| |
| |
| |
interview
• Jeroen Westerman
Op het spoor van de Middeleeuwen
In gesprek met Gabriel Bianciotto
Er is nauwelijks een betere plaats te bedenken voor een Instituut voor Middeleeuwse Beschaving. Poitiers is de stad van Hilarius en Venantius Fortunatus; en van Sint Maarten, die ten zuiden van de stad het klooster van Ligugé stichtte. Tot hier kwamen de Arabieren: Karel Martel bracht hun opmars tot staan ten noorden van de stad, bij het dorpje Moussais-la-Bataille, zo weet de overlevering. Poitiers is ook de stad van Eleonora van Aquitanië en de Zwarte Prins, van hertog Jan van Berry, koning Karel VII en van de wereldse geestelijke Rabelais.
| |
Poitiers, stad van de Middeleeuwen
De oude stad van Poitiers ligt - ingeklemd tussen twee diep uitgesleten rivierdalen - op het kalksteenplateau dat een groot deel van de omliggende Poitou bedekt. In het oude centrum, aan de rand van het plateau, ligt de Faculté des Sciences Humaines, gevestigd in het eerbiedwaardige Hôtel Fumée, een aristocratisch stadspaleisje uit de vroege zestiende eeuw. Het is er een drukte van belang. Studenten staan in groepjes geanimeerd te praten.
Iets verderop geeft een grote poort toegang tot de rustige binnenplaats voor het Hôtel Berthelot, een ander zestiende-eeuws hôtel particulier dat tot dezelfde faculteit behoort. Hier bevindt zich het Centre d'Etudes Supérieures de la Civilisation Médiévale (CESCM), kortweg vertaald het Instituut voor Middeleeuwse Beschaving, een van de paradepaardjes van de Universiteit van Poitiers.
| |
‘Professeur, recteur, directeur’
Het was niet eenvoudig een afspraak te krijgen met Monsieur le directeur. Een volle agenda met reizen naar Oostenrijk, Zwitserland en Princeton maken van Gabriel Bianciotto een druk bezet man. Daarnaast is hij ook nog voorzitter van de Société Internationale Renardienne en actief betrokken bij de Société Rencesvals, die zich bezighoudt met het Romaanse epos. Maar als het moment van de afspraak daar is, praat hij in alle rust, maar vol enthousiasme over ‘zijn’ instituut en zijn eigen wetenschappelijke activiteiten.
Sinds vier jaar is hij directeur van het CESCM. Daarvóór had hij een wervelende carrière in het Franse onderwijs: vanaf 1970 docent en later hoogleraar in
| |
| |
1. Gabriel Bianciotto. Foto: Jean-Pierre Brouard.
Rouaan. In 1984 kwam hij naar Poitiers: ‘Ik werd benoemd tot rector, à la française wel te verstaan, dus niet als hoofd van een universiteit, maar als verantwoordelijke voor het onderwijs op alle niveaus in de onderwijsregio ( académie) van Poitiers. Ondertussen werd mijn hoogleraarsplaats overgeplaatst naar Poitiers.’ Na een korte periode als rector in Orléans werd hij in 1993 directeur van het CESCM.
Hoewel geboren en opgegroeid in het Franse Grenoble, verraadt zijn achternaam de Italiaanse oorsprong van zijn familie: ‘Mijn familie is afkomstig uit dezelfde streek als professor Roberto Crespo uit Leiden.’ Toch was dat niet direct de reden, waarom hij voor een Italiaans getint onderwerp koos. ‘Het was vrij laat dat ik Italiaans leerde. Ik was ongeveer twintig, maar wel zeer geïnteresseerd in de literatuur van de Italiaanse Renaissance, en met name in Petrarca en Boccaccio.’
‘Mijn dissertatie behandelde de Frans-Italiaanse betrekkingen en het eerste Italianisme in Frankrijk rond het hof van René d'Anjou in de vijftiende eeuw. Het ging met name om de eerste vertalingen van Italiaanse literaire werken in het Frans. De eerste vertaling in het Frans van een buitenlandse roman in de volkstaal is Philòstrato van Bocaccio. Dat is de Roman de Troyle, dezelfde als de geschiedenis van Troilus and Criseyde van Chaucer, die ook op Bocaccio teruggaat.’
Zijn passie voor de Middeleeuwen was al eerder gewekt: ‘Toen ik in Grenoble op de middelbare school zat, won ik in de derde klas een boek als prijs. Dat was het chanson de Roland in de uitgave van Joseph Bédier. Toen ik vervolgens Frans studeerde aan de Sorbonne, besloot ik af te studeren op een middeleeuws onderwerp: de liedteksten van Thibaut de Champagne. Mijn promotor, Robert-Léon Wagner, zorgde er voor dat ik daarna een betrekking kreeg als docent aan de Sorbonne.’
| |
Een gedecentraliseerd onderzoeks- en onderwijscentrum
‘Het CESCM is in 1953 vanuit Parijs gesticht op initiatief van Gaston Berger, de vader van danser en choreograaf Maurice Béjart [die eigenlijk Mau- | |
| |
rice Jean Berger heette - JW]. Hij besloot tot de oprichting van wetenschappelijke instituten in de provincie om onderzoek van hoog niveau te decentraliseren. Het CESCM is vanaf het begin een interdisciplinair instituut geweest met een belangrijke onderwijs- en documentatiefunctie.’
De keuze voor Poitiers was niet helemaal toevallig: ‘Poitiers bevindt zich in zekere zin in het hart van een soort Romaanse wereld, als je dat zo kunt zeggen. De regio Poitou-Charentes behoort tot de rijkste gebieden als het om Romaanse kunst gaat. Maar men zou zich ook kunnen voorstellen dat het zuiden van Frankrijk gekozen was, bijvoorbeeld Perpignan met de abdij van Saint-Michelde-Cuxa, of Bourgondië. Gaston Berger heeft gekozen voor Poitiers, mogelijk vanwege de ouderdom van de universiteit en de hier aanwezige traditie van mediëvistisch onderzoek.’
In het CESCM zijn verschillende onderzoeksgroepen en documentatiecentra ondergebracht. Het bijgebouwtje van het Hôtel Berthelot biedt onderdak aan twee landelijke onderzoeksprojecten die hier gedetacheerd zijn. Op de begane grond bevindt zich het onderzoeksproject ‘Romaanse wandschilderingen van de Westerse Middeleeuwen’, dat enkele jaren geleden ambitieus van start ging. Langzaamaan komt men hier de zware tegenslag die dit project in 1994 te verduren had te boven: de leider van het team, John Ottawa, kwam op de terugweg van een onderzoeksreis bij een verkeersongeluk om het leven.
Op de eerste etage zetelt het Corpus des Inscriptions de la France Médiéevale. ‘Het “Corpus van Franse, middeleeuwse inscripties” is het belangrijkste onderzoeksproject hier. Het project begon in 1969 en werd al heel snel, na drie jaar, geautomatiseerd. Het Corpus omvat een systematische opname van alle middeleeuwse inscripties in Frankrijk: iedere tekst op een bouwwerk, beeldhouwwerk, wandschildering of voorwerp van kunstnijverheid wordt gedocumenteerd. Van iedere inscriptie wordt een beschrijving, een transcriptie met vertaling, interpretatie
2. Het Hôtel Berthelot. Foto: Jean-Pierre Brouard.
| |
| |
3. De poort van het CESCM. Foto: Jeroen Westerman.
en een mogelijke datering gegeven. Hier op het centrum zijn databestanden met indices op naam, schriftsoort en iconografie. Bovendien worden alle inscripties van vóór 1300 opgenomen in een serie publicaties. Inmiddels zijn negentien delen verschenen die ongeveer twee-derde van Frankrijk beslaan.’
Daarnaast zijn er de meer gangbare documentatiecentra zoals de fototheek en de bibliotheek. ‘In de fototheek bevinden zich circa 120.000 afbeeldingen van middeleeuwse kunst, voornamelijk uit de negende tot en met twaalfde eeuw. Daarbij komen dan nog de bestanden van het Corpus van romaanse wandschilderingen en het Corpus van middeleeuwse inscripties.’ Zoals in zoveel wetenschappelijke instituten moet ook in het CESCM zakelijker worden gedacht. ‘Op dit moment zijn we bezig om de fototheek breder toegankelijk te maken om met name ook foto's te kunnen leveren aan uitgevers die op zoek zijn naar kwalitatief zeer goed fotomateriaal.’
De bibliotheek van het CESCM is niet bijzonder groot, maar in combinatie met enkele andere bibliotheken in de agglomeratie Poitiers is een niet onaanzienlijke collectie publicaties beschikbaar voor de onderzoeker: ‘Wij hebben een bibliotheek van ongeveer 40.000 banden, tienduizenden overdrukken, 700 wetenschappelijke tijdschriften, waarvan 400 lopende. Onze bibliotheek is als eerste aangesloten als geassocieerd documentatiecentrum bij de Bibliothèque Nationale de France. Dat levert erkenning en geld op. De bibliotheek is vooral ook waardevol in samenhang met de andere bibliotheken in Poitiers: de Universiteitsbibliotheek, de belangrijke Gemeentebibliotheek en de bibliotheek van de abdij van Ligugé.’
| |
‘La Session d'été’
Het CESCM heeft een dubbele rol: onderzoek verrichten en onderwijs geven. Beide komen samen in de twee belangrijkste activiteiten van het CESCM: de eenjarige cursus voor beginnende promovendi en de Session d'été.
Het is vooral de Session d'été, een soort summer course, die in het buitenland bekend is. Gedurende drie weken volgen de deelnemers een programma van colleges en excursies, veelal gegeven door gerenommeerde mediëvisten uit de hele wereld. Bianciotto is duidelijk trots op dit vlaggeschip van het CESCM. ‘De
| |
| |
session d'été is vanaf het begin de spil in de ontwikkeling en de bekendheid van het CESCM geweest. Sinds de eerste keer in 1954, hebben wij ieder jaar tussen de 30 en 35 jonge onderzoekers uit tien tot vijftien verschillende landen ontvangen. Het is nauwelijks mogelijk om ergens ter wereld naar een universiteit te gaan zonder oud-cursisten van het CESCM tegen te komen.’
Hij is zich bewust van het rendement van deze investering: ‘Veel voormalige cursisten zijn nu vooraanstaande wetenschappers in hun eigen land. Tijdens de session d'été hebben zij vaak hechte banden gesmeed met andere deelnemers, maar ook met het CESCM. Zij sturen nu hùn studenten naar Poitiers, voor enkele weken of een heel jaar. Hun instituten en bibliotheken abonneren zich op de Cahiers de Civilisation Médiévale en sturen ons artikelen en boekbesprekingen.’
| |
Het Diplôme d'Etudes Approfondies
Naast de Session d'été verzorgt het CESCM mediëvistisch onderwijs voor gevorderde doctoraalstudenten in de betrokken disciplines en een cursus voor toekomstige promovendi. Het Franse hoger onderwijs is veel gelaagder opgebouwd dan het Nederlandse: bijna ieder jaar behaal je een diploma: de maîtrise is vergelijkbaar met de Nederlandse doctoraalbul of de Engelse master's degree. Om vervolgens te kunnen promoveren moet de student een voorbereidend jaar studeren om een Diplôme d'Etudes Approfondies te behalen. Pas dan kan men beginnen aan het promotie-onderzoek. Het CESCM biedt voor mediëvisten een interdisciplinaire eenjarige cursus aan, waarin de jonge onderzoeker verplicht is om in verschillende disciplines onderwijs te volgen en een scriptie te schrijven waarvan het thema bij voorkeur in direct verband staat met het aanstaande promotie-onderzoek.
Bianciotto heeft niet de pretentie dat het onderwijs op zich interdisciplinair is: ‘Het is vreselijk moeilijk om interdisciplinair onderwijs te geven. Natuurlijk, tijdens een college kunstgeschiedenis is het mogelijk om ook over de historische context te spreken, of over de liturgie. Maar dat betekent nog niet dat het onderwijs interdisciplinair is. Hetzelfde geldt voor het spreken over literatuur en kunst in het kader van een geschiedeniswerkgroep. Is het omdat de docenten uit verschillende disciplines zij aan zij werken, dat zij interdisciplinair werken? Ik geloof het niet. Ik geloof dat het van belang is om aan jonge onderzoekers die verder willen in de wetenschap via het onderwijs in verschillende disciplines een dwarsdoorsnede van de problemen van de verschillende vakgebieden en van hun methoden aan te bieden. Het is misschien aan de generaties die hier hun opleiding hebben gevolgd om aan echte interdisciplinariteit vorm te geven. Men kan een werkcollege houden over beeld en literatuur, over de relatie tussen boekverluchtingen en wandschilderkunst, of architectuur. Het zal niet automatisch interdisciplinair zijn. Ik geloof dat interdisciplinariteit, in de zin van een constante wederzijdse kruisbestuiving, bij de huidige stand van zaken onhaalbaar is. Het beste wat wij kunnen doen, is aan jonge onderzoekers dat te bieden, wat, toen wij nog jong waren, ontbrak: methodologisch onderwijs in de problemen van de verschillende disciplines en ontmoetingen met collega's in andere disciplines.’
| |
| |
4. De annunciatie. Twaalfde eeuw. Façade van Notre-Dame-la-Grande (na de restauratie van 1992-1995). Foto: Jeroen Westerman.
| |
Regionalisme naast internationalisering
Het CESCM opereert zowel op internationaal als op regionaal gebied. ‘Wij hebben veel universitaire uitwisselingen. Van de studenten die hier de cursus voor het Diplôme d'Etudes Approfondies volgen, komt circa een kwart uit het buitenland. Bij de summer course geldt dat voor de grote meerderheid van de deelnemers. Op dit moment zijn we een intensieve samenwerking gestart met enkele Noord-Amerikaanse universiteiten, waaronder Princeton. Zelf heb ik zeer goede contacten met enkele Japanse collegae, vaak oud-studenten van het CESCM.’ Behalve in het kader van algemene internationale samenwerking en enkele individuele contacten, bestaat er (nog?) geen specifieke samenwerking met de Nederlandse mediëvisten van de Onderzoekschool.
Het CESCM manifesteert zich echter ook nadrukkelijk op regionaal gebied. Dat geldt met name voor de onderzoeksprojecten over Romaanse architectuur en sculptuur in de Poitou en de Limousin en een project van de uitgave van charters uit de Poitou van voor het jaar 1000. ‘Sommige van mijn collega's zijn “regionalisten”, streekhistorici. Zij hebben veel gepubliceerd over de regionale geschiedenis en monumenten. Dat is bijvoorbeeld het geval met Robert Favreau [de voorganger van Bianciotto, die vele publicaties over de geschiedenis van Poitiers en de Poitou op zijn naam heeft staan - JW] en Marie-Thérèse Camus [die gespecialiseerd is in de Romaanse architectuur en sculptuur van de Poitou - JW] dragen veel bij aan de lokale en regionale oudheidkundige kringen. Bovendien bestaan er nu uiterst goede vooruitzichten via de samenwerking met de Bibliothèque Nationale de France, die gestalte krijgt in de oprichting van het Maison du Moyen Age gevestigd in de Gemeentebibliotheek in Poitiers, die het kader van een documentatiecentrum zal overstijgen en een dynamiek centrum over de Middeleeuwen moet worden.’
| |
| |
| |
‘De wereld van het Romaans’
Het CESCM heeft verschillende nieuwe plannen voor de toekomst. Bianciotto is zich bewust dat traditie alleen nooit genoeg is: ‘De traditie geeft aan het CESCM niet het eeuwige bestaansrecht. Wij moeten nieuwe ideeën ontwikkelen en er voor vechten. Alleen op die manier kunnen we de toekomst van het CESCM garanderen.’ Traditie en vernieuwing gaan ook in Poitiers hand in hand. Hier stopt de trein die je in anderhalf uur à grande vitesse naar Parijs (330 km) brengt; zes kilometer noordelijk ligt Futuroscope, een groots pretpark van de toekomst, dat bij veel Fransen bekender is dan Poitiers zelf.
En wat Bianciotto bedoelde met ‘een soort Romaanse wereld’ wordt onmiddellijk duidelijk als je het CESCM verlaat. Welke weg je ook neemt, je komt onvermijdelijk bij de hier alom aanwezige stenen getuigen van de Middeleeuwen: de kerk van het oude grafelijke klooster van Montierneuf, de imposante zaal van het hertogelijk paleis die nu dienst doet als Salle des Pas Perdus van het Paleis van Justitie, of de laserstralend witte voorgevel van Notre-Dame-la-Grande, waar zowaar in een paar hoeken weer middeleeuwse kleuren te bekennen zijn. Er valt veel voor te zeggen om hier regionalist te zijn.
Deze bijdrage kwam tot stand op basis van een jaar studie in Poitiers en een telefonisch interview met Gabriel Bianciotto op 8 april 1997.
Enkele publicaties van Gabriel Bianciotto:
Les poèmes de Tristan et Iseut (Paris 1968). |
(red.) Epopée animale, Fable et Fabliau - Actes du IVe colloque de la Société Internationale Renardienne (Rouen 1984). |
Le Roman de Troyle (Rouen 1994) (in 1996 onderscheiden met de ‘Prix De La Grange de l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres’). |
‘Renart et son cheval’, in: Etudes de langue et de littérature du Moyen Age offertes à Félix Lecoy (Paris 1973) 27-42. |
‘Langue conditionnée de traduction et modèles stylistiques au XVe siècle’, in: Sémantique lexicale et sémantique grammaticale en moyen français (Brussel 1978). |
Centre d'Etudes Supérieures de Civilisation Médiévale
Université de Poitiers
24, rue de la Chaîne - BP 603
86022 POITIERS CEDEX
tel. 00-33.5.49.45.45.45
fax. 00-33.5.49.45.45.73
Internet: http://www2.univ-poitiers.fr/schumaines/cescm.htm
|
|