column
De macht van roddel (deel 2)
Wat schreef Hincmar toen hij zich in 870 tegenover Rome moest verdedigen omdat hij een priester had afgezet? Dat hij geen flauw idee had dat diezelfde priester naar Rome af zou reizen om zijn gelijk te halen bij paus Hadrianus II - maar dat komt pas aan het eind van zijn relaas. Dit begint met de volgende aanhef: ‘Voor het overige heeft Uwe vaderlijke autoriteit mij onlangs een brief gestuurd over een priester uit ons diocees genaamd Trising, en ons opgedragen om U een uitvoerige verantwoording (notitia) over zijn zaak te sturen. Ik vertel U het nu zoals het echt gebeurd is’. Oppassen geblazen, want Hincmar was heel wel in staat tot Hincmar-gate, zoals Janet Nelson het noemt. Maar goed, het verhaal over de priester Trising, nagel aan Hincmars doodskist, gaat ongeveer als volgt.
Een vrije vrouw, de zuster van een man genaamd Livulf, afkomstig uit de villa waar Trising tot priester was gewijd, trouwde met de broer van Trising. Deze familieband maakte dat Trising vaker bij zijn broer over de vloer begon te komen. En zoals die Livulf die in dezelfde villa woonde en de parochianen en buren van Trising allemaal beweerden, begon hij regelmatig met de dochter van zijn schoonzuster uit een eerder huwelijk naar bed te gaan. Op een dag gingen Trising en Livulf samen naar een naburig castellum, en bezatten ze zich tegen ons bisschoppelijk voorschrift in een herberg. Op de terugreis begonnen ze ruzie te maken, zoals dronkelappen nu eenmaal doen, en hun woordenwisseling ging zover dat Livulf de priester verwijten maakte over zijn relatie met zijn nichtje; daarop maakte Trising hem uit voor alles wat lelijk was. Livulf sloeg hem daarop twee keer met de stok die hij in zijn hand had. Toen besprong Trising de zoon van Livulf die een dolk in zijn gordel droeg, en trok de dolk eruit met de bedoeling Livulf te vermoorden. Livulf weerde echter de aanval af met zijn hand, wat hem twee vingerkootjes kostte. Hij viel van zijn paard en bezwijmde. Trising dacht dat hij dood was, stapte op Livulfs paard en reed naar huis.
Einde eerste bedrijf, maar we zijn er nog niet. Hincmar, die van alle kanten over deze gebeurtenis hoorde, riep Trising bij zich in aanwezigheid van clerici en priesters en ondervroeg hem over de ware toedracht. Wat betreft de vrouw waarover gepraat werd, ontkende Trising bij hoog en bij laag dat hij met haar had geslapen, maar hij bekende in het openbaar dat hij de bedoeling had gehad om Livulf te doden. ‘Volgens het woord van Johannes de apostel’ werd hij voor manslag veroordeeld, maar in navolging van Augustinus liet Hincmar aan God over wat verborgen blijft. Met andere woorden, wat Trising niet bekende, onttrok zich aan de bisschoppelijke competentie. Alleen wat openbaar werd, kon veroordeeld worden. Hincmar zette de priester uit zijn ambt in afwachting van een provinciaal concilie dat deze beslissing moest bevestigen. Het ene na het andere concilie ging voorbij zonder dat Trising zich vertoonde. Hij was verdwenen. Dit duurde anderhalf jaar en Trisings parochianen begonnen te klagen over hun afwezige priester. Hincmar schreef: ‘Dat hij naar Rome was gegaan wist ik niet, todat hij uit Rome terugkwam en mij Uwe heiligheids brief overhandigde, drie maanden nadat daar (in zijn dorp) een nieuwe priester was gewijd’.
Kennelijk was Trising triomfantelijk uit Rome teruggekomen, zwaaiend met