heiligen wordt voorkennis omtrent hun latere heiligheid verondersteld. Zo kreeg de moeder van Bernard van Clairvaux een droom die haar al evenzeer verschrikte als de droom over de mis de moeder van Theodericus: zwanger van haar derde kind, droomde ze dat ze een blaffende hond in zich droeg. Ze consulteerde een heilige man, die haar zei dat er niets was om bang voor te zijn, dat ze de moeder zou zijn van een prachtige hond, die de bewaker van het huis des Heren zou zijn, een bijzondere prediker, die met zijn woorden menigeen zou genezen.Ga naar eindnoot3. In een van de vitae over Hugo van Cluny (1024-1109; abt van 1049 tot 1109) is het de priester wiens gebed men in verband met de bevalling blijkbaar gezocht heeft, die in de kelk van het misoffer de gestalte van een jongen ziet, en dit wordt als teken uitgelegd van de latere heiligheid van Hugo.Ga naar eindnoot4. Toen hij geboren werd (niet voor niets wordt er bij vermeld: op de vooravond van het feest van de heilige Martinus; er zullen later nog meer overeenkomsten blijken met deze oer-heilige), noemde de moeder het kind Theodericus. Dat kan, zo zegt de schrijver voorzichtig, geïnterpreteerd worden als beschouwer van God, of bespiegelaar van goddelijke dingen, en Theodericus zou zijn naam eer aan doen.Ga naar eindnoot5. De naam, in een oneigenlijke Grieks-Latijnse etymologie, is hier een ondersteuning van het voorteken dat al in de droom was gegeven en is een eerste poging van de moeder om de droom uit te laten komen. | |
Tegenstrijdige opvoedingsidealenZodra de kleine Theodericus van de borst was, voedde de moeder het, indachtig de voorspelling, zo zorgvuldig op dat het behalve zijn ouders en zijn huis, niets wist. Toen hij zeven was, liet ze hem, buiten medeweten van haar man, die een loopbaan als ridder in gedachten had en wilde dat zijn zoon hem zou opvolgen, in de eerste beginselen van de letteren onderrichten.Ga naar eindnoot6. Hier zijn twee elementen van belang. De afzondering van wereldse invloe- | |
[pagina 208]
| |
den en de opvoeding in de letteren enerzijds, de tegenstand van de vader anderzijds. Omdat meestal de moeder degene was die een voorteken kreeg, was zij er meestal ook op gericht de opvoeding af te stemmen op de voorspelde heiligheid en dat wilde heel lang zeggen: op een geestelijke loopbaan. Ook in het leven van Bernard van Clairvaux is het vooral de moeder die zich niet alleen met de opvoeding bezighoudt, maar ook zorg draagt voor de condities om de voorspelling uit te doen komen. Net als overigens haar andere kinderen, draagt zij hem meteen bij de geboorte aan God op, en geeft ze hem zelf de borst - zoals impliciet blijkt uit het verhaal over Theodericus, was het in hogere kringen gebruikelijk om dit aan een voedster uit te besteden -, zodat de zuigelingen als het ware met haar melk haar goedheid indrinken.Ga naar eindnoot7. Zij liet hem ook naar school gaan. Terwijl de moeder van Theodericus dus het kind in zijn jongste jaren van wereldse invloeden wilde vrijwaren, en het daarna wilde opvoeden in de letteren, strookte dit niet met de plannen van de vader. Deze had andere ideeën over wat het beste was voor zijn kind. Ook dit komt dikwijls voor. De vader van Hugo van Cluny was het aanvankelijk niet met de voorgestelde loopbaan van zijn zoon eens, en wilde dat zijn zoon met andere kinderen zou paardrijden en zou leren schild en zwaard te hanteren. Ook al liet zijn vader hem wel naar school gaan, Hugo moest heimelijk naar Cluny vertrekken omdat een kloosterleven tegen de vaderlijke plannen was.Ga naar eindnoot8. In het geval van Theodericus was de vaderlijke tegenstand wel heel hardnekkig. Bovendien blijkt dat het onderling begrip tussen de echtgenoten (wellicht een oudere man en een jonge vrouw) te wensen overlaat. Alleen ernstige ongelukken kunnen de vader overtuigen van het gelijk van zijn vrouw. Overigens komen we niet veel te weten over wat het jongetje zelf wenste. Het verhaal gaat als volgt verder: onder bedreigingen van haar echtgenoot moest zijn moeder Theodericus thuis houden. Een paar dagen later stootte iemand met een pan kokende jus tegen het kind. De arm van het jongetje verbrandde van de schouder tot de hand. Het kind viel flauw van de pijn, en lag als dood terneer. Het hele huishouden snelde toe, de moeder voorop, haar hart ‘kouder dan ijs’ boog zij zich over het kind. Maar God bewaarde zijn jonge strijder. De beschrijving van de wanhoop, het schreeuwen, zich op de borst slaan en haren uittrekken van de moeder logenstraft, mocht dat nog nodig zijn, elke veronderstelling omtrent een ontbreken van ouderlijke gevoelens voor kinderen in de Middeleeuwen, hoezeer de auteur de manifestaties van verdriet en de hevigheid daarvan ook deels op rekening van de vrouwelijke aard schrijft. Eindelijk tot kalmte gedwongen, zag de moeder haar kind in de armen van haar dienaressen. De hele huid van de arm was eraf, maar het kind leefde nog. Alsof ze hem uit de dood had teruggekregen, kuste en koesterde ze hem. Zodra hij wat beter was, liet ze hem opnieuw, weer heimelijk, terwijl de vader blijkbaar weg was, naar school gaan. Toen de vader na een paar dagen terugkwam en vroeg waar de jongen was, en hij op school bleek te zijn, haalde hij hem onmiddellijk, terwijl hij aan het lezen was, mee naar huis. Hier last de auteur nog eens een verwijzing naar Martinus in, wiens vader eveneens zorgde dat hij niet meteen zijn wensen kon realiseren. Maar de goddelijke plannen, dat wordt uit het vervolg duidelijk, kunnen niet blijvend gedwarsboomd worden, en voordat Theodericus door leeftijd bezoedeld kon worden, gebeurde er nog iets dat de vader voorgoed overtuigde.Ga naar eindnoot9. Kort na het hiervoor vertelde, klom de jongen eens naar de zolder van het | |
[pagina 209]
| |
huis, viel en brak zijn arm, die nauwelijks genezen was. Geschrokken en lijkbleek kwam de vader aanlopen en nam het als dode kind in zijn armen. Onder luid geween beschuldigde hij zich dat hij zijn kind gedood had, dat hij een kind dat al voor zijn geboorte aan God gewijd was, Hem had willen ontnemen. De moeder voegde haar verwijten bij die zelfbeschuldiging. De vader gaf toe, maar zei: ‘Ik word wel terecht beschuldigd, omdat ik God wat Hem gewijd was, heb willen onttrekken, maar jij bent ook niet zonder schuld, mijn kind heb je, alsof het mij niets aanging, buiten mijn weten naar je eigen goeddunken aan God gewijd. Als het Gods wil is dat hij leeft, wordt hij monnik.’Ga naar eindnoot10. | |
Puer senexTheodericus genas uiteraard helemaal, mede dankzij de goede zorgen van zijn moeder, en werd aan een zus die al in het klooster verbleef, toevertrouwd. Deze zus, wier ascetische en andere deugden in een terzijde uitvoerig worden beschreven en geprezen, nam de opvoeding van haar broertje ter hand: leren lezen en schrijven en de psalmen leren. Dit vormde de gebruikelijke basis voor de latere ontwikkeling. Theodericus leerde snel, en was niet van zijn studie af te houden. Men moest hem tot rust dwingen, en wie hem wilde laten spelen of naar spelende kinderen wilde laten kijken, beschouwde hij als een last. Hij volgde zijn zus in alles wat ze deed: kerkbezoek, ascese, gebed.Ga naar eindnoot11. Deze ‘vroegrijpheid’ van de aanstaande heilige is kenmerkend. Ook die wordt in de vita van Theodericus uitvoeriger beschreven dan in andere, maar de topos is zo oud als heiligen zelf: van Antonius lezen we, dat hij al als kind vroom was. Bij hem impliceerde dit juist dat hij niet naar school ging en zich zo vrijwaarde voor alle besmettingen met wereldse zaken. Bij latere heiligen, toen ook het onderwijs in de letteren in zekere zin gekerstend was, hoefde dat niet: Benedictus werd in de letteren onderwezen, en velen na hem. De puer senex, de heilige die als kind al de gesteldheid van een oud iemand heeft, is meestal verstandelijk zeer begaafd, leert snel, en kan goed dingen onthouden. Zelden wordt in de hagiografie deze, wat wij zouden noemen ‘ouwelijkheid’, genuanceerd. Wellicht kan men in Theodericus' imitatie van zijn zuster een aspect van kinderlijke gesteldheid ontwaren: zo doen kinderen grote mensen na. Een direct-aannemelijk beeld van de kinderlijke voorstellingswereld vinden we in de vita van Anselmus van Canterbury. Ook Anselmus was al vroeg op het goddelijke gericht. Opgegroeid tussen de bergen, stelde hij zich voor dat de hemel rustte op de bergen, dat God daar hof hield, en dat je daar kon komen door de bergen. Eens zag hij in zijn slaap dat hij de top van de berg moest beklimmen, naar het hof van God, en toen hij daar aankwam vond hij God alleen met zijn helper; de rest van de huishouding was, zo nam hij aan, met de oogst bezig - het was immers herfst. Hij kreeg er brood. De volgende dag, toen hij zich deze droom herinnerde, dacht hij dat hij werkelijk in de hemel was geweest.Ga naar eindnoot12. Een dergelijke zeer voorstelbare jeugdherinnering, van Anselmus zelf, overgeleverd door zijn biograaf, is echter zeldzaam. Ook de biograaf van Theodericus moet direct of indirect geput hebben uit verhalen van de heilige zelf, maar alle reminiscenties aan kinderlijke voorstellingen ontbreken. | |
[pagina 210]
| |
ModelmonnikTheodericus ‘kon goed leren’. Maar dat niet alleen, zijn hele leefwijze, zijn mores, waren al onberispelijk. Na een tijdje liet zijn moeder - zijn vader was inmiddels overleden - hem verder opvoeden in Lobbes, en daar werd hij als tienjarige als oblaat in het klooster opgenomen.Ga naar eindnoot13. Deze vorm van kloosterintrede, vaak vergeleken met de geschiedenis van de jonge Samuel, was in de elfde eeuw nog volop gangbaar.Ga naar eindnoot14. Ook toen de oblatie van kleine kinderen plaats maakte voor intredes op latere leeftijd, bleef de hagiografische traditie zich nog bedienen van de vergelijking met Samuel, zoals in de vita van Bernard van Clairvaux. Hoewel Bernard een voorbeeld is van ‘bekering op latere leeftijd’, wordt in zijn vita de hagiografische traditie eer aangedaan: de moeder van Bernard, die al haar kinderen direct bij de geboorte aan de Heer wijdde, deed bij Bernard meer: ze volgde bij de geboorte het voorbeeld van Hanna, de moeder van Samuel, die beloofde dat haar zoon God voortdurend zou dienen in de tempel. Zo bood ze haar zoon als een welgevallig geschenk aan de Kerk van God aan,Ga naar eindnoot15. hoewel dit hier niet betekent dat ze hem als oblaat in een klooster bracht. De parallel met Samuel wordt in de vita van Bernard nog voortgezet: evenals Samuel krijgt Bernard als jongen een droom, terwijl hij wegdoezelt als de kerkdienst voor Kerst wat uitgesteld wordt, van de geboorte van Christus.Ga naar eindnoot16. Als andere heilige kinderen was hij blijkbaar wat op zichzelf en al vroeg gericht op goddelijke zaken. Hij zag de studie als een weg om tot kennis van God te komen. Ook over Bernard lezen we dat hij veel sneller leerde dan zijn leeftijdgenoten.Ga naar eindnoot17. Een keer, zo wordt verteld, had Bernard als kind vreselijke hoofdpijn. Er werd een vrouw bijgehaald die hem met tovermiddelen zou genezen, maar toen hij haar binnen zag komen, werd hij zo kwaad dat hij haar met zijn geschreeuw het vertrek uitjoeg.Ga naar eindnoot18. Niet alleen het goede verstand, maar de hele levenswijze is zo dus al in overeenstemming met de latere heiligheid. Bij Bernard neemt dit een zekere intransigentie aan, die hem later evenmin vreemd is. Ook Theodericus is in feite al een model-geestelijke. De abt heeft hem zeer lief, en ziet al de voortekenen van zijn heilige toekomst: hij liep nederig, het hoofd terneer gebogen, zijn schouders gebogen, de houding van zijn handen en voeten en armen mooi, zijn ogen neergeslagen en nederig kijkend, zelden zag men een lach om zijn mond, en helemaal was hij eenvoudig en gematigd, dikwijls zag men tranen op zijn wangen. De elegantie van zijn leefwijze en de wijsheid van zijn geest hielden in hun groei gelijke tred met zijn leeftijd. In het stellen van vragen was hij terughoudend, in het antwoord geven snel en zorgvuldig.Ga naar eindnoot19. De beschrijving van Theodericus laat zien, hoe deze heilige al jong het ideale opvoedingsresultaat bereikte. Zijn lichaamshouding, met gebogen hoofd, was precies zoals Benedictus in zijn regel de monnik beschrijft die de twaalfde en laatste graad van nederigheid heeft bereikt. Zijn elegantia morum en de vereniging daarvan met zijn bedrevenheid in de vrije kunsten waren in overeenstemming met het humanistische ideaal van de elfde eeuw.Ga naar eindnoot20. Hij was klaar om zelf leraar en, later, abt te worden. Zijn kindertijd was voorbij. |
|