Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
artikel• Remco Sleiderink
| |
Een dodelijke voorspellingHet overlijden van kroonprins Lodewijk in de zomer van 1276 veroorzaakte grote opschudding aan het Franse hof van koning Filips III de Stoute. Er werd een onderzoek ingesteld, maar dat verliep anders dan men zich had voorgesteld. Dat blijkt uit de verklaring die Simon de Brion, de pauselijke legaat aan het Franse hof, anderhalf jaar later over het gevoerde onderzoek aflegde. Deze verklaring biedt, samen met enkele andere archiefstukken, een ontluisterend beeld van de intriges die in deze jaren het Parijse hofleven domineerden. Tot een bevredigende verklaring voor de plotselinge dood van de kroonprins kwam het tot op heden echter niet.Ga naar eindnoot1. Dat de koningszoon geen natuurlijke dood was gestorven, was overduidelijk. De dood van de jongen was maanden tevoren voorspeld door Vicedominus van Pisa, kanunnik te Laon. De geestelijke had aan het hof verkondigd dat God binnen een half jaar één van de kinderen van koning Filips zou wegnemen als de koning niet zou afzien van zijn tegennatuurlijke zonden. En de onheilsprofeet kreeg gelijk: de kroonprins overleed inderdaad binnen zes maanden. Bij de koning rees evenwel het vermoeden dat zijn zoon was vergiftigd, juist om de voorspelling te laten uitkomen. Samen met de pauselijke legaat besloot hij de zaak nader te laten onderzoeken. De kanunnik uit Laon had zich bij zijn onheilsvoorspelling steeds beroepen op de visioenen van twee saintes femmes uit het bisdom Luik: ‘de ene heet Aleide | |
[pagina 43]
| |
1. Hertog Jan van Brabant zou zijn zus Maria te hulp zijn geschoten, nadat zij was opgesloten op verdenking van de moord op haar stiefzoon. Afbeelding in een vijftiende-eeuws handschrift van de Brabantsche yeesten (Brussel KB Albert I, IV 684, f. 84r).
en is melaats en de andere heet Elisabeth van Spalbeek’.Ga naar eindnoot2. De aanstaande bisschop van Bayeux, Pierre de Benais, werd eropuit gestuurd om de vrouwen over hun uitlatingen aan de tand te voelen. Verrassend genoeg keerde hij van zijn missie terug met oorkondes waarin Aleide en Elisabeth zwoeren dat ze de koning nooit hadden beschuldigd van tegennatuurlijke zonden en dat ze ook nooit hadden gesproken over de dood van de kroonprins. Wie sprak nu de waarheid? Had de kanunnik de voorspelling op eigen initiatief gedaan of was hem die toch door Aleide en Elisabeth ingefluisterd? Er werd besloten tot een confrontatie tussen de kanunnik uit Laon en de beide vrouwen. Wederom was het Pierre de Benais die met het onderzoek werd belast, ditmaal vergezeld door de abt van Saint-Denis. Over de uitkomst van deze tweede onderzoeksmissie is vrijwel niets bekend, maar we moeten aannemen dat deze negatief verliep voor de kanunnik. Jaren later verkeerde hij nog altijd in Franse gevangenschap.Ga naar eindnoot3. Ondertussen had Pierre de Benais aan de pauselijke legaat laten weten dat Elisabeth hem bij zijn eerste bezoek meer had verteld dan in de oorkondes werd opgetekend. In vertrouwen zou zij hebben gezegd dat de kroonprins was vergiftigd door personen uit de naaste omgeving van koningin Maria van Brabant, de tweede vrouw van koning Filips. Ze had namen genoemd, maar wilde niet dat die openbaar werden gemaakt. Overigens meende Pierre de Benais dat deze | |
[pagina 44]
| |
beschuldiging aansloot bij een gerucht dat volgens hem al langer de ronde deed: de koningin, zelf net bevallen van een kind, zou zich hebben voorgenomen alle kinderen uit het eerste huwelijk van de koning te laten vermoorden, opdat uiteindelijk haar eigen kroost de troon zou kunnen bestijgen. De bevolking van Parijs zou zo overtuigd zijn van haar schuld, dat de koningin niet zonder gewapend escorte de straat op durfde, uit vrees voor represailles. Het was de kamerheer Pierre de la Broce die de koning inlichtte over de verdenking die was gerezen jegens koningin Maria van Brabant. Dat blijkt uit een brief die de vorstin later aan de paus richtte: Hij waagde het de koning te overreden dat mijn Brabantse hofdames en ikzelf de vergiftiging van Lodewijk, de oudste zoon van de koning uit diens eerste huwelijk, zouden hebben voorbereid en uitgevoerd.Ga naar eindnoot4. Dat niemand minder dan Elisabeth van Spalbeek de koningin had beschuldigd, maakte de zaak wel heel ernstig. Elisabeth stond bij haar tijdgenoten immers bekend als een begenadigd zieneres. | |
De reputatie van ElisabethAl tijdens haar leven werd Elisabeth van Spalbeek omgeven door een geur van heiligheid en haar roem was wijd verspreid. Tien jaar voordat ze betrokken raakte bij deze affaire, had ze bezoek gekregen van de cisterciënzer abt Filips van Clairvaux. Terwijl deze het klooster Herkenrode visiteerde, hoorde hij van Willem van Rijckel, de abt van Sint-Truiden, over de mystieke begaafdheid van een zekere Elisabeth in het nabijgelegen Spalbeek. Abt Filips ging kijken en raakte diep onder de indruk, zo blijkt uit zijn reisverslag: Het meisje vertoonde onmiskenbaar de stigmata van onze heer Jezus Christus. Zonder de minste schijn van nabootsing of bedrog zijn in haar handen, in haar voeten en in haar zijde overduidelijk verse wonden te zien waaruit dikwijls bloed stroomt, vooral op vrijdag. De wonden in haar handen en voeten zijn rond, in haar zijde langwerpig. Het een wijst op de wond van een spijker, het andere op de wond van een lans.Ga naar eindnoot5. Ook de wijze waarop Elisabeth iedere nacht het volledige lijdensverhaal van Christus naspeelde, wekte indruk. De mystica ging zozeer in haar spel op dat ze zichzelf ernstig verwondde; niet alleen haar stigmata begonnen dan te bloeden, maar ook haar ogen die ze met haar wijsvingers bijna uitstak. Vol ontzag beschrijft de abt de vreselijke pijnen die Elisabeth hierbij onderging.Ga naar eindnoot6. Naast haar extreme lijdensdevotie was Elisabeth vooral vermaard om haar visionaire gaven. De abt van Clairvaux gaf daarvan een sterk staaltje: Elisabeth bleek op de hoogte te zijn van het lijden van een zekere Maria uit Rijsel die zij enkel in visioenen had ontmoet.Ga naar eindnoot7. Willem van Rijckel, de abt van Sint-Truiden, riep dikwijls haar hulp in bij het identificeren van relieken van de Elfduizend Maagden, die hem vanuit Keulen in grote hoeveelheden werden toegezonden.Ga naar eindnoot8. En in de vita van Konrad van Herlesheim staat te lezen dat kort na diens dood, in 1270, een monnik uit Hessen bij Elisabeth kwam informeren of God haar iets had geopenbaard over de bestemming van Konrad. De monnik kon worden gerustgesteld: volgens Elisabeth was Konrad opgenomen onder de gelukzaligen.Ga naar eindnoot9. Maar wat had de vermaarde mystica nu precies gezegd over de vergiftiging | |
[pagina 45]
| |
2. De stigmatisatie van Elisabeth van Spalbeek op een schilderij uit 1652. Uit: Paul Vandenbroeck, Hooglied: de beeldwereld van religieuze vrouwen in de zuidelijke Nederlanden, vanaf de 13de eeuw (Brussel 1994), 35.
van de kroonprins? Had ze de koningin inderdaad beschuldigd van de moord op haar stiefzoon? Om een antwoord te krijgen op deze prangende vragen vertrok voor de derde keer een onderzoekscommissie richting Spalbeek. Ditmaal werd de leiding toevertrouwd aan Arnoud van Wezemaal, een hooggeplaatste tempelier die een uitstekende staat van dienst had als diplomaat van de koning. Als Brabander was hij bovendien in staat Elisabeth in haar eigen taal te ondervragen.Ga naar eindnoot10. De eerste resultaten van de nieuwe enquête bereikten het Franse hof rond de jaarwisseling 1277-1278 en zorgden voor een politieke aardverschuiving. Tegenover Arnoud van Wezemaal, de bisschop van Luik en vele anderen had Elisabeth van Spalbeek gezworen dat zij de koningin of haar gevolg nooit had beschuldigd. Volgens haar had Pierre de Benais bij zijn eerste bezoek wel geprobeerd haar dergelijke beschuldigingen in de mond te leggen. Grote ontsteltenis wekte ook de verklaring van Elisabeth dat voorafgaand aan het tweede bezoek van Pierre de Benais een monnik uit Vézelay, een zekere Jacques de Dinant, haar had willen omkopen. Elisabeth zou moeten getuigen dat koningin Maria haar stiefzoon had laten vergiftigen en dat de hofdame Felicitas van Perwijs en broe- | |
[pagina 46]
| |
der Hendrik, de aalmoezenier van hertog Jan van Brabant, medeplichtig waren. Dit getuigenis van Elisabeth wierp nieuw licht op de rol die Pierre de Benais, de bisschop van Bayeux, bij de eerste twee onderzoeksmissies had gespeeld. Dat hij geld had laten overhandigen aan Jacques de Dinant was in Parijs al bekend. Men wist ook dat Pierre de Benais deze monnik had vooruitgezonden toen hij samen met de abt van Saint-Denis voor de tweede keer naar Spalbeek trok. Maar wat precies de opdracht van Jacques de Dinant was geweest, dat wist men eerder niet. De conclusie was nu snel getrokken: Pierre de Benais voerde een lastercampagne tegen de koningin en hij had getracht Elisabeth voor zijn karretje te spannen! Terwijl de pauselijke legaat de bewijslast tegen de bisschop van Bayeux in een samenvattende verklaring samenbracht, vluchtte Pierre de Benais hals-over-kop naar Italië, waar hij aan het hof van de paus voorlopig veilig was. Terzelfdertijd werd de kamerheer Pierre de la Broce gearresteerd. Hem werd verweten de eigenlijke aanstichter te zijn van de lastercampagne tegen de koningin. Het was immers Pierre de la Broce die de koning had overgehaald Pierre de Benais met het onderzoek te belasten. En het was ook Pierre de la Broce die de koning voor het eerst had ingelicht over de verdenking jegens de koningin.Ga naar eindnoot11. | |
Het onderzoek gaat voortTerwijl in Parijs de eerste koppen begonnen te rollen, werkte de commissie-Van Wezemaal voort. Nadat Elisabeth had verklaard dat bisschop Pierre de Benais haar bepaalde uitspraken in de mond had willen leggen en dat men had geprobeerd haar om te kopen, achtte de commissie het nodig deze aantijgingen te verifiëren. Daartoe maakte men gebruik van een unieke mogelijkheid. Omdat Elisabeth uitsluitend Nederlands sprak, moest bij haar onderhoud met de Franstalige Pierre de Benais een tolk aanwezig zijn geweest. En inderdaad bleek een monnik uit de nabijgelegen abdij van Sint-Truiden als intermediair te zijn opgetreden tussen de bisschop en de mystica. Bij de ondervraging van broeder Jan van Sint-Truiden bleek dat de monnik Elisabeth tegensprak. Men besloot Elisabeth voor de vierde keer te ondervragen en haar in het bijzijn van de voltallige onderzoekscommissie te confronteren met broeder Jan: Terwijl wij het allemaal konden horen, stelde de voornoemde monnik een vraag aan Elisabeth. Hij zei: ‘Elisabeth, herinnert u zich niet dat toen ik u namens de bisschop van Bayeux vroeg of de overleden oudste zoon van de koning van Frankrijk was vergiftigd, en door wie, u mij antwoordde dat dat was gedaan door het gevolg van de koningin, de vrouw van de koning?’ Zoals wij allen konden horen antwoordde Elisabeth hierop aan de monnik dat ze nooit een dergelijke uitspraak over de koningin had gedaan.Ga naar eindnoot12. Zelfs bij de confrontatie met Elisabeth hield broeder Jan dus vast aan zijn verklaring, die overeenstemde met de woorden van Pierre de Benais. Vreemd genoeg heeft dit onderzoeksfeit tot op heden nauwelijks aandacht gekregen. Deels laat zich dat verklaren doordat latere onderzoekers deze en enkele andere passages uit het dossier verkeerd interpreteerden,Ga naar eindnoot13. deels ook doordat de oorkonde met het verslag van de confrontatie tussen Elisabeth en broeder | |
[pagina 47]
| |
Jan al in de dertiende eeuw in de doofpot werd gestopt (zie hieronder). Ondertussen biedt de verklaring van Jan van Sint-Truiden een sterke aanwijzing dat Elisabeth het gevolg van de koningin wel degelijk had beschuldigd. Wat haar motivatie daarbij kan zijn geweest wordt pas duidelijk wanneer we nog eens terugkeren naar het begin van de hele affaire. | |
HomosexualiteitVanaf het moment dat hij zijn vader was opgevolgd, in 1270, had koning Filips tal van beslissingen laten afhangen van het oordeel van zijn kamerheer Pierre de la Broce. Deze hofambtenaar behoorde tot de lagere adel, maar als gunsteling van de koning groeide hij uit tot één van de rijkste en machtigste heren van Frankrijk. Vanzelfsprekend wekte dat ergernis. De weerstand tegen Pierre de la Broce nam nog toe na het tweede huwelijk van de koning in 1274. De familieleden van koningin Maria - vooral haar broer hertog Jan van Brabant, haar oom hertog Robrecht van Bourgondië en haar neef graaf Robrecht van Artesië - hoopten invloed te krijgen op het koninklijk beleid, maar de kamerheer stond hen daarbij in de weg. Toch durfden ook zij de kamerheer niet openlijk aan te vallen. Iedereen was immers afhankelijk van zijn welwillendheid. Welk gevaar Pierre de la Broce liep als bevoorrecht gunsteling, wordt duidelijk uit een vergelijkbare situatie die zich een halve eeuw later voordeed aan het Engelse hof. Ook daar had de koning, Edward II, de oude adellijke geslachten van zich vervreemd en zijn beleid grotendeels laten bepalen door één enkele vertrouweling, Hugh Despenser. Uiteindelijk werd deze gunsteling van de koning ten val gebracht door de in opstand gekomen adel:Hij werd vastgebonden op een hoge ladder, zodat iedereen hem kon zien. Een groot vuur was aangestoken op het plein. Zodra hij was vastgebonden, werden allereerst zijn lul en zijn ballen afgesneden. Men zei immers dat hij een ketter en een homofiel was, die het zelfs met de koning deed. [...] Toen zijn lul en ballen waren afgesneden, 3. Koningin Maria zoals zij was afgebeeld op een raam dat ze vermoedelijk zelf had geschonken aan de dominicanen van Leuven. Uit: Micheline Comblen-Sonkes & Christiane Van den Bergen-Pantens, ‘Memoriën’ van Anthonio de Succa, catalogus (Brussel 1977), dl. 2, f. 68r.
| |
[pagina 48]
| |
werden ze in het vuur gegooid en verbrand. Daarna spleet men zijn buik open: zijn hart werd weggenomen en in het vuur geworpen om te branden.Ga naar eindnoot14. Toen de kanunnik uit Laon aan het Franse hof kwam verkondigen dat koning Filips was besmet met een tegennatuurlijke zonde (pechié contre nature), liep ook Pierre de la Broce het risico zo'n akelige straf te moeten ondergaan. Iedereen zal op dat moment immers hebben gedacht aan de ongewoon nauwe relatie tussen de koning en zijn kamerheer. De positie van Pierre de la Broce kwam openlijk ter discussie te staan. Zijn situatie werd helemaal hachelijk toen de goddelijke straf die de kanunnik had aangekondigd ook daadwerkelijk werd voltrokken: de oudste zoon van de koning overleed. Hadden de koning en zijn kamerheer het inderdaad met elkaar gedaan? Vanuit modern standpunt is het niet zo vanzelfsprekend de dood van kroonprins Lodewijk te interpreteren als een straf die door God werd voltrokken als vergelding voor vermeende homosexuele betrekkingen tussen de koning en zijn kamerheer. Hoewel dat nooit werd overwogen, is het aannemelijker dat de dood van Lodewijk een onderdeel vormde van een complot tegen Pierre de la Broce.Ga naar eindnoot15. De gebeurtenissen in Engeland laten zien dat verdenking van homosexualiteit kon volstaan om een gunsteling van de troon te stoten. Ook in Frankrijk werd beschuldiging van homosexualiteit dikwijls gebruikt als politiek wapen, onder meer in het monsterproces tegen de tempeliers.Ga naar eindnoot16. Het is zeer wel denkbaar dat tegenstanders van Pierre de la Broce hebben getracht de kamerheer in diskrediet te brengen door Elisabeth van Spalbeek en de melaatse Aleide te laten getuigen over de tegennatuurlijke zonden van de koning. Elisabeth was daarvoor ook de juiste persoon: haar faam als zieneres was immers wijd verspreid. Toen de voorspelling niet meteen het gewenste effect sorteerde - Pierre de la Broce behield zijn machtige positie - moest men wel overgaan tot de volgende stap, de uitvoering van de goddelijke straf. Door de kroonprins te vergiftigen werd het ‘bewijs’ geleverd dat de koning een homosexuele relatie onderhield met zijn kamerheer. Dat dit inderdaad de meest aannemelijke verklaring is voor de dood van de kroonprins, mag blijken uit de volgende reconstructie. | |
ReconstructieNadat Lodewijk was overleden hoopte Pierre de la Broce zo snel mogelijk de loodzware verdenking van homosexualiteit te ontzenuwen. Toen de koning hem vertelde dat Elisabeth van Spalbeek en de melaatse Aleide zouden worden ondervraagd over de voorspelling van de kanunnik, zorgde hij ervoor dat zijn familielid Pierre de Benais met het onderzoek werd belast. Pierre de Benais had zijn benoeming tot bisschop van Bayeux te danken aan Pierre de la Broce en stond dus bij hem in het krijt. Vermoedelijk kreeg hij als opdracht mee dat de twee vrouwen absoluut moesten ontkennen dat ze die voorspelling hadden gedaan: op die manier zouden de woorden van de kanunnik in diskrediet worden gebracht. En inderdaad keerde Pierre de Benais, zoals hierboven al werd gezegd, naar Parijs terug met oorkondes waarin de vrouwen iedere betrokkenheid bij de voorspelling ontkenden. Pierre de Benais kreeg bij zijn eerste bezoek aan Elisabeth van Spalbeek meer | |
[pagina 49]
| |
te horen. Toen hij, namens de koning, aan Elisabeth vroeg of de kroonprins wellicht was vergiftigd, antwoordde zij bevestigend. De koningin en haar gevolg zouden de moord hebben beraamd. Uiteraard meldde Pierre de Benais dit aan de pauselijke legaat, maar die zag geen aanleiding om tot handelen over te gaan. Vervolgens bracht hij verslag uit bij Pierre de la Broce, die wel interesse toonde. De verklaring van Elisabeth wierp immers licht op het complot dat kennelijk was gesmeed. Elisabeth noemde concreet de naam van Felicitas van Perwijs, de Brabantse hofdame van de koningin. Kennelijk had Felicitas Elisabeth ertoe had aangezet de dodelijke voorspelling te doen.Ga naar eindnoot17. En zo ontstond een sterke aanwijzing dat de vergifting van kroonprins Lodewijk was uitgevoerd als onderdeel van een complot dat in de omgeving van koningin Maria was opgezet tegen de kamerheer van de koning. Pierre de la Broce stuurde nu aan op een snelle ontmaskering van het complot. De confrontatie tussen Elisabeth en de kanunnik uit Laon bood daartoe een ideale gelegenheid. Om de ontmaskering van het complot te bewerkstelligen, was de medewerking van Elisabeth van Spalbeek noodzakelijk. Als zij openlijk zou bekennen dat zij was aangezet tot het doen van de voorspelling en daarbij ook namen zou noemen, dan zou de zaak snel zijn opgelost. Pierre de Benais en Pierre de la Broce gaven daarom aan Jacques de Dinant, een monnik uit Vézelay die een beetje Nederlands sprak, de opdracht om vooruit te reizen en Elisabeth op het hart te drukken dat zij tijdens de confrontatie met de kanunnik vrijuit kon spreken. Elisabeth zou later weliswaar verklaren dat Jacques de Dinant haar wilde omkopen om valse beschuldigingen te uiten, maar zo is het zeker niet gegaan. Dat blijkt namelijk uit de verklaring die de burgemeester van Hoeselt aflegde voor de commissie-Van Wezemaal. De burgemeester was aanwezig bij de ontmoeting tussen Elisabeth en Jacques de Dinant en geeft daarvan een nauwkeurig verslag: Heer Jacques zei in het Nederlands tegen Elisabeth dat als zij de vorige keer was aangezet bepaalde uitspraken te doen, dat zij dat dan maar eerlijk moest zeggen. Hij zei dat ze nergens bang voor hoefde te zijn.Ga naar eindnoot18. Dit duidt erop dat Jacques de Dinant Elisabeth slechts moest overhalen om tijdens de confrontatie met de kanunnik toe te geven dat ze destijds was gedwongen de koning te beschuldigen van homosexualiteit en de bewuste voorspelling te doen. Het bezoek van Jacques de Dinant had echter niet het gewenste effect. Toen Elisabeth, na tussenkomst van de burgemeester van Hoeselt, eindelijk had begrepen wat Jacques de Dinant met zijn gebrekkige Nederlands wilde zeggen, begon zij te lachen en zei: ‘Wat bedoelt hij? Ik ontken nooit hetgeen ik heb gezegd’. De reden voor deze koerswijziging is niet te achterhalen: was Elisabeth bang om als valse profetes te worden ontmaskerd of was er - vanuit Brabant? - druk op haar uitgeoefend de beschuldigingen aan het adres van de koningin in te slikken? Bij de confrontatie met de kanunnik uit Laon was het haar woord tegen het zijne: de kanunnik verdween in het gevang. Voor Pierre de la Broce betekende het zwijgen van Elisabeth een ferme streep door de rekening. Hij had gehoopt dat het complot dat tegen hem was gesmeed gemakkelijk ontmaskerd kon worden, maar dat gebeurde niet. Ondertussen had hij wel de koning op de hoogte gesteld van de verdenking jegens de koningin en dat leidde tot het onderzoek door Arnoud van Wezemaal en de zijnen, | |
[pagina 50]
| |
4. Hertog Jan van Brabant en zijn broer Godfried kijken toe bij de executie van Pierre de la Broce (Brussel KB Albert I, IV 684, f. 87r).
die Elisabeth nog eens aan de tand gingen voelen. Men vroeg haar te reageren op de verklaring van Pierre de Benais dat zij de koningin had beschuldigd. De mystica werd in het nauw gebracht, maar ze wist zich uit de nood te redden door telkens licht af te wijken van de verklaringen van de bisschop van Bayeux: zij had de koningin niet beschuldigd, maar de bisschop had haar gezegd dat ‘men’ zei dat ze het gevolg van de koningin had beschuldigd; zelf had ze ook geen namen genoemd, maar de bisschop had haar wel enkele namen gesuggereerd, onder andere van Felicitas van Perwijs. En vervolgens kwam ze met het omkopingsverhaal betreffende Jacques de Dinant. Met name dat laatste bracht Pierre de la Broce en Pierre de Benais ernstig in verlegenheid. De monnik had inderdaad een geheime opdracht vervuld, ook al was dat een andere dan Elisabeth voorwendde. En dus werd Pierre de la Broce begin januari 1278 gearresteerd en sloeg Pierre de Benais op de vlucht. In de omgeving van de koningin haalde men opgelucht adem. Felicitas van Perwijs, de beschuldigde hofdame van koningin Maria, liet op 8 februari 1278 in een brief weten dat zij, net als de koningin, in goede gezondheid verkeerde en dat alles naar wens verliep.Ga naar eindnoot19. | |
[pagina 51]
| |
De doofpotPas in de loop van februari 1278 kunnen de laatste onderzoeksresultaten van de commissie- Van Wezemaal het Franse hof hebben bereikt. Het gaat om een oorkonde, bezegeld op 31 januari 1278, met daarin de belangrijke verklaringen van broeder Jan van Sint-Truiden en de burgemeester van Hoeselt. Beide verklaringen - waaruit hierboven werd geciteerd - gingen nadrukkelijk in tegen de uitspraken van Elisabeth van Spalbeek en brachten dus een nieuwe wending in het onderzoek. Op grond van deze verklaringen had men het onderzoek naar de dood van kroonprins Lodewijk eigenlijk moeten heropenen. In februari 1278 zat echter niemand daarop te wachten. De bisschop van Bayeux leek door zijn vlucht al impliciet schuld te bekennen. En iedereen was blij dat Pierre de la Broce was verdrongen uit zijn invloedrijke positie bij de Franse koning. De oorkonde die zo ondermijnend was voor het gezag van Elisabeth van Spalbeek verdween in de doofpot.Ga naar eindnoot20. Voor Pierre de la Broce had deze gang van zaken noodlottige gevolgen. Zijn tegenstanders namen genadeloos wraak. Hoe de aanklacht tegen hem luidde is nooit duidelijk geworden. Misschien ging het niet alleen om laster, maar ook om verraad en homosexualiteit. Van een eerlijk proces was echter geen sprake. Op 30 juni 1278 werd Pierre de la Broce opgehangen aan de galg van Montfaucon, hoewel het schijnt dat de koning zich daar tot het laatste moment tegen verzette. De executie werd uitgevoerd onder toezicht van de belangrijkste tegenstanders van de kamerheer, onder hen ook hertog Jan van Brabant.Ga naar eindnoot21. Pierre de Benais kwam er genadiger van af. Nadat hij naar het pauselijk hof was gevlucht drong men er vanuit het Franse hof op aan dat de bisschop door de paus zou worden bestraft, maar men durfde geen openbaar proces tegen hem te beginnen. Een veroordeling bleef daardoor uit. In 1286 mocht Pierre de Benais van de nieuwe koning, Filips IV de Schone, zijn bisschopszetel zelfs weer innemen.Ga naar eindnoot22. Maria van Brabant en haar omgeving waren zogenaamd ontheven van iedere verdenking. Toch bleek niet iedereen overtuigd van de onschuld van de koningin. Ruim dertig jaar na dato schreef Dante over de affaire in zijn Commedia. De Italiaanse dichter plaatste Pierre de la Broce op de louteringsberg. Maria van Brabant - op dat moment nog altijd in leven - had volgens de dichter een zwaardere straf van God te vrezen: Ik zag daar [...] de ziel van Pierre de la Brosse, die door haat en afgunst van zijn lichaam gescheiden was, zoals hij zei, en niet door een of andere misdaad die hij zou hebben begaan: laat daarom Brabants vrouwe, zo lang zij nog op aarde leeft, goed voor hem zorgen, zodat zij later niet tot de schare der verdoemden gaat behoren!Ga naar eindnoot23. | |
ConclusieDoor haar faam als zieneres raakte Elisabeth van Spalbeek in 1276 betrokken bij de intriges aan het Franse hof. Als onderdeel van een complot dat in de omgeving van koningin Maria van Brabant was gesmeed, werd de mystica overgehaald of gedwongen te voorspellen dat God een van 's konings kinderen zou wegnemen als straf voor tegennatuurlijke zonden. Men hoopte daarmee een invloedrijke kamerheer in diskrediet te brengen. | |
[pagina 52]
| |
Toen Elisabeth door de bisschop van Bayeux werd geconfronteerd met het feit dat haar voorspelling was uitgekomen, zal ze zich hebben gerealiseerd dat men haar kon beschuldigen van medeplichtigheid aan moord. Om daaraan te ontkomen beschuldigde ze, naar het zich laat aanzien terecht, koningin Maria en haar hofhouding. Later trok ze haar uitspraken weer in: ze ontkende nu iedere betrokkenheid. Aan het Franse hof leidde deze onverwachte wending tot de vlucht van de bisschop van Bayeux en de executie van Pierre de la Broce, de gehate gunsteling van de koning. Na 1278 wordt het stil rond Elisabeth. Volgens de traditie zou zij zijn ingetreden in het cisterciënzer klooster van Herkenrode waar zij in 1304 zou zijn overleden.Ga naar eindnoot24. Aan het begin van de vijftiende eeuw maakte Elisabeth een verrassende come-back. Op basis van het reisverslag van de abt van Clairvaux, maar zonder kennis van de gebeurtenissen aan het Franse hof, werd de verering van de gestigmatiseerde maagd nieuw leven ingeblazen. De kapel waarin zij zou hebben geleefd werd vergroot en van muurschilderingen voorzien.Ga naar eindnoot25. In de zeventiende eeuw ging ze zelfs behoren tot de canon van heilige vrouwen van de cisterciënzer orde, al werd Elisabeth van Spalbeek officieel nooit heilig verklaard. Vermoedelijk zal dat ook niet meer gebeuren. |
|