Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdLimburgse kastelenJ.H.M.M. van Hall, W.H.M. Hupperetz, E.M. Kloek en L.H.M. Wessels (red.), Middeleeuwse kastelen in Limburg. Verschijningsvormen van het kasteel, zijn adellijke bewoners en hun personeel (Limburgs Museum; Venlo 1996) (Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Limburgs Museum, 4 april 1996-2 februari 1997). ISBN 90-73363-12-8. f 44,50.Sinds een tiental jaren staan kastelen meer dan ooit in de wetenschappelijke belangstelling. Hoewel de interesse voor kastelen bij het grote publiek altijd aanwezig was, kan dit van de universitaire wereld zeker niet gezegd worden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland en Engeland is de wetenschappelijke aandacht voor het kasteel in ons sterk verstedelijkte land nooit bijzonder groot geweest. Ook de instelling van een bijzondere leerstoel ‘Kastelenkunde’ in 1969 heeft daaraan niet veel kunnen veranderen. Het onderzoek naar kastelen werd traditioneel overgelaten aan de overwegend genealogisch georiënteerde, vaak adellijke amateurhistoricus. Dit is ongetwijfeld te wijten aan het feit dat in Ne- | |
[pagina 114]
| |
derland historici, kunsthistorici, archeologen en, sinds kort, de beoefenaren van de bouwhistorie in tegenstelling tot de ons omringende landen veel meer gericht waren op de stad en de stedelijke structuur, dan op het platteland, waar we de kastelen meestal moeten zoeken. In deze situatie lijkt sinds kort een kentering te bespeuren. Niet alleen is de genoemde leerstoel, na jaren vacant te zijn geweest, weer bezet, ook blijkt het kasteel als onderwerp van universitair onderzoek en onderwijs te zijn ontdekt. Op 4 april 1996 werd in het Limburgs Museum in Venlo een tentoonstelling geopend met de titel ‘Middeleeuwse kastelen in Limburg’. Deze tentoonstelling, die een semi-permanent karakter heeft en in het nieuwe concept van het nog te bouwen Limburgse museum zal worden opgenomen, is wetenschappelijk voorbereid door de werkgroep ‘Huishouding, verwantschap en feodaliteit rond Limburgse kastelen (1100-1600)’ van de Universiteit Utrecht. De resultaten van het onderzoek van de studenten werden gepresenteerd op een studiedag en in twee interessante bundels.Ga naar eindnoot1. De werkgroep leverde het materiaal voor de tentoonstelling, maar ook voor een deel van de artikelen van het begeleidende, hier besproken, handboek. In het boek staat een interdisciplinaire, maar vooral ook een integrale benadering van het kasteel centraal; een benadering die in 1992 de historicus-archeoloog Hans L. Janssen bij het aanvaarden van de bijzondere leerstoel kastelenkunde aan de Universiteit van Utrecht met kracht heeft bepleit. De titel ‘Middeleeuwse kastelen’ dekt niet volledig de lading: in de inleiding wordt al aangegeven dat de periode 1050-1600 in het boek wordt behandeld, waarbij de zestiende eeuw een zeker niet onbelangrijk deel inneemt. De hoofdstukken zijn verdeeld in vijf groepen, die ook in het tentoonstellingsconcept terugkomen. Het eerste onderdeel getiteld ‘Recente beeldvorming’ valt op het eerste gezicht enigszins buiten het thema. In het eerste hoofdstuk analyseert de antropoloog Venbrux op verrassende wijze de plaats van de kastelen in volksverhalen. Ook komt in dit deel de invloed van het middeleeuwse kasteel op de architectuur van de negentiende en twintigste eeuw aan de orde. Deze beide bijdragen gaan in op de vraag waardoor de belangstelling voor het kasteel is ontstaan. In het eerste hoofdstuk van het tweede onderdeel dat de wijdse titel ‘Het kastelenlandschap’ draagt, schenken Hupperetz en Janssen aandacht aan de bouwkundige ontwikkeling van het kasteel vanuit een archeologisch en historische perspectief. Aan de hand van de combinatie van wonen en verdediging wordt een typologische benadering toegepast. In het tweede hoofdstuk behandelt de historisch-geograaf Renes, die ten behoeve van de streekplannen intensief onderzoek naar het Limburgse landschap heeft gedaan, de plaats van het kasteel in het landschap. Bij de meeste kastelen was het vaak schipperen tussen strategische en economische belangen, in casu tussen de verdediging (bijvoorbeeld wateraanvoer voor grachten) en de eisen van het aan het kasteel verbonden vaak omvangrijke landbouwbedrijf. In de derde, helaas onvertaalde, bijdrage tracht de Duitse historicus Frankewitz aan de hand van in de schriftelijke middeleeuwse bronnen gebezigde terminologie, de begrippen ‘Burg’, ‘Haus’ en ‘Schloß’ te definiëren - begrippen die in ons land vaak tot verwarring leiden. Helaas beperkt zijn onderzoek zich tot het Nederrijngebied, waaronder het voormalige Gelderse Overkwartier, dat slechts het noordelijke deel van de hui- | |
[pagina 115]
| |
dige provincie Limburg beslaat. Bovendien zijn de Duitse begrippen niet zonder meer in het Nederlandse taalgebied toepasbaar. Het derde deel met het thema ‘Het kasteel en de samenleving’ gaat in op de bewoners van de kastelen, dat wil zeggen, niet alleen de adellijke (hoofd)bewoners maar ook het personeel. Esther Koch beschrijft aan de hand van een tweetal geslachten het huwelijksbeleid dat in belangrijke mate stoelde op het behoud van het familiebezit of ‘stamgoed’. Wim Hupperetz schreef een bijdrage over ‘Werk en personeel op kastelen in Limburg’. In het deel ‘De economie van het kasteel’ schreef de mediëvist Valentijn Paquay een bijdrage met een sterk verkennend karakter over het grootgrondbezit rondom de kastelen in Limburg. Het stuk over de voeding en voedselvoorziening op de kastelen is een echte interdisciplinaire bijdrage die gezamenlijk werd geschreven door een historica (Van Winter) en drie archeozoölogen (Lauwerier, De Jong en Zeiler). Zij onderzochten botmateriaal dat bij een vijftal kasteelopgravingen was verzameld. De resultaten werden vergeleken met een tweetal vijftiende-eeuwse keukenrekeningen, waardoor een verrassend beeld ontstond over de eetgewoonten van kasteelbewoners. Opmerkelijk is dat wild slechts zelden gegeten werd. We kunnen ons dan ook afvragen of het traditionele beeld van de adel die het belangrijkste deel van zijn tijd met jagen doorbracht, niet ernstig vertekend is. In het laatste deel ‘Kasteel en cultuur’ behandelen Hupperetz en de gezinshistorica Kloek de rituelen en gebruiken rond geboorte, huwelijk en dood in adellijke kringen. Hupperetz schreef een bijdrage over de indeling en inrichting van het kasteel. Hij maakt duidelijk dat de materiële cultuur sterk wisselde afhankelijk van de sociale positie van de kasteelbewoners. Tenslotte schreef De Kroon een bijdrage getiteld ‘Het kasteel als metafoor’ waarin aan de hand van topografisch beeldmateriaal, munten en zegels wordt betoogd dat het kasteel gold als een symbool van macht, gezag en autoriteit. De paragraaf over het kasteel als allegorie voor de liefde heeft vrij weinig met het Limburgse kasteel te maken. Samenvattend kan worden gezegd dat de meeste bijdragen veel verrassende en nieuwe aspecten over het leven op de Limburgse kastelen geven, hoewel er zeer regelmatig uitspraken worden gedaan op basis van soms zeer karig bronnenmateriaal, dat bovendien zelfs nog vaak uit de zestiende eeuw dateert. De bundel maakt duidelijk dat bij de bestudering van het kasteel een interdisciplinaire benadering altijd de voorkeur verdient. Ben Olde Meierink |
|