Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
artikelen• Jan W. Klinckaert
| |
Een kanunnik verwondIn het Centraal Museum in Utrecht wordt een interessante zeszijdige, kalkstenen console bewaard met de voorstelling van twee wapendragende engelfiguren (afb. 1).Ga naar eindnoot2. De engelfiguren, blootsvoets en gekleed in een vederpak, hebben elk twee paar vleugels en kunnen in die hoedanigheid als cherubijnen worden herkend. Het wapen, dat ze met beide handen vasthouden, is gevierendeeld en draagt in de kwartieren drie vedels, een omgekeerde punt, een balk en een achtpuntige ster. Onderaan de console worden wolken met enkele golvende lijnen aangegeven. Ze zijn gegroepeerd rond het zeszijdige aanhechtingspunt van een decoratief element of een zuiltje. De console werd in 1838 door het museum verworven.Ga naar eindnoot3. Ze is afkomstig uit de middeleeuwse kapittelkerk van Sint Marie in Utrecht, waar ze tot voor de gedeeltelijke sloop van de kerk in 1813-1816 boven een pijler van het schip was aangebracht (afb. 2). De bekende zeventiende-eeuwse advocaat en historicus Arnold van Buchell maakte in zijn Monumenta passim in templis... een gekleurde tekening van het wa- | |
[pagina 84]
| |
1. Adriaen van Wesel (atelier), Console met wapendragende cherubijnen, ca. 1475-1477 (foto: Centraal Museum Utrecht).
pen op de console, zoals hij die omstreeks 1600 nog in situ in de Mariakerk aantrof (afb. 3).Ga naar eindnoot4. Van Buchell vermeldt bovendien dat de console vergezeld ging van een inscriptie, die het overlijden herdacht van Petrus Ramp († 1488), kanunnik van het kapittel van Sint Marie. De grafsteen van de kanunnik, versierd met hetzelfde wapen, bevond zich in de vloer aan de voet van de zuil, waarop de console was aangebracht. Volgens de protocollen van het kapittel van Sint Marie overleed kanunnik Petrus Ramp in de nacht van 24 september 1488 en werd hij in de Mariakerk begraven ‘subtus imaginem Sancti Jacobi’.Ga naar eindnoot5. De console met de wapendragende cherubijnen droeg dus oorspronkelijk dit pijlerbeeld van Sint Jacob, dat blijkbaar reeds bestond ten tijde van de dood van Petrus Ramp. De protocollen van het kapittel van Sint Marie onthullen echter nog meer bijzonderheden over dit beeld en de bijhorende console. De totstandkoming van het beeld houdt namelijk verband met een vonnis, dat door het kapittel van Sint Marie, in vergadering met vertegenwoordigers van de stad Utrecht, op 24 april 1475 werd uitgesproken in een proces tussen Petrus Ramp en de Utrechtse burger Johannes Thiderici (bijlage 1). Het proces was een gevolg van een gevecht, waarin Johannes Thiderici Petrus Ramp ernstig had verwond. Het kapittel veroordeelde Johannes Thiderici tot het vragen van vergiffenis aan Petrus Ramp en | |
[pagina 85]
| |
2. C. van Hardenbergh, Interieur van de Mariakerk in Utrecht, ca. 1790 (foto: Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Topografische Atlas, cat. nr. Id 4.34).
tot het hem terugbetalen van de gemaakte medische kosten. Daarenboven diende hij binnen de twee jaar een stenen beeld te laten aanbrengen op een plaats in de kerk, die door het kapittel zou worden aangeduid. Het beeld, dat door Petrus Ramp met name zou worden genoemd, moest gelijk zijn aan een aantal beelden die zich in het koor van de kerk bevonden. In het derde jaar moest Johannes Thiderici het beeld laten polychromeren naar het voorbeeld van het beeld van Sint Ursula in het koor van de Mariakerk, dat eertijds in opdracht van kanunnik Johannes van Mekeren was gepolychromeerd. Het beeld moest tenslotte worden voorzien van het wapen van het slachtoffer. Het lijdt geen twijfel dat het beeld dat tussen 1475 en 1477 voor Petrus Ramp werd vervaardigd, het beeld van Sint Jacob is, aan wiens voeten Ramp in 1488 begraven werd. De bewaarde console, die dit (verloren) beeld van Sint Jacob droeg, kan als tastbaar relict van die bijzondere opdracht aan het adres van Johannes Thiderici, met grote zekerheid tussen 1475 en 1477 worden gedateerd. De maker ervan blijft vooralsnog anoniem, maar moet op stilistische gronden worden gezocht in de nabije omgeving van Adriaen van Wesel (ca. 1417 - ca. 1490) of zijn atelier.Ga naar eindnoot6. | |
Een geval van godslasterIn 1507 werd voor de schepenen, raad en oudermannen van de stad Utrecht een soortgelijk proces gevoerd (bijlage 2). De burger Jan Peterss. werd ervan beschuldigd ‘lelike woerde van blasphemie’ gesproken te hebben ten aan- | |
[pagina 86]
| |
3. Wapen van Petrus Ramp, kanunnik van het kapittel van Sint Marie in Utrecht, uit: A. van Buchell, Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae Urbis atque agri inventa, [Utrecht ca. 1600], f. 64 (foto: Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, neg. nr. C 19.698).
zien van een geschilderde voorstelling van Christus Salvator. Schepenen, raad en oudermannen veroordeelden de man tot het ‘bidden om vergifnisse’ voor de raad en tot het doen van bedevaarten naar Amersfoort en Rhenen. Zij legden hem tevens op ‘een stenen beelt van Sunte Salvatoer’ te laten maken naar het voorbeeld van een zelfde beeld in de Buurkerk en het in de Sint Nicolaaskerk in Utrecht te laten plaatsen tegen een pijler, die door de kerkmeesters zou worden aangewezen. Voor dit beeld zou Jan Peterss. vervolgens een jaar lang op alle getijden van de dag een wassen kaars moeten laten branden. | |
[pagina 87]
| |
In het daaropvolgende jaar meldden de kerkmeesters van de Sint Nicolaaskerk inderdaad dat zij achttien rijnse guldens hadden ontvangen van meester Peter ‘surgijn’, vader van de veroordeelde.Ga naar eindnoot7. De raad had ermee ingestemd dat meester Peter, handelend in naam van zijn zoon, de som geld alvast vooruitbetaalde om de kerkmeesters toe te laten de stenen Salvator naderhand te laten vervaardigen. Op dat moment was het immers niet mogelijk de opgelegde opdracht te laten uitvoeren, aangezien er door de ‘gelresche orloch’ geen steen kon worden aangeleverd. Er werd overeengekomen dat zodra het materiaal kon worden geleverd de kerkmeesters het beeld zouden laten vervaardigen. Bij eventuele meerkosten zou meester Peter het verschil moeten bijpassen. De opdracht werd uiteindelijk op 20 maart 1510 door de raad uitbesteed aan Cornelis Lambertssoen.Ga naar eindnoot8. Van het Salvatorbeeld uit de Nicolaaskerk rest niets dan schriftelijke sporen.
De console met het beeld van Sint Jacob en het Salvatorbeeld illustreren treffend een tot hiertoe weinig belicht aspect van het middeleeuwse kunstmecenaat. Er zijn uit andere bronnen weliswaar nog meer gevallen bekend, waarin producten van kunst en kunstnijverheid tot stand zijn gekomen na tussenkomst van rechtsbevoegde organen,Ga naar eindnoot9. maar het fenomeen is, zeker met betrekking tot de beeldhouwkunst, eerder uitzonderlijk te noemen. | |
Bijlage 1
Anno lxxv indictione octava
Ramp et Jo Thiderici
Die lime xxiiii-a aprilis magister helyas de noerde et dominus henricus mynnenprijs per capitulum nostrum gherardus wten leen et johannes de comt per civitatem traiectensis deputati ut dixerunt ad concordandum inter magistrum p. ramp ex una et johannem thiderici laycum ex alia partibus unia voce dicti magistri helye interrogarunt dictum johannem thiderici an vellet obedire dictamini eorum et de ademptendo cantionem dare fidevissoriam / postquem ammisset idem magister helyas in hunc vel similem modum de consensu dictorum suorum collegarum ibidem astantium pronunciavit / primo que dictus johannes de excesse per eum contra dictum p. ramp eundem enormiter vulnerando perpetrato veniam petet ab eodem / ac a capitulo ecclesie nostre / necnon ab universali ecclesia traiectensis dum nostro capitaliter fuit congregata / Item que infra annum propine futuris dabit et assignabit realiter et de facto dicto magistro petro ramp pro expensis in apotheca et alibi in curatione dicti vulneris factis / sex flor. postulatis / Item que infra annum post dictum primum annum inviente (?) sequente statui et poni faciet in dicta ecclesia beate marie in loco sibi designando unam ymaginem lapideam instar ceterarum ymaginum in choro ecclesie eiusdem positarum quam dictus Ramp nominaverit / Et insuper que infra alium annum extunc proxime sequente huiusmodi ymaginem depingi et ornari faciet et procurabit prout magister johannes de mekeren ymaginem sancte ursule in dicto choro depingi fecit et ornari / vel melius sive non velius / ad armis et insignibus eiusdem ramp / Ita que infra tres proxime futuros annos singula promissa realiter et de facto supersenbitur (?) sint impletu / Que postquam dictus johannes se promiserat ita facturis duos dedit fidevissores ibidem presentes videlicet pontianum johannis et gerardum johannis laycos traiectenses qui sub pena xxv scudatum autem pro una reverendissimo do- | |
[pagina 88]
| |
mino nostra traiectense et alia medietatibus facere prefate ecclesie nostre applicandorum pro dicto johanne thiderici fidevisserunt et ut adimplementer omnia predicta promiserunt / Ac ipse johannes eos relevare promisit sub eadem pena indempnis / Actum in domo dicti mynnenprijs presentibus domino johanne de oudencoep et dictis deputatis (Rijksarchief Utrecht, Archief van het Kapittel van Sint Marie, inv. nr. 40-6, f. 31) | |
Bijlage 2Want Jan Peterss. lelike woerde van blasphemien gesproken heeft op een beelt daer Onse Heer Salvatoer in gemaelt stont, soe sleten scepenen, rade ende oudermannen dat hij voer den rade comen zel bidden om vergifnisse ende zel bedevaert gaen, wollen ende bervoets t'Amersfoert ende te Renen / Ende zel een stenen beelt van Sunte Salvatoer soe groot ende soe goet als in der Buerkercken staet laten maken ende doen setten in Sunte Claes kerck aen een piler daer die kerckmeysters ordineren zellen daer hij een wassen kers voer houden zel een jaer lanck bernende onder allen getijden die men daer singen zel ende zel behoirlyck oervede doen in brieven (Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Stadsarchief I, Raads Dagelijks Boek, inv. nr. 13, 1507, f. 68v-69r) |
|